Interview met Evert Crols van B-architecten (2)

Geen bureau in Vlaanderen dat zich zo op de dunne grens tussen architectuur en visuele kunst beweegt dan het Antwerpse B-architecten. Hun non-conformistische 'wait and see'-houding leverde hen al heel wat mooie architecturale en beeldende opdrachten op. Wij hadden een gesprek met medeoprichter Evert Crols, die ons in dit tweede deel onder meer vertelt over z'n veelzijdige architecturale interesses, het verschil tussen Belgen en Nederlanders en z'n inspiratiebronnen.

Geen bureau in Vlaanderen dat zich zo op de dunne grens tussen architectuur en visuele kunst beweegt dan het Antwerpse B-architecten. Hun non-conformistische 'wait and see'-houding leverde hen al heel wat mooie architecturale en beeldende opdrachten op. Wij hadden een gesprek met medeoprichter Evert Crols, die ons in dit tweede deel onder meer vertelt over z'n veelzijdige architecturale interesses, het verschil tussen Belgen en Nederlanders en z'n inspiratiebronnen.



FRAME21, het eerste grote nieuwbouwproject van B-architecten.



Veelzijdig

De definitieve doorbraak van B-architecten kwam er met de renovatie van de Brusselse Beursschouwburg. Deze nam ruim vier jaar in beslag nam en hield het bureau gedurende die periode draaiende. Daarnaast kwamen ze ongeveer tegelijkertijd in beeld met het interieurontwerp voor de modewinkel van Walter Van Beirendonck. Het bureau kon zich op die manier zowel in de publieke bouw als in de interieurwereld profileren. De trein was definitief vertrokken, al heeft het nog een hele tijd geduurd vooraleer B-architecten een echt nieuwbouwproject mocht uitwerken. Pas in 2008 werd er in Herentals gestart met de bouw van het Office & Designpark Frame21, een gestapeld volume met plaats voor grootwarenhuizen, showrooms en kantoren. Momenteel houden ze zich onder andere bezig  met de herinrichting van het postgebouw in Oostende en de bouw van bibliotheek en informatiecentrum MuntPunt in Brussel.
B-architecten staat over het algemeen bekend als een bureau dat veel kan met weinig middelen, en dat liefst op al bestaande structuren. Het tracht z'n horizon voortdurend te verruimen en heeft nu ook ontwerpen klaar voor scholen (bijvoorbeeld een kleuter- en lagere school in Kalmthout), openbare ruimten en een OCMW (zorgsector). Daarnaast is het erg geïnteresseerd in passiefbouw en duurzaamheid, een concept dat ze erg breed opvatten. Een gebouw is voor hen immers niet alleen duurzaam omwille van z'n energie-efficiënte kwaliteiten, de locatie en de sociale invulling spelen eveneens een belangrijke rol.
Ook sociale woningbouw kan hen wel bekoren, net omwille van de beperkingen of onverwachte mogelijkheden die zulke programma's gewoonlijk met zich meebrengen: “Het is leuk om vanuit de opgelegde limieten te gaan zoeken naar mogelijkheden om het geheel toch nog dat tikkeltje extra te geven. Zulke projecten dwingen je om creatief te zijn,” verduidelijkt Crols. “We proberen de ruimtes die nog niet volledig ingevuld zijn of die geen strikt programma hebben een zekere meerwaarde mee te geven. Sociale woningen zien er vaak erg standaard uit, maar door bijvoorbeeld een mooie gemeenschappelijke entree in het ontwerp te integreren zorg je voor een plaats waar men elkaar kan ontmoeten, waardoor het voor de bewoners allemaal weer een stuk leefbaarder wordt.”
Voor de kleinschaligere projecten die ze aangeboden krijgen, heeft B-architecten trouwens een dochterbedrijfje opgericht: B-bis (let u vooral op de subtiele woordspeling die deze naam inhoudt). B-bis heeft een eigen portfolio en is gespecialiseerd in kleine interieuringrepen.



Een van de volgende grote projecten wordt de reconversie van het voormalige postgebouw in Oostende, dat door het maximaal te verankeren in z’n omgeving moet uitgroeien tot een bruisend cultuurhuis.



Het Belgisch klimaat

Momenteel zet B-architecten ook zijn eerste pasjes in het buitenland. Zo tekenden ze de plannen voor Danshuis Station Zuid in Tilburg en Quartier Des Modes in Roubaix. Ze beseffen dat er opportuniteiten zijn, maar laten alles rustig op zich afkomen. Het belangrijkste is dat het gevoelsmatig klopt, vinden ze: “Projecten in China zien er allemaal erg groots uit, maar als we dan van collega's horen dat het eindresultaat er zelden lijkt op hun originele ontwerp, vinden we het al niet meer de moeite om er zelf aan de slag te gaan. Daarnaast hebben ze een heel andere visie op architectuur. Waar wij vertrekken van de ruimte en z'n eventuele invulling, ontwerpt men in China eerst 'prentjes' en bekijkt men pas nadien hoe men het eigenlijke gebouw kan realiseren. Het heeft natuurlijk vooral met cultuur te maken. Oost-Europa lijkt me in dat opzicht veel haalbaarder.”
B-architecten is dus ook al actief geweest bij onze noorderburen, die er een totaal andere manier van werken op nahouden dan hun Belgische collega's. Nederlanders zijn volgens Crols mondiger en maken veel aantrekkelijkere portfolio's. Waar zij inspelen op de huidige beeldcultuur door middel van visueel spectaculaire schetsen en modellen, gaan Belgen over het algemeen veel theoretischer te werk. Ook de rol van de architect is er heel anders ervaart Crols: “In Nederland heb je minder verantwoordelijkheid als architect, de uitvoerders nemen veel meer op zich. Het is er geen uitzondering dat aannemers een groot deel van het tekenwerk uitvoeren. Dit is voor ons architecten een erg comfortabele manier van werken, maar je bent dan wel veel minder betrokken bij het project. Je rol beperkt zich dan tot een soort esthetische controle. Nederlanders werken daarenboven volgens een veel strakker tijdsschema, waardoor ze naar mijn aanvoelen soms een beetje overhaast te werk gaan. Maar over het algemeen verloopt het daar wel iets vlotter omdat de verschillende fases in het project strikt afgelijnd zijn.”
België tracht wat de vlotte afhandeling van projecten betreft wel een inhaalbeweging te maken. Er wordt steeds meer gewerkt volgens de bouwteamformule, en ook Crols vindt dit absoluut een goede zaak: “Er worden multidisciplinaire teams gevormd die - omdat er gestructureerd overleg gepleegd kan worden - korter op de bal spelen. Dit leidt tot snellere beslissingen waar alle partijen zich volledig in kunnen vinden.”
Met overkoepelende instanties en initiatieven zoals de orde van Architecten en ontwerpwedstrijden heeft hij evenzeer weinig moeite, al hebben ze als bureau een beetje een haat-liefdeverhouding met formules zoals de Open Oproep: “Al onze spraakmakende projecten zijn het gevolg van wedstrijden, dus in principe zijn ze wel belangrijk  Maar langs de andere kant is het geen bijzonder 'vruchtbaar' systeem: je steekt er als bureau vaak erg veel tijd en energie in en blijft dan in negentig procent van de gevallen met lege handen achter. We zijn er graag mee bezig omdat we steeds nieuwe dingen willen bedenken, maar we hebben er een dubbel gevoel bij.”
Crols ergert zich echter wel mateloos aan het weinige groen in de stad en de macht van de lobby's. Om dit te illustreren haalt hij de in aanbouw zijnde hoogbouw op de kop van Park Spoor Noord aan, dat volgens hem een in se erg waardevol project is: “De bebouwing is helaas zonder oog voor duurzaamheid gebouwd en geeft een erg banale indruk. Je merkt dat dit het resultaat is van lobbywerk. Projectontwikkelaars, machtige bouwheren en aannemers nemen een architect onder de arm en zetten de stad klem door te dreigen dat ze het project elders zullen uitvoeren. Die platte commercie gaat totaal voorbij aan de waarde van architectuur.”


 


B-architecten heeft een erg goede reputatie op het vlak van interieurvormgeving. Ze ontwierpen onlangs de scenografie van het gloednieuwe prestigieuze Antwerpse Museum aan de Stroom.



Het driekoppige monster

Hoewel men bij B-architecten probeert om zo ongelimiteerd mogelijk te werk te gaan, is het bureau uiteraard geen ongeleid projectiel. Hun snelle groei bracht natuurlijk ook met zich mee dat er meer en meer managementgericht nagedacht moest worden. De vennoten vermijden dat dit het creatieve proces in de weg staat door elke dinsdag- en donderdagvoormiddag aan 'projectsturing' te doen. Dit is een soort vergadering waar de projecten geëvalueerd worden en de creatieve knopen worden doorgehakt. Op die manier blijven ze toch nauw betrokken bij de ontwerpen die hun bureau aflevert.
De drie oprichters zijn erg complementair en worden in de wandelgangen wel eens het 'driekoppige monster' genoemd, al hebben ook zij in het begin een beetje moeten zoeken naar de juiste rolverdeling: “Vooral gedurende de eerste jaren hebben we onze eigen zwaktes moeten leren kennen en erkennen, maar we bleken elkaar daar goed in aan te vullen,” vertelt Crols. “We kunnen de dingen wel van elkaar overnemen, maar je merkt toch dat de ene bijvoorbeeld wat meer affiniteit heeft met cijfergegevens terwijl de ander dan weer beter uit de voeten kan met schetsen, planning of praktische werfopvolging.”
Hun inspiratie halen ze uit de vele indrukken en impressies die ze krijgen van de wereld rondom zich. Zo ging Crols een paar weken geleden naar New York, waar hij gefascineerd raakte door de flexibele invulling van de vaak zwaargebouwde grote pakhuizen. “Een goed stedenbouwkundig plan is de basis van alles, en het is prachtig om te zien hoe zulke gebouwen op alle onvoorziene dingen voorzien lijken te zijn,” meent hij. Voorts is het Japanse SANAA, dat met behulp van een eigen vormelijke taal het onderscheid tussen binnen en buiten doet vervagen, een blijvende inspiratiebron. Maar ook dingen die net geen architectuur zijn werken bevorderend. Crols haalt in dat verband de suggestieve scenografie van Romeo Castelucci aan.
Over het algemeen heeft B-architecten een voorkeur voor duurzame rechttoe-rechtaanoplossingen. Ze benaderen hun veelsoortige projecten met open vizier en trachten het beste uit de gegeven situaties naar boven te halen. Ze durven hun ideeën ook doordrukken, ondanks het feit dat de klanten er aanvankelijk soms anders over denken: “We proberen in eerste instantie goed te luisteren naar wat de opdrachtgevers in hun hoofd hebben,” legt Crols uit. “Vervolgens trachten we dat idee dan te versterken of radicaal af te breken. We proberen concepten te maken die sterk genoeg zijn om eventuele problemen met klanten te overleven,, maar soms moeten we een bouwheer een beetje durven opvoeden.”

 

Noot: dit artikel verscheen eerder al in Bildinx

Deel dit artikel:
Onze partners