Het risico op klimaatopwarming vormt een bedreiging voor het fragiele evenwicht van ons ecosysteem en moet dus op mondiaal niveau aangepakt worden. Hiertoe dient de uitstoot van broeikasgassen (vooral CO2), die deels gerelateerd is aan het energieverbruik van onze gebouwen, verminderd te worden. Diverse studies gaan er dan ook van uit dat de meeste gebouwen tegen 2050 energieneutraal of zelfs energiepositief zullen zijn door het terugdringen van hun energiebehoeften en het veelvuldige gebruik van hernieuwbare energie. In dit WTCB-artikel worden er een aantal scenario's voorgesteld waarbij de warmtebehoeften tegen 2050 volledig gedekt zouden kunnen worden door hernieuwbare energie. Het WTCB bekijkt hiervoor eerst de energieproductie en de distributienetten en nadien worden de gebouwen en de installaties zelf onder de loep genomen.
All-electric op individuele basis?
Als we vandaag over energieneutrale woningen spreken, dan gaat dit vaak over nieuwbouwwoningen waarbij er gezocht wordt naar een balans tussen hernieuwbare-elektriciteitsproductie en elektrisch verbruik. Dit concept past goed binnen het huidige juridische en financiële kader en houdt nog maar weinig uitdagingen in op technisch vlak. Door de combinatie van een goede isolatie, luchtdicht bouwen en een kwalitatieve ventilatie kunnen het vermogen en het energieverbruik van een warmteopwekker immers verkleind worden. Een warmtepomp met een elektrisch vermogen van 2 kW (thermisch vermogen van circa 8 kW) kan bv. volstaan om een individuele woning te verwarmen en van sanitair warm water te voorzien. De zonnepanelen op het dak kunnen meestal zodanig gedimensioneerd worden dat ze in staat zijn om zowel het elektriciteitsverbruik voor de verwarming als voor de huishoudtoestellen te dekken.
Bij een correct ontwerp van dit type woningen meten de elektriciteitstellers, die terugdraaien bij een elektriciteitsproductieoverschot, inderdaad een nulverbruik op jaarbasis op. Zolang het piekvermogen onder 10 kW blijft, worden de huidige randvoorwaarden voor de aansluiting op het elektriciteitsnet vervuld en kan dit net als buffer gebruikt worden. Wanneer deze oplossing echter massaal op wijk- of nationaal niveau geïmplementeerd zou worden, dan zou de all-electric-configuratie wellicht talloze problemen met zich meebrengen, zoals:
• een overbelasting van het elektriciteitsnet op zonnige lente- en zomerdagen door een piekende productie van de zonnepanelen en een laag elektriciteitsverbruik voor verwarming. Tijdens koude winterochtenden daarentegen zouden bijna alle elektrische warmteopwekkers in de wijk gelijktijdig draaien en een grote piekvraag veroorzaken (bovenop het normale verbruik)
• een onevenwicht op korte termijn tussen de productie en het verbruik van hernieuwbare energie op nationaal niveau (bv. tijdens de verbruikspieken ’s morgens, ’s avonds als de zon al onder is, of bij een niet te verwaarlozen afnamebehoefte tijdens windluwe nachten)
• een onbalans op seizoensbasis. In energiezuinige woningen komt de verwarmingsbehoefte bijna volledig in de winterperiode te liggen, terwijl er op dat ogenblik net weinig zonneenergie te oogsten valt. Ook de andere elektrische verbruikers blijven ’s winters werken. In de lente en zomer is er dan weer een groot overschot aan geproduceerde zonne-energie.