Filip Canfyn, huiscolumnist van Architectura.be, heeft Hendrik Vermoortel persoonlijk gekend. Op vraag van Architectura.be blikt hij terug op het leven van Hendrik Vermoortel, als architect én als mens. “Het is echt schrikken als je op een zondagmorgen hoort dat Hendrik Vermoortel overleden is. Er schieten tientallen gedachten door je nog lome hoofd en je wil een lijn trekken, een patroon zoeken, een indruk vastleggen. Bij Hendrik lukt dat niet: hij was zo ongrijpbaar als hij flamboyant was.”
Hendrik werd in juli pas 65. Hij kwam uit een zeldzaam sterke generatie architecten, met notoire telgen als Paul Robbrecht, Marie-José Van Hee, Christian Kieckens en stuurman-aan-de-wal Marc Dubois maar hij werd nooit vernoemd in hun rijtje, hij werd nooit opgevoerd in de betere bloemlezingen over het vak. Dat stak hem - er schuilde ook een beetje coryfee in hem - en zijn ontkende jaloersheid verzoette hij door af en toe samen te werken met wat in zijn wereld een grote naam werd genoemd.
Ik leerde hem kennen toen ik als jonge zoekende architect bewonderend keek naar zijn goed uitgekiend kantoor, dat het ontwerpen en uitvoeren van zuivere en juiste gebouwen schijnbaar moeiteloos combineerde met managen, investeren, groeien, geld verdienen. Hendrik was met Buro II, dat hij in 1978 stichtte, koning in Roeselare, in zijn Roeselare, dat hem begin dit jaar nog eerde met een Lifetime Achievement Award. Hendrik was een architect-middenstander, die zonder klagen voor zijn klanten zorgde, voor kwaliteit én prijs ging maar af en toe eens stoom moest afblazen. De plaatselijke horeca mocht zijn handjes kussen.
Tot Roeselare hem te klein werd. Dat langzaam maar gestaag vooruitgaan moest krachtvoer krijgen, Brussel en omstreken moesten veroverd worden en opdrachtgevers moesten een architect leren kennen die sneller praatte dan dacht. Hendrik werd architect-lobbyist, soms zonder pardon voor zijn kleinere collega’s, soms met een machtsvertoon, dat de slechte manieren van andere grote bureaus overnam. Ik ontmoette Hendrik toen in mijn positie van bouwheer en van directeur stadsontwikkeling, en niet elk contact kon nog prettig of constructief genoemd worden.
In 2009 sloot hij een entente met Arch+I en met Philemon Wachtelaer, die het Brusselse wespennest als geen ander kende en karakteriële kalmte toevoegde aan de natuurlijke energie van Hendrik. Die zei op zijn zestigste een stap terug te zetten maar bleef nog nadrukkelijk aanwezig wanneer Buro II gehoor moest krijgen en wanneer er enige glazen konden gedronken worden. Echt rustig werd hij niet, daarvoor brandde de lava nog te fel diep in hem.
Hendrik laat referenties achter maar geen oeuvre, geen iconische ontwerpen, geen signatuurgebouwen. Ik weet wel dat hij heel veel klanten tevreden gemaakt heeft en dat hij een bureau achterlaat met ruim honderd straffe medewerkers en een gedegen beroepsernst. Hij moet ook herinnerd worden voor drie perfecte architectuurprestaties: de Vlerick Management School in Gent, de kantoren van betonaannemer Furnibo in Veurne en het Convention Center in het Chinese Guangzhou. Het verhaal van dat project is typisch Hendrik: een internationale wedstrijd winnen, op een paar jaar aan de andere kant van de wereld 210.000 m² ontwerpen en bouwen voor 180 miljoen euro en meer pijnlijk stilzwijgen dan eeuwige roem oogsten.
Vaarwel, Hendrik.
Dank voor die ontelbare boeiende en bubbelende uren. Dank voor de beste tête de veau aller tijden. Dank voor het languit bij jou thuis in de zetel te mogen liggen om naar de reusachtige Panamarenko op je plafond te kijken.
Dank je voor zo veel, Hendrik, en doe het nu écht wat rustiger aan.