Houtconnect, de website rond houtbouw, strikte voor het derde dubbelinterview Arthur Van Cauwenberghe, partner van Abscis Architecten, en Michiel Ritzen, onderzoeker bij VITO. Beide heren waren als respectievelijk ontwerper en kennispartner al bij verschillende houtbouwprojecten betrokken en zien de toekomst van houtbouw rooskleurig in. Al is er voor hen wel een maar: “Houtbouwers hebben het vandaag nog altijd moeilijk om een opdrachtgever te overtuigen om voor hun bouwmethode te kiezen. De grootste uitdaging voor houtbouw schuilt daarom in het mobiliseren van het ecosysteem”, klinkt het unaniem.
Kunnen jullie zichzelf kort even voorstellen? Werkten jullie ooit al samen?
Arthur Van Cauwenberghe: “Ik ben Arthur Van Cauwenberghe, partner bij Abscis Architecten. Ik ben nu veertien jaar actief en heb in de eerste jaren van mijn carrière, toen ik nog niet bij Abscis actief was, in het buitenland gewerkt. Dat was toen vooral aan houtbouwprojecten. Ik ben ingenieur-architect van opleiding maar heb ook een postgraduaat bio-ecologisch bouwen gevolgd. Ik heb altijd een sterke interesse gehad in architectuur binnen een stedelijke context en met duurzame materialen.”
Michiel Ritzen: “Ik werk bij VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek. Dat doet, heel kort uitgelegd, onderzoek op het gebied van cleantech en duurzame ontwikkeling en brengt de ontwikkelde kennis, ook die van andere onderzoeksinstellingen, naar de markt. Ikzelf ben actief in een unit die zich richt op de water- en energietransitie waarbinnen ons team zich specifiek bezighoudt met circulariteit in de gebouwde omgeving. De energietransitie gaat voor ons verder dan de energie-efficiëntieverbetering van gebouwen – wat voor Belgische en veel andere Europese overheden helaas nog niet het geval is; wij onderzoeken ook onder andere hoe de energie die in het maken van materialen kruipt kan worden verminderd. Het onderzoek dat wij voeren resulteert vooral in advies en tools.”
Jullie ontwierpen of realiseerden al verschillende gebouwen in hout. Wat zijn enkele referentieprojecten op dat vlak?
Arthur Van Cauwenberghe: “Project Menslievendheid in de Brusselse Marollen, waarvoor we samenwerkten met Architenko en Studio Ensemble. Dat is een sociaalhuisvestingsproject van acht bouwlagen, waarvan zes in houtskelet. Nog in Brussel, in Anderlecht, zijn we op dit moment ook bezig met de realisatie van een veertigtal sociale woningen in houtskeletbouw. In Luxemburg starten we volgend jaar dan weer met de realisatie van vier woontorens van elk dertien bouwlagen in CLT-houtbouw. Daarnaast hebben we ook veel hybride projecten in portefeuille.”
Michiel Ritzen: “Wij ontwerpen of bouwen natuurlijk zelf geen houtbouwprojecten, maar dragen wel ons steentje bij aan die projecten, als kennisorganisatie. Bij de realisatie van ’t Centrum, het circulaire kantoorgebouw van Kamp C in Westerlo, waren wij bijvoorbeeld kennispartner. Wat we concréét doen in houtbouwprojecten, maar ook in andere duurzame bouwprojecten, is bijvoorbeeld het valideren van de gekozen bouwmethode. We bekijken dan of het echt de meest duurzame keuze is in de specifieke context. Daarnaast onderzoeken we ook waar het ontwerp nog kan worden geoptimaliseerd om het project niet alleen duurzamer, maar ook winstgevender te maken. Een andere relevant project waar wij op dit moment bij betrokken zijn is het Europese Drastic-project, waarin we met een Noorse partner, Omtre, onderzoeken hoe constructiehout dat gerecupereerd werd opnieuw kan worden gebruikt als dusdanig. Want vandaag is downcycling van constructiehout toch de standaard.”
Zweren jullie bij een bepaalde houtbouwmethode?
