De Smart Readiness Indicator (SRI) is een tool die toont hoe geschikt een gebouw is om slimme diensten aan te bieden. Concreet geeft de indicator aan in welke mate een gebouw ‘smart’ is in termen van het kunnen aanpassen aan allerlei noden op vlak van gezondheid en comfort, beschikbare energie efficiënt gebruiken en de werking van installaties aanpassen aan signalen van het openbaar net. Wie mee wil zijn met de recentste datatrends in het energieoptimaal Europa van morgen, doet er goed aan de SRI tool in het oog te houden.
SRI: de nieuwe standaardindicator op vlak van energie en comfortbeheer?
Welk belang heeft de SRI tool voor de bouwsector? Ingenium, een ingenieursbureau dat zich onder meer toelegt op bouw- en installatietechnische audits, is al jarenlang betrokken bij de ontwikkeling van de SRI tool. Het bedrijf ziet de indicator als een interessant beginpunt voor innovatie bij nieuwbouw of renovatie. Ook bij verhuurbare gebouwen zou de SRI zijn dienst kunnen bewijzen: bij het verhuur van kantoren bijvoorbeeld spelen duurzaamheids-, comfort of datakwaliteitslabel een steeds grotere rol.
Ontwikkelaars beconcurreren elkaar door enigszins gelijkaardige tools op de markt te brengen. Gezien de Europese Commissie de ontwikkeling en de uitrol in andere landen van SRI stimuleert, gelooft Ingenium dat de SRI het potentieel heeft om op Europees niveau door te breken als tool op vlak van energie en comfortbeheer.
Overheid maakt indicator in de toekomst misschien verplicht
Bovendien ligt er momenteel een voorstel tot herziening van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen op tafel. Daarbij zal zo’n smart readiness indicator mogelijk verplicht worden voor gebouwen die installaties hebben met een groter vermogen dan 290 kW. Europees beleid bepaalde al dat nationale overheden tools moeten uittesten die de ‘smartness’ van een gebouw aangeven. Op basis van de resultaten van die testfase zal de overheid vervolgens beslissen of ze de SRI verplicht zal koppelen aan de EPC-audit.
Voorlopig is de invoering evenwel nog vrijwillig. In België zitten we op dit ogenblik nog aan de niet-officiële testfase. Daarbij wordt de indicator uitgetest op concrete gebouwen door een team onder leiding van Buildwise, het vroegere Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf. Het testteam bestaat uit tien leden met vertegenwoordigers uit studiebureaus, aannemers, ontwikkelaars van digitale energieplatformen en de overheid. Elk lid test de tool uit op een bestaand gebouw. Dat doen ze op basis van de plannen en regelbeschrijvingen van een gebouw, een plaatsbezoek, data van het gebouwbeheersysteem en de kennis van de gebouwbeheerder. Uiteindelijk zal Buildwise alle ervaringen evalueren en de resultaten publiceren en presenteren op seminarie.
Voortdurende ontwikkeling
Momenteel geeft de opmeting als resultaat een standaardlijst met enerzijds de verschillende diensten (verwarming, warm water, elektriciteitsopwekking,… ) die opgemeten worden en anderzijds de weegfactoren die voor elke dienst het opgemeten niveau tonen in vergelijking met het maximaal haalbare niveau. Van die lijst zal een deel dus een voor de hele EU gemeenschappelijk zijn, met daarnaast enkel vrij in te vullen graden per lidstaat.
Een vraag daarbij is in welke mate de tool doorheen de EU dezelfde zaken dient op te meten of vrijheid toelaat om veel lokale klemtonen te leggen. Zulke vragen met betrekking op hoe de tool in elkaar moet steken, worden behandeld in een werkgroep met de naam ‘Maintenance & potentional extension of the SRI calculation methodology WG2’. De SRI indicator werd namelijk ontwikkeld in de periode 2017-2020, maar ook sindsdien is een werkgroep nog voortdurend bezig met verdere verbetering. De groep bestaat uit leden van verschillende Europese landen, met voor België naast Ingenium ook nog VITO en Buildwise.