Interview met Patrick Syen en Patrick Kerkhofs (Probis) deel 2

Patrick Syen en Patrick Kerkhofs zijn gepokt en gemazeld in het zorgwezen. Als afgevaardigd bestuurders van Probis volgen ze het reilen en zeilen van de (ouderen)zorgsector al vijfentwintig jaar vanop de eerste rij. Careflash strikte beide heren voor een boeiende babbel over de evoluties in de sector: “We hebben het gevoel dat we mee timmeren aan een betere wereld door goede projecten en ideeën te lanceren en visie te creëren bij onze klanten.”

Architecturale kwaliteit

Tegen welke zaken wordt in de hedendaagse zorgsector het meest gezondigd?

Patrick Syen: Er wordt gemiddeld genomen nog te institutioneel gebouwd, en te weinig vanuit het hospitality-gedachtengoed. Levenskwaliteit moet primeren. Het gaat niet alleen om ‘zorgprestaties’, maar om mensen die hun oude dag op een aangename manier willen beleven. Die sfeer van collectiviteit zou doorbroken moeten kunnen worden door goede architectuur, stijlvolle materiaalkeuze, aandacht voor inrichting, enzovoort. Het gaat de laatste tijd al de goede richting uit, maar toch worden er nog steeds te weinig interieurarchitecten betrokken en gaat men nog te vaak uit van een klassieke ingesteldheid: overal dezelfde tafels en stoelen neerplanten in plaats van elke ruimte een eigen cachet te geven of te opteren voor een grote diversiteit aan materialen. Vooral vanuit bewonershoek komt er meer en meer aandacht voor interieurdetaillering en sfeercreatie.

 

De voorbije jaren was er een Vlaams Bouwmeester die de architecturale kwaliteit in ons Vlaanderen moest waarborgen, onder meer via de Open Oproepprocedure. Heeft dit ook in de zorgsector zoden aan de dijk gebracht?

Patrick Syen: In zekere zin wel, al ben ik ervan overtuigd dat de bureaus die in de Open Oproep zijn gestapt vaak niet voldoende ervaring hadden met dat soort grote projecten, vooral op het vlak van normering en functionaliteitsvereisten. Ze werden veeleer geselecteerd op architectuur en visie, alsof deskundigheid een bezwaar was. Jammer, want er zijn heel wat ervaren mensen en bureaus die grote zorgprojecten binnen het vooropgestelde budget tot een goed einde kunnen brengen. Een (zorg)gebouw is geen doel op zich, maar een middel om mensen te huisvesten, te verzorgen en gelukkig te maken. Gebouwen met architecturale sier heb je nodig om stedelijke dynamiek te genereren en mogen er in die optiek dus best zijn, maar voor het overige hoeft de vormgeving bij de realisatie van grote en middelgrote zorggebouwen niet het primaire uitgangspunt zijn. Je moet ook ‘normale’, ultrafunctionele (en daarom niet minder aangename) gebouwen durven zetten, en in dat opzicht lijken wij en de Bouwmeester toch wat van mening te verschillen. Een architectenbureau is voor ons pas ‘goed’ als het niet alleen oog heeft voor goede architectuur, maar zich bovenal kan inleven in het programma van de opdrachtgever én zich strikt houdt aan het initieel afgesproken budget. Zo niet krijg je ‘accidenten’ die de bouwheer tientallen jaren moet meeslepen in zijn (krap) werkingsbudget.

Patrick Kerkhofs: Klopt. Maar we mogen de rol van de Vlaams Bouwmeester ook niet reduceren tot het intitutioneel-statutair kader van de Open Oproep. De Bouwmeester kan ook optreden als een soort bemiddelaar om belangrijke knopen door te hakken. We hebben zelf ervaren dat dit een enorme troef kan zijn. In het Clarenhofproject heeft toenmalig Bouwmeester Marcel Smets een heuse doorbraak geforceerd door er onder meer voor te zorgen dat we de glazen verbindingsgang tussen het bestaande gebouw en het nieuwbouwgedeelte hebben kunnen realiseren. Dat heeft ertoe geleid dat het complex is uitgegroeid tot een landmark dat een hele stadsbuurt opwaardeert. Het zou in mijn ogen dan ook een uitstekend idee zijn om grote projecten die de ruimtelijke ordening in Vlaanderen sterk beïnvloeden te onderwerpen aan de (niet-bindende) mening van een voornaam architect.

