"Energie is ontegensprekelijk een basisproduct; wie meer dan zijn 'fair share' gebruikt zou de impact op anderen moeten compenseren." Dat stelt Jelle Laverge, docent bouwfysica en technische installaties aan de Universiteit Gent, die met My Climate Contribution de implicaties van een progressieve energietaks voor het behalen van de klimaatdoelstellingen onderzoekt. Wat die 'fair share' dan precies inhoudt, tracht hij te definiëren in deze column.
Nog niet zo gek lang geleden was het bon ton om te stellen dat de Vlaming dan misschien niet al te katholiek meer is, maar dat ‘onze’ culturele traditie in elk geval doordrongen is van de judeo-christelijke waarden. Nu velen van ons door het snel minderende saldo van hun bankrekening herinnerd worden aan het feit dat energie een schaars goed is, wordt het denk ik tijd om onszelf aan die zelfgenoegzame tooglegende te herinneren. Tijd voor een jubeljaar.
In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) hebben we ooit trots gesteld: “Eenieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten”. Ons hele maatschappelijke leven draait vandaag op een instroom van energie. Voedsel, kledij, transport, communicatie, werk en wonen, stuk voor stuk verslinden ze handenvol energie. Energie is dus een mensenrecht. Vanuit die redenering postte ik onlangs op sociale media dat, gezien energie een basisproduct is waar iedereen recht op heeft en er maar een beperkte hoeveelheid van beschikbaar is, het me logisch leek dat we naar een progressieve energietaks moeten. Wie meer dan hun ‘fair share’ gebruikt maakt immers dat anderen grotere inspanning moeten leveren om tot de globaal nodige daling van het energiegebruik te komen. Volkomen terecht volgde de reactie: wat is dan een ‘fair share’.
Wel, op basis van de UVRM zou je in eerste instantie denken aan voor iedereen eenzelfde deel van wat we kunnen opwekken om de klimaatdoelstellingen te halen. Dat zou al een radicale verandering betekenen ten opzichte van het huidige beleid. Om bij mijn eigen leest te blijven: de door de EU opgelegde indicator voor energieprestatie van gebouwen wordt uitgedrukt in kWh/m2/jaar. Je hebt dus als trotse bezitter van een woning van 100 m2 per persoon recht op 10 keer meer energiegebruik dan je onfortuinlijke buur met een woning van 10 m2 per persoon. Studies naar de financiële draagkracht voor het verbeteren van de energieprestatie van het bestaande woningpark tonen echter met de regelmaat van de klok aan dat de meerderheid van de bevolking simpelweg niet over de nodige middelen beschikt om de daarvoor nodige renovaties te bekostigen.
Aan de vooravond van de 75e verjaardag van de Wet De Taeye dreigt de daarin beoogde emancipatie van de gewone man via het ons ondertussen zo kenmerkende hoge woningbezit dan ook weer te verdampen. En dat brengt mij bij dat jubeljaar. Al van bij het begin van ‘onze’ culturele traditie was men ervan overtuigd dat in een samenleving waar je zou willen leven, de erfenis van het verleden geen blok aan het been mag zijn. Een ‘fair share’ is dan zelfs niet een gelijk deel ‘per capita’, maar in overeenstemming met de energieprestatie die je je kan veroorloven…