Arthur Van Cauwenberghe: “Wij trachten daar flexibel in te zijn en per project de juiste methode te kiezen. Voor klassieke projecten komen we vaak bij een hybride bouwmethode uit, met een betonnen skelet en een gebouwschil in houtskeletbouw. Als we volledig kunnen bouwen in houtskelet, dan heeft dat wel onze voorkeur, omdat houtskeletbouw gewoon het meest materiaalefficiënt is. We kiezen dan ook altijd voor prefabhoutskeletbouw, gezien de perfecte uitvoering. Dat doen we in combinatie met CLT waar het stabiliteitstechnisch nodig is of het hout zichtbaar blijft.”
Michiel Ritzen: “Ook deze vraag is voor ons minder relevant. Wel zijn we bij VITO ook van mening dat je de houtbouwmethode moet kiezen in functie van de context, nadat je je eerst afgevraagd hebt of je überhaupt wel moét bouwen (lacht). Wat ik in deze context wel nog graag wil zeggen: het is wetenschappelijk bewezen dat de bouwsector economisch gezien zowat de meest conservatieve is die er bestaat, omdat ze sinds de Tweede Wereldoorlog eigenlijk geen toegevoegde waarde gecreëerd heeft. Dat speelt niet bepaald in het voordeel van houtbouw. Nochtans is de milieu-impact van bouwen met hout veel lager dan die van bouwen met beton, baksteen of staal. We moeten wat mij betreft dus veel meer met hout bouwen. Het is wel belangrijk dat we de houtbouwsector niet te snel opschalen, zodat heel de waardeketen de tijd krijgt om te verduurzamen. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat we ineens hele bossen gaan kappen zonder zeker te weten dat we ze de nodige tijd kunnen gunnen om weer aan te groeien. Op dit moment kán al het hout dat gebruikt wordt in de bouwsector weer aangroeien. We moeten erover waken die balans niet overhelt naar de verkeerde richting.”
Michiel Ritzen van VITO: "Het is wetenschappelijk bewezen dat de bouwsector economisch gezien zowat de meest conservatieve is die er bestaat, omdat ze sinds de Tweede Wereldoorlog eigenlijk geen toegevoegde waarde gecreëerd heeft. Dat speelt niet bepaald in het voordeel van houtbouw."
Is de keuze voor houtbouw een ideologische of is ze altijd contextgebonden?
Arthur Van Cauwenberghe: “We proberen CO2-intensieve materialen zo veel als mogelijk te vermijden in onze ontwerpen en dan kom je gewoon heel vaak bij hout uit. Wanneer bouwen in hout mogelijk is en er is een draagvlak voor, dan zal dat dus altijd onze voorkeur genieten. Dat draagvlak is eigenlijk maar recent ontstaan. En het blijft klein, houtbouw blijft toch een niche. Opdrachtgevers overtuigen voor houtbouw te kiezen – indien de bouwmethode een optie is dus – is aan de orde van de dag. Doordat het niet de standaardbouwmethode is, moeten ze gemotiveerd worden om voor houtbouw te kiezen. Een van de grootste moeilijkheden daarbij is dat we weinig prijsgaranties kunnen geven, omdat ook ons referentiekader daarvoor te beperkt is. Vaak is de eerste vraag als we houtbouw voorstellen of het project daardoor duurder zal worden. Daar kunnen we geen sluitend antwoord op geven aangezien ons portfolio aan houtbouwprojecten nog te beperkt is.”
Michiel Ritzen: “Bouwen met hout zou vanuit ideologisch standpunt ook wat mij betreft altijd de voorkeur moeten krijgen als het mogelijk is. Wat je wel ziet: sommige aannemers zijn ervan overtuigd dat steen en beton altijd te verkiezen zijn boven hout, om diverse redenen. Ook in sommige landen heerst die overtuiging. Hout wordt dan bijvoorbeeld nog altijd gezien als een bouwmateriaal voor de armen of een materiaal dat niet brandveilig is. Voor hen is de ideologisch juiste keuze dan net bouwen met steen of beton.”
Wat zijn volgens jullie de grote voordelen van ontwerpen en bouwen met hout?
Arthur Van Cauwenberghe: “Het grootste voordeel is dat het gebouw veel minder milieu-impact heeft door een veel lagere embodied energy. We stellen elke dag vast dat veel gebouwen geen honderden jaren blijven staan en dus trachten we er zo weinig mogelijk energie-intensieve materialen in te steken. Een tweede voordeel is het feit dat je in hout snel kan bouwen. Het vollédige traject gaat niet per se sneller, want in een houtbouwproject zit veel meer voorbereiding, maar veel van die voorbereiding gebeurt in het atelier, waardoor de eigenlijke werffase veel korter wordt; in slechts enkele dagen staat er een winddichte ruwbouw. Dat betekent ook minder overlast voor de buren. Dat zagen we bijvoorbeeld in het project Menslievendheid. Dat ligt in een heel dense buurt, maar de bouw heeft toch heel weinig overlast veroorzaakt. Hout heeft, wanneer je het zichtbaar laat, ook een positief effect op het binnencomfort. Er bestaan wel betonfetisjisten die het heel belangrijk vinden om beton in een gebouw te kunnen ruiken en voelen, maar ik ben ervan overtuigd dat hout zeker een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de kilte van beton – wat conceptueel ook zeer mooi is, versta me niet verkeerd. Veel studies bewijzen dat positieve effect van hout op het binnencomfort en het welbevinden van de gebruikers van een gebouw.”
Michiel Ritzen: “Ik vind vooral het feit dat hout CO2 capteert, het een natuurlijk en licht materiaal is en het voor een aangenaam en gezond binnenklimaat zorgt de grote voordelen. In een vorig leven was ik architect en een van mijn laatste projecten betrof de renovatie van een oude boerderij. Daarvoor heb ik alleen maar met hout als constructiemateriaal en met andere biogebaseerde bouwmaterialen gewerkt en de aannemer stelde vast dat hij in dat project veel minder ziektemeldingen had. Zijn werknemers gaven ook te kennen dat ze veel liever werkten met de biogebaseerde materialen dan met de traditionele materialen waar ze veel vaker mee te maken kregen. Houtbouw heeft dus niet alleen voordelen voor het milieu en de gebruiker van het gebouw, maar ook voor de aannemer.”
Heeft houtbouw ook nadelen?
Arthur Van Cauwenberghe: “Het grote probleem waar houtbouw in onze contreien mee kampt, is dat de traditie ontbreekt. Die was er ooit wel, maar onder meer het sprookje van de drie biggetjes waarin de wolf een houten huisje wegblaast, heeft ervoor gezorgd dat het idee ontstaan is dat bouwen in hout absoluut niet duurzaam is. Een pertinent verkeerde gedachte. Op vandaag kan je zeer duurzaam bouwen met hout. Doordat de traditie verdwenen is, is ook de juiste technische kennis grotendeels verdwenen. We zijn de laatste jaren zelf helaas heel veel voorbeelden tegengekomen van houten gebouwen met waterinfiltratie of condensatieproblemen, problemen die de levensduur van het gebouw natuurlijk niet ten goede komen. Daarom dat we ook absoluut pleiten voor prefabhoutbouw, want dan kan je het risico op het optreden van die problemen heel goed onder controle houden. Een ander nadeel is dat de inertie van een houten gebouw over het algemeen minder goed is, maar ik ben ervan overtuigd dat je dat kunt compenseren in je ontwerp, met zaken als zonwering, een juiste positionering van de ramen of met een klein stukje massieven materialen. Zeker in België, in zuiderse landen is die compensatie misschien minder evident. Een laatste nadeel is dat je met hout slechts beperkte overspanningen kunt maken. Ik spreek dan niet over een fabriekshal maar over meerlagige gebouwen met redelijk wat gewicht op de vloeren. Je moet echt al in het prille begin van de ontwerpfase uitgaan van die beperkte overspanningen, anders maak je het project onnoemelijk materiaalintensief en duur.”
Het grote probleem waar houtbouw in onze contreien mee kampt, is dat de traditie ontbreekt. Die was er ooit wel, maar onder meer het sprookje van de drie biggetjes waarin de wolf een houten huisje wegblaast, heeft ervoor gezorgd dat het idee ontstaan is dat bouwen in hout absoluut niet duurzaam is. Een pertinent verkeerde gedachte.
Michiel Ritzen: “Ook de akoestiek is een aandachtspunt in houten gebouwen. Die vergt meer aandacht dan in een gebouw van steen of beton. En je kan hout ook niet overal toepassen, zo zitten we ondergronds toch vaak aan beton vast. En nog een nadeel: door de klimaatverandering krijgen we in onze contreien steeds meer te maken met exotische insecten en enkele daarvan, zoals termieten, kunnen hout aantasten.”
Zijn er bepaalde uitdagingen verbonden aan houtbouw?
Arthur Van Cauwenberghe: “Dat zijn de genoemde nadelen, die ik – behalve nu in dit interview – altijd als uitdagingen formuleer. Want ze zijn allemaal op te lossen, alleen moet je er op tijd bij stilstaan.”
Michiel Ritzen: “De grootste uitdaging voor houtbouw zit volgens mij in het mobiliseren van het ecosysteem. Een aannemer gespecialiseerd in houtbouw heeft het zoals Arthur ook al zei vandaag over het algemeen nog altijd moeilijk om een opdrachtgever te overtuigen voor zijn bouwmethode te kiezen. Bij beton of baksteen als bouwmateriaal stelt niemand zich vragen.”
Is de initiële investeringskost van bouwen met hout hoger dan die van bouwen met bakstenen, beton of staal?
Arthur Van Cauwenberghe: “Een paar jaar geleden was dat zeker het geval, maar ik denk dat dit vandaag niet per se langer zo is. Dat heeft enerzijds te maken met de energiecrisis door de oorlog in Oekraïne. Die heeft er immers voor gezorgd dat de prijs van energie-intensieve materialen als baksteen, beton en staal de hoogte in ging. Daarnaast zijn er vandaag ook meer fabrikanten en aannemers op de Belgische markt die actief zijn in houtbouw. Dat grotere aanbod heeft de prijs van houtbouwmaterialen dan weer gunstig beïnvloed. Als je er echt naar ontwerpt en dus een ontwerp aflevert dat goed uit te voeren valt in hout, dan zal een houtbouwproject los van het voorgaande vandaag zelfs niet per se duurder zijn dan een klassiek project. Ik zou het ook niet meer dan normaal vinden dat de wethouder er in de toekomst voor zorgt dat houtbouw goedkoper wordt, gezien de vele voordelen ervan voor het milieu.”
Michiel Ritzen: “Ik denk wél dat de initiële investeringskost van bouwen in hout vandaag nog hoger is dan die van traditioneel bouwen. Het klopt dat er steeds meer houtbouwers en houtbouwmaterialen te vinden zijn, maar het blijft een kleine groep. Van échte schaalvoordelen is daardoor nog niet echt sprake. Ik merk ook dat aannemers die niet vertrouwd zijn met houtbouw en worden gevraagd op die manier te bouwen, marges inbouwen omdat ze de ricico’s niet goed kennen, wat het project ook vaak duurder maakt. Nu, ik denk wel dat de te verwachten aanpassing van de koolstoftaks ervoor zal zorgen dat houtbouw financieel interessanter wordt. Nu bedraagt de belasting op CO2-uitstoot tussen de 25 en 50 euro, maar die zal gaan stijgen, want de vervuiler moet en zal belast worden. En dat zal staal en beton duurder maken.”
Werken jullie altijd met hout met een duurzaamheidslabel?
Arthur Van Cauwenberghe: “Dat is toch altijd het uitgangspunt. In een design & build-opdracht hebben we daar wel wat minder controle over.”
Michiel Ritzen: “Opnieuw, wij zijn geen ontwerper of aannemer (lacht) dus ik kan die vraag niet beantwoorden. Wel kan ik zeggen dat wij met VITO met ons onderzoek zelf bijdragen aan het ontstaan van zo’n duurzaamheidslabels. Zo is VITO een van de partijen achter Totem of achter het Europese Level(s)-kader.”
Interessant dat VITO betrokken is bij Totem. Sinds we met Houtconnect begonnen zijn, hebben we immers al van verschillende partijen gehoord dat Totem geen rekening houdt met het hergebruikpotentieel van hout, maar er net vanuit gaat dat het aan het einde van zijn levenscyclus wordt verbrand. Daardoor is de LCA die Totem hout toebedeelt verre van goed. Klopt dat?
Michiel Ritzen: “Ik ben bij VITO niet de specialist op het vlak van Totem dus die vraag zou je moeten doorspelen naar de helpdesk van de tool. Ik kan me voorstellen dat Totem is gebaseerd op de huidige manier van afvalverwerking, waarbij hout nog vaak verbrand wordt. Aangezien Totem continu in ontwikkeling is, kun je zeker en vast – nu al of anders zeker binnenkort – wel aanduiden dat je hout hergebruikt zal worden en niet verbrand, zodat dit wordt meegenomen in de LCA-score. Ik neem aan dat dit dan wel bewezen moet kunnen worden.”
Heeft een bepaalde houtsoort jullie voorkeur?
Arthur Van Cauwenberghe: “Standaard is constructiehout meestal vuren en er is eigenlijk heel weinig reden om daarvan af te wijken. Enkel bij CLT zou je de zichtlaag nog kunnen laten variëren, maar dat is echt wel een smaakgegeven.”
Michiel Ritzen: “Ik heb geen voorkeur, noch vanuit mijn vorige werk als architect, noch vanuit mijn job bij VITO. Je moet de juiste soort hout gebruiken op de juiste plaats. Kijken dus naar de eisen die worden gesteld aan het product. Hout dat in het zicht blijft zal andere kwaliteiten moeten hebben dan hout dat de bekleding vormt van een binnenwand. Ik ben wel van mening dat het hout zo lokaal mogelijk geproduceerd moet worden. Ik zie in de teelt van houtachtige producten trouwens ook een kans voor de landbouwers die het in België en Nederland vandaag zo moeilijk hebben.”
Ik zie in de teelt van houtachtige bouwproducten een kans voor de landbouwers die het in België en Nederland vandaag zo moeilijk hebben
Michiel Ritzen, VITO
Heeft een houten gebouw architecturaal meer te bieden dan een betonnen, stenen of stalen gebouw?
Arthur Van Cauwenberghe: “Ik merk dat veel mensen wel zo denken en in een tweede adem meteen de conclusie trekken dat je enkel in hout moet bouwen als je het hout zichtbaar kan laten. Ik ben het daar uit ideologisch standpunt niet mee eens. Ook al zie je het hout niet, toch is het beter om in hout te bouwen, omwille van de veel lagere milieu-impact. Als we alle betonnen vloeren kunnen vervangen door een houten vloer die minstens even performant is, dan moeten we dat vooral doen! Pas op: ik vind het wel een extra troef om het hout zichtbaar te laten, dat wel."
Ik merk dat veel mensen vinden dat je enkel in hout moet bouwen als je het hout zichtbaar kan laten. Ik ben het daar uit ideologisch standpunt niet mee eens
Arthur Van Cauwenberghe, Abscis Architecten
Michiel Ritzen: “Ik denk niet dat een gebouw in hout puur architecturaal gezien meer te bieden heeft dan een gebouw uit beton, steen of staal. Dat is een smaakkwestie. Vanuit duurzaamheidsstandpunt is het een ander verhaal en sluit ik me helemaal aan bij Arthur.”
Heel lang geleden werd er vaak gebouwd met hout. Toch zijn de historische gebouwen die vandaag nog overeind staan veelal van steen. Betekent dit dat een houten gebouw minder lang meegaat dan een gebouw uit steen, beton of staal?
Arthur Van Cauwenberghe: “Ik denk dat die stelling van hetzelfde soort is als ‘Mijn broek past in mijn valies, ik pas in mijn broek dus ik pas in mijn valies’ (lacht). Ik denk dat er heel veel andere dingen spelen. Zo werden vroeger enkel de gebouwen van de rijken in de maatschappij in steen gebouwd. En hun budget liet toe de gebouwen hoogwaardig af te werken. Daarnaast kan een stenen gebouw wel een tijdje verkrotten. Het gaat echt héél lang duren eer je er niets meer van kan maken. Zonder zorg gaat een houten gebouw veel sneller degraderen. Dat geldt eigenlijk ook vandaag nog. Al kan je de houtbouw van vandaag wel niet vergelijken met die in pakweg de middeleeuwen.”
Michiel Ritzen: “Ik denk dat veel van de historische gebouwen die in hout vervaardigd waren verbrand zijn. Daarnaast denk ik ook dat veel houten gebouwen gewoon afgebroken zijn toen men begon te bouwen in steen. En het klopt wat Arthur zegt: houtbouw vandaag kan je niet meer vergelijken met de manier waarop lang geleden in hout gebouwd werd. Dat is enorm doorontwikkeld.”
Kan je een houten gebouw volledig brandveilig maken?
Arthur Van Cauwenberghe: “Ja. Er zijn genoeg methodes om bij elk van de types van houtbouw de brandveiligheid te waarborgen. In Luxemburg is het bijvoorbeeld veel gebruikelijker om sprinklers te voorzien in een gebouw, hebben we gemerkt in ons houtbouwproject daar. Daar konden we het CLT dus zichtbaar laten. Hier in België zijn sprinklers veel minder de standaard dus moet je andere technieken toepassen om het hout te beschermen in geval van brand.”
Michiel Ritzen: “Daar sluit ik me helemaal bij aan. En houten constructies zijn ook veiliger na de brand. Zo kan staal dat blootgesteld werd aan hoge temperaturen ineens inzakken. Een houten balk daarentegen verbrandt aan de buitenkant, maar bij de kern komt, mits een goede dimensionering natuurlijk, geen zuurstof dus die brandt niet helemaal door.”
Is een houten gebouw per definitie circulair?
Arthur Van Cauwenberghe: “Niet per definitie. Als de balken en/of platen in een houten gebouw vernageld of verlijmd met elkaar worden verbonden, dan zal het hout nog moeilijk een-op-een herbruikbaar zijn. Worden ze verschroefd, dan wel. Hout is natuurlijk wel een circulair materiaal in die zin dat het een hernieuwbare grondstof betreft die CO2 uit de lucht haalt en niet het resultaat is van een energie-intensief productieproces.”
Michiel Ritzen: “Ook daar sluit ik me helemaal bij aan. Er is vandaag overigens ook nog geen gevalideerd instrument om te toetsen of een gebouw helemaal circulair is.”
Tot slot, hoe zien jullie houtbouw in de toekomst evolueren?
Arthur Van Cauwenberghe: “Ik geloof erin dat de embodied energy van een gebouw aan belang gaat winnen in beleid en de publieke opinie en daar zal houtbouw, via normering en/of subsidiëring, wel bij varen. Maar ik zie houtbouw nu al competitiever worden en het draagvlak ervoor groter. Ik zie de toekomst van houtbouw dus zeer rooskleurig in. Een stille hoop is dat we ooit meer in hout zullen bouwen dan in beton, baksteen of staal. Experts ter zake geloven ook dat we dat qua houtproductie aankunnen mits een goed bosbeheer.”
Michiel Ritzen: “Houtbouw zal aan belang winnen, ongetwijfeld. Daarnaast zie ik zoals gezegd ook echt een kans om dat te koppelen aan economische bedrijvigheid in de agrarische sector in België en Nederland. En dan is het echt een win-win natuurlijk; je betaalt geen pakweg Oostenrijks bedrijf meer om je hout te leveren, maar kan dat gewoon in eigen land kopen. Ik zie de toekomst van houtbouw dus positief in!”