“Kwalitatieve zorg is niet alleen een kwestie van budgetten maar ook van innovatie.” Momenteel is Jo Vandeurzen actief in het halfrond als Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (CD&V). Samen met CareFlash analyseert hij de zorgsector en legt hij uit welke punten hij tot uitvoer wil brengen tijdens de komende legislatuur. “We kunnen en zullen het beter doen, maar het is een illusie om te denken dat we in deze legislatuur alle zorgvragen kunnen beantwoorden.”
Waarover was u het meest fier als minister van de zorg in uw vorige legislatuur en wat vormde uw grootste ontgoocheling?
Wat we vorige legislatuur in gang gezet hebben, moeten we nu verderzetten. We hebben het grote voordeel dat in ons departement grotendeels dezelfde mensen verantwoordelijk zijn. Dat maakt het gemakkelijker om een continuïteit in te bouwen. We kunnen voortborduren op wat al gestart is in een vorige legislatuur. We kunnen de hervormingen en de transitie die we gestart zijn verder zetten. Het is lang geleden dat een minister in dit departement zo lang in functie gebleven zal zijn.
We hebben al serieuze stappen vooruitgezet. Zeker in de richting van vraaggestuurde zorg. We moeten de focus leggen op de individuele noden van de zorgbehoevende niet louter op een realistische financiering van het aanbod. De persoonsvolgende financiering in de gehandicaptensector vormt daar een mooi voorbeeld van. Grootste ontgoocheling blijft dat we ondanks de inspanningen die we leveren nog elke dag geconfronteerd worden met schrijnende verhalen van niet ingevulde zorg. Als minister van welzijn, van zorg moet je daarom ook bescheiden blijven. We kunnen en zullen het beter doen, maar het is een illusie om te denken dat we in deze legislatuur alle zorgvragen kunnen beantwoorden.
Wat zijn uw ambities op korte en lange termijn in uw nieuwe legislatuur?
De inkanteling van de zesde staatshervorming is een megaoperatie voor dit departement. Er zullen veel bevoegdheden en middelen overgeheveld worden van federaal naar Vlaams niveau. Op dit moment hebben we een uitgave van 4,07 miljard euro. Dat zal dankzij de zesde staatshervorming opgetrokken worden tot 10,57 miljard euro.
Uiteraard moet er rekening gehouden met de budgettaire realiteit, maar dat belet niet dat er in onze sector nog duidelijk groeipolen zijn. Zo gaan we 60 miljoen extra inzetten in de residentiële zorgsector en 40 miljoen extra in de gehandicaptensector.
Er wordt steeds gehamerd op de noodzaak van innovatie in de zorgsector. Wordt er daar volgens u genoeg werk van gemaakt?
Zeker. Kwalitatieve zorg is niet alleen een kwestie van budgeten maar vooral ook van innovatie. Daar willen we in de volgende legislatuur nog meer op inzetten. We gaan nog meer innovatie-impulsen geven zoals we al gedaan hebben met de pilootprojecten in samenwerking met de Vlaamse bouwmeester. Daar zit duidelijk al beweging in. De markt staat daar voor open. Zeker als we het hebben over de verbreding en de vermaatschapplijking van de zorg. We moeten afstappen van alles strikt te verkokeren, we moeten barrières doorbreken waardoor zorgorganisaties beter ingepast worden in de maatschappij.
Schaalvergroting is niet per se de beste strategische keuze. Dat is een gegeven dat niet alleen geldt voor de zorgsector, maar voor alle sectoren. Het is een dilemma dat vaak terugkomt. Hoe kan je de voordelen van schaalvergroting koppelen aan kwaliteitsvolle, kleinschalige, persoonsgerichte zorg?
Ik ben het er niet mee eens dat de regelgeving per definitie innovaties in de weg staat. Ik heb gisteren nog een project van Solidariteit voor het Gezin mogen openen in Lokeren. Een aanpak die laat zien dat je zorg op een heel geïntegreerde manier kan organiseren. Thuiszorg met allerlei onderdelen werd hier gecombineerd met