Ruimtelijke ordening als tool voor preventieve gezondheidszorg. Het is een van de stokpaardjes van architect-ingenieur en stedenbouwkundige Jens Aerts. Binnen de divisie BUUR van Sweco werkt hij met diverse partners aan een duurzame ruimtelijke planning. “We hebben belangrijke hefbomen in handen,” zegt hij. “Met de klimaatverandering en de stijgende zorgnoden is een slimme ruimtelijke ordening belangrijker dan ooit.”
“Wist je dat de stedenbouwkunde als discipline voortkomt uit de gezondheidszorg?” vraagt Jens Aerts aan het begin van het gesprek. “Tijdens de cholera-epidemie in Londen midden 19de eeuw bracht dr. John Snow evidence based in kaart waar de slachtoffers woonden. Hij ontdekte haarden van infectie en kon zo de oorzaak achterhalen: de slechte waterkwaliteit. Tot dan legde de overheid de verantwoordelijkheid bij het individu: cholera was een kwestie van persoonlijke hygiëne. Wat dus niet bleek te kloppen. Het was een kwestie van slechte voorzieningen. In het zog hiervan gingen de eerste stadsplanners aan het werk. Ze benadrukten het belang van ventilatie in huizen, goede rioleringen en groen in de stad. Ook de grote branden in Londen dwongen de overheid om slimmer aan stadsplanning te doen en normen op te leggen.”
“Covid drukte ons opnieuw met de neus op de feiten. Er werd dan wel gesproken over social distancing, maar eigenlijk bedoelden we physical distancing: het was belangrijk dat we fysiek afstand hielden. Daarvoor heb je ruimte nodig. Zoals openbare ruimte en parken, waar we sociale contacten kunnen onderhouden en tegelijk fysiek afstand bewaren.”
“Open ruimte is voor stedenbouwkundigen even belangrijk als de gebouwde omgeving,” zegt Jens Aerts. “Het bewaren en goed omgaan met de schaarse ruimte die ons nog rest, is een prioriteit. We werken vaak in opdracht van lokale overheden of gewesten, maar we zitten aan tafel met de meest uiteenlopende partners.”
“Maatschappelijke veranderingen hebben een grote impact op de ruimtelijke ordening. Vooral de klimaatverandering speelt vandaag een rol. Zowel wat mitigatie (het vertragen en verminderen van de klimaatverandering) als adaptatie (tijdige aanpassing aan de klimaatverandering) betreft. De klimaatverandering is volop bezig en zal zich de komende jaren en decennia voortzetten. Ze heeft een invloed op onze gezondheid, onze manier van wonen en de wijze waarop we de ruimte vormgeven.”
De klimaatverandering dwingt ons om de ruimte anders in te vullen. Tegelijk speelt een ander maatschappelijk fenomeen: de vergrijzing en de verzilvering die zich doorzetten, met een stijgende zorgnood als gevolg. Kunnen we beide evoluties samen aanpakken? “Wat gezondheidszorg aangaat, denken stedenbouwkundigen na over preventie,” zegt Jens Aerts. “We hebben hiervoor diverse invalshoeken. Het Barcelona Institute for Global Health noemt vijf ruimtelijke aandachtspunten. Je kan die beschouwen als ‘de medische voorschriften’ waarmee ruimtelijke planners aan de slag gaan.”
“Een eerste punt is de luchtkwaliteit. Die hangt nauw samen met de energietransitie. De fossiele brandstoffen die de klimaatverandering veroorzaken, zijn namelijk ook nefast voor de luchtkwaliteit. Lang ging men ervan uit dat we ons uitsluitend moesten focussen op de grote centra, de havens, de industrie. Vandaag weten we, onder meer dankzij het burgerwetenschapsonderzoek CurieuzeNeuzen, dat ook lokale oplossingen het verschil kunnen maken. Sommige straten scoren heel slecht op luchtkwaliteit. Door die anders in te richten en autoluw te maken, krijg je heel snel een gezondere omgeving. Autoluwe wijken in Antwerpen, Brussel en Gent verminderen het fijn stof in de lucht die we ademen.”
“Beweging is het tweede aandachtspunt. Neem de Vijfhoek, het stadscentrum in Brussel: één jaar na de invoering van het regionale Good Move mobiliteitsplan is het aantal autobewegingen er afgenomen met 50%, terwijl het aantal fietsbewegingen gestegen is met 30%. Door de ruimte anders in te richten, werken we dus niet alleen aan een betere luchtkwaliteit, maar stimuleren we mensen ook om meer te wandelen, te fietsen, te bewegen. Bewegen is gezond, bewegen werkt preventief. Laat ons daarom overal plekken maken die kinderen, volwassenen en ouderen uitnodigen om te bewegen: straten, parken, pleintjes, enzovoort.”
“Een derde aspect is de groene ruimte. In opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid en het Departement Omgeving onderzocht Sweco de relatie tussen groen en gezondheid. Op basis daarvan maakten we een handboek voor meer groene ruimte. Vlaanderen overweegt het invoeren van groennormen. Het gaat zowel om kwantiteit als om kwaliteit. Een grasvlakte is niet biodivers en nodigt niet uit tot activiteiten. Een park met bomen en aanplantingen, zitbanken voor ouderen, een speelpleintje voor kinderen en een plek voor jongeren, is wel kwalitatief. Nog een voorbeeld: in plaats van ergens één groot voetbalveld aan te leggen voor een beperkte groep, kiezen we beter voor een kleiner voetbalveld met bijkomend nog andere activiteiten. Zo spreken we verschillende doelgroepen tegelijk aan. Ook zorgvoorzieningen kunnen hun steentje bijdragen. Ik denk aan het project dat we samen met het UZ Gent ontwikkelen. De campus is omsloten door wijken, maar het ziekenhuis zelf is nu nog een omheinde omgeving waar je enkel komt als je ziek bent. We maken van het UZ Gent een open campus, waar ook mensen uit de buurt gebruik kunnen maken van de publieke ruimte.”
“Een vierde aandachtspunt is de geluidskwaliteit. Lawaaioverlast zorgt voor stress en slapeloze nachten, wat weegt op de mentale gezondheid. Het is niet evident om in dichtbevolkt gebied met veel activiteiten het geluid te beperken. Toch komen er ook op dat vlak normen. Zo zien we meer en meer geluidsheuvels of schermen langs spoorlijnen. Ook stilteplekken raken in zwang.”
“Een vijfde en laatste hefboom is de temperatuur. We krijgen meer hittegolven en hogere pieken. Vooral oudere mensen en jonge kinderen kunnen daar het slachtoffer van worden. Ook hier is meer groen een oplossing. Een groene straat is 3 tot 4 graden Celsius koeler dan een gewone asfaltweg. De evolutie is volop aan de gang. In het Brussels Gewest mag men binnenkort maximaal 50% van de ruimte voor auto’s voorbehouden om een stedenbouwkundige vergunning te krijgen. Zo garandeer je dat er plaats is voor groen. 10% van de ruimte moet ook onthard worden, zowel voor de bomen als voor een beter waterbeheer.”
Lees het volledige interview met Jens Aerts op de website van Sweco.