Patrick Syen: Zo’n model kan inderdaad een enorme meerwaarde vormen, al ben ik persoonlijk eerder voorstander van een college. Het lijkt me beter om de architectuur in een land of regio niet door één persoon te laten sturen, maar door verschillende personen met complementaire specialisaties. Waar de één eerder urbanistisch denkt, heeft de ander oog voor het architecturale of functioneel-economische aspect. Zo kan je elke zweem van betrokkenheid, partijdigheid of persoonlijke voorkeur uitsluiten. Hoe dan ook moet er een instantie zijn die waakt over het langetermijnuitzicht van onze contreien door grote projecten te toetsen aan bepaalde criteria, zoals bijvoorbeeld integratie in het straatbeeld en reële maatschappelijke (meer)waarde.

 

De huidige Bouwmeester benadrukt maar al te graag het belang van ‘out-of-the-boxdenken’. In hoeverre is specialisatie in zorgbouw deze dagen nog een pluspunt?

Patrick Syen: Ik vind het zeer fijn om samen met ‘onervaren’ architecten op ontdekkingsreis te gaan omdat dat dikwijls frisse ideeën oplevert. Maar wat je niet mag vergeten, is dat zulke architecten er alle belang bij hebben om samen te werken met een gespecialiseerde partij zoals Probis. Wij compenseren in dat geval de afwezigheid van sectorexpertise en vestigen de aandacht ook op exploitatie, budget, specifieke materiaalkeuzes en onderhoud. Dit zijn zaken die je in zorgprojecten absoluut niet over het hoofd mag zien, maar waar je dus wel heel wat kennis en expertise voor nodig hebt.

 

Wat maakt de zorgsector voor jullie zo boeiend?

Patrick Syen: Het feit dat het om mensen gaat. We hebben het gevoel dat we mee timmeren aan een betere wereld door goede projecten en ideeën te lanceren en visie te creëren bij onze klanten. We hebben bovendien aangetoond dat er een model kan bestaan waarbij een (zorg)bedrijf heel sociaal wil denken, maar toch geen infrastructuursubsidies nodig heeft om levensvatbaar te zijn. In de huidige conjunctuur zullen de organisaties overleven die een juiste balans tussen welzijn en cashflow vinden (en bewaren).

Patrick Kerkhofs: We zijn sociale ondernemers en houden ons dus zeker niet enkel bezig met processen, procedures of economische kwesties. Het is fijn om door Vlaanderen te rijden en te beseffen dat we als onafhankelijke groep toch al heel wat kwalitatieve zorgprojecten hebben gerealiseerd.

 

Als ervaringsdeskundigen in het verstrekken van advies zouden we jullie tot slot nog een tip willen vragen aan het adres van de overheid, hedendaagse opdrachtgevers en de architecten die de zorgprojecten van de toekomst moeten ontwerpen…

Patrick Kerkhofs: De overheid zou zich moeten beraden over de manier waarop ze de sector wil liberaliseren. Zonder te beweren dat je het privaat initiatief moet fnuiken, vind ik toch dat er in zorgverstrekking bepaalde aspecten zijn die je niet zonder gevaar aan de vrije markt kan overlaten, ook al gaat het dan bijvoorbeeld maar om de programmatie van woonzorgeenheden. Opdrachtgevers geef ik de tip om niet voortdurend te streven naar winstmaximalisatie, al moeten ze anderzijds ook wel beseffen dat ze een onderneming moeten runnen. En aan architecten zou ik zeggen: luister naar de partij die het best geplaatst is om het gewenste programma te formuleren. In eerste instantie zijn dit de personen die het moeten gaan gebruiken en exploiteren (en/of de adviseur die hiervoor ingeschakeld wordt). Haal bovendien geen ontwerp uit de schuif dat je eerder al hebt toegepast.

Patrick Syen: De overheid moet optreden als een bewaker van welzijn en kwaliteit, maar hoeft daarbij niet per se te fungeren als operator. Misschien zou ze een specifieker kader moeten creëren op het vlak van ruimtelijke ordening en financiering om sociale projecten makkelijker mogelijk te maken. Opdrachtgevers zou ik aanraden om niet aan een zorgproject te beginnen als ze niet sociaal ondernemend zijn en geen groot hart hebben voor de uiteindelijke gebruikers. Ze moeten deskundigheid zien te verenigen met een warme zorg. Architecten zouden zich dan weer moeten bedenken dat (zorg)architectuur enkel geslaagd is als ze zich ten dienste stelt van het project. Organisatie en architectuur moeten in elkaar passen zonder dat het ene aspect gaat doorwegen op het andere. Laat je de organisatie primeren, dan krijg je opnieuw de ‘instellingen’ van vroeger. Geef je de voorkeur aan architectuur, dan kan dat leiden tot functionele (exploitatie)problemen. Dit delicate evenwicht vind je door te werken met een goed team en je te omringen met adviseurs en experts…

Deel dit artikel:
Onze partners