In memoriam Bernardo Secchi - Thuiskomen (Filip Canfyn)

Zoals hij het zelf wou zullen de assen van Bernardo Secchi verstrooid worden op Begraafplaats Hoog Kortrijk. Huiscolumnist Filip Canfyn blikt terug op de sterke band tussen Secchi en Kortrijk en – heel boeiend – op zijn rivaliteit met Souto de Moura. Daar speelden ook Filip Canfyn zelf en zijn broer een rol in.

Een ‘in memoriam’ mag al eens in het verleden delven …

In 2000 schonk Bernardo Secchi aan Kortrijk en aan de wereld van de doden en de levenden een iconische begraafplaats. Zowat tien jaar geleden schreef ik daar een mijmerende column over, die vandaag nog altijd galmt als een huldebetoon aan deze eerbiedwaardige architect.

De titel was toen “Peace at last”.

 

Begin de jaren negentig trokken twee fenomenen de aandacht in Vlaanderen. Een groot aantal wedstrijden voor stedenbouwkundigen en architecten, waarbij druk geprospecteerd werd in het buitenland, werd uitgeschreven in de hoop ambitieuze en kwaliteitsvolle antwoorden te krijgen op complexe ontwerpproblemen en het verloop van deze intellectuele competities kreeg in de pers meer dan genoeg weerklank. We denken aan Stad aan de Stroom in Antwerpen, aan het Sea Trade Center in Zeebrugge, aan Hoog Kortrijk in (inderdaad) Kortrijk, aan het Casino in Oostende,  … Nog los van het feit dat Rem Koolhaas en bOb Van Reeth toen furore maakten als eeuwige deelnemers was vooral de succesvolle intrede van de mediterrane ontwerper opmerkelijk. Dat deze putsch in architectenland gepaard ging met een boom in het verbruik van pasta en tapas (tweemaal dezelfde letters!) in horecaland zal wel toeval zijn.

In elk geval konden de conceptuele gastarbeiders van de Middellandse Zee in Vlaanderen aan de slag. Aan het station van Leuven zijn ze nog altijd goed bezig en de wedstrijd in Kortrijk legde Bernardo Secchi en zijn eeuwige kompane Paola Vigano ook geen windeieren. Nu is hij wel de grijze wijze mentor van het Ruimtelijk Structuurplan-proces in wereldstad Antwerpen, maar ooit begon hij zijn Vlaamse carrière in het Dallas aan de Leie.

Hij kreeg er twee opdrachten tot nu toe. De eerste was een makkie: de heraanleg van de Grote Markt. De honderden auto’s verbannen en de horizontale delen in een nieuw kleedje steken, meer was er niet nodig om van een parkeerhectare een echt stedelijk plein te maken.

De vraag voor een ontwerp voor een nieuw stedelijk kerkhof was een ander paar mouwen. De plek was nochtans hemels: aan de rand van de stad, op een glooiende helling, die bij wijze van spreken doodloopt op het platte niemandsland (of niemands platteland). De ingreep van Secchi is wel een meesterwerk geworden. Hij laat elf horizontale vlakken neerdalen naar de horizon toe. Met paden en keermuren scheidt hij scherp de grenzen van de laatste rustplaatsen af, voor ze verdwijnen in het ongewisse van het landschap. Op de groene grastapijten (kamerbreed, want in Kortrijk gemaakt) staan simpele kubussen één voor één zichzelf te zijn als monumenten voor de onvermijdelijke levenswijsheid ‘tot as zult ge wederkeren’. Het is een vitaal kerkhof, waar het goed toeven is voor wandelaars, die de grote vragen over leven en dood niet uit de weg willen gaan.

En zij, die er noodgedwongen rusten, hebben hùn leven en dood lang een fantastisch uitzicht op de oneindigheid van het landschap, op het hiernamaals, op de eeuwige jachtvelden, op de ongerepte zuiverheid, op de alfa en de omega, die ingefreesd zijn in de akkers om morgen weer nieuwe kiemen te doen groeien.

Zonder morbide te willen zijn stel ik intriest vast dat hier veel mensen pas nà hun dood een goed huis (voor altijd) krijgen van een  architect.

 

 

Deze column kreeg een onverwacht vervolg.

Mijn broer, toen vennoot bij Groep Planning (nu Sum), wou deelnemen aan de ontwerpwedstrijd voor het crematorium, dat de begraafplaats moest aanvullen, en begreep, na het lezen van de column, dat die magische plek niets minder dan een fantastische uitbreiding moest krijgen. Hier moest wereldklasse op tafel komen. Hij vloog naar Portugal en Porto om nederig maar overtuigend te vragen aan Eduardo Souto de Moura of die wou samenwerken.

Bernardo Secchi nam ook deel aan de ontwerpwedstrijd. Een beetje misnoegd want hij vond dat hij de enige architect was, die aan zijn eigen begraafplaats een tweede deel mocht breien. Maar ja, een andere bouwheer en die overheidsopdrachtenwetgeving … Vreemd genoeg plaatste hij zijn ontwerp van een bovengronds gebouw achteraan op het terrein en onderbrak op die manier met zijn volume de oneindigheid van de zichtlijn, die de begraafplaats zo wonderlijk maakte.

Eduardo Souto de Moura vond dat hij alleen maar bescheidenheid mocht hanteren naast zo’n piëteitsvolle landschappelijke architectuur, ging daarom letterlijk ondergronds en bleef aan de straatkant om de rustgevende helling niet te verstoren. Hij won de wedstrijd en het gebouwde resultaat is vandaag even sterk als de begraafplaats zelf.

Tussen Secchi en Kortrijk is het nooit meer helemaal goed gekomen en de Milanese architect leek de confrater uit Porto alles kwalijk te nemen.  Die latente spanning heeft geleid tot een diepe betreurenswaardige stilte tussen twee grote meneren, Bernardo en Eduardo. De laatste won wat later de Pritzker en het litteken moest nu helemaal verjaren.

 

In dezelfde periode werkte ik voor de Antwerpse ontwikkelaar Vooruitzicht met ingehouden adem aan de nieuwe woonwijk Regatta op Linkeroever. Veertig hectaren aan het Galgenweel voor 1500 woningen en een park van 100.000 m² kregen twee paar ervaren handen mee: bOb Van Reeth tekende voor het stedelijke masterplan en Bernardo Secchi ontwierp de overvloedige buitenaanleg. Mijn samenwerking met Secchi liep in het begin wat stroef: ik was immers de broer van de aanleiding van (en vergeef mij het beeld) de nagel aan zijn doodkist, dat verdomde crematorium in Kortrijk. Fluwelen handschoenen hebben langzamerhand de sfeer opgekrikt en het ontwerpproces nog boeiender gemaakt.

Ik leerde toen ook Paola Vigano (met een klemtoon op de laatste o) kennen. Waar Bernardo altijd zacht en rustig zei waar het voor hem op aankwam, herhaalde zij altijd stenografisch en staccato zijn boodschap. Hij was het potlood, zij de scherpe punt. Zij deed me wat denken aan Jo(sephine) Hopper, de echtgenote van de Amerikaanse schilder Edward Hopper, die ook bezwerend optrad als muze en meesteres van een eerder kalme en teruggetrokken creatieve man. Dat Paola, in tegenstelling tot Jo, ook minnares was had ik alleen maar van horen zeggen maar je kon zoiets moois eigenlijk alleen maar wensen. Het continue duo deed alleszins veel bloed stromen door de aderen van Regatta en de vele vaders ervan.

 

Bernardo is niet meer. Een man, voor wie ik eeuwig oneindig veel respect ga hebben, is niet meer. En laat nu die eeuwigheid en die oneindigheid de troef, het parfum, de meerwaarde van die magistrale begraafplaats in Kortrijk zijn. En laat nu de laatste wens van Bernardo Secchi zijn daar verstrooid te worden. Dit moet voor hem thuiskomen zijn. Dit is postume poëzie op de kruising van leven en dood. Dit wordt de ultieme balsem voor zijn architectenhart.

 

Arrividerci, Bernardo.

Deel dit artikel:
Onze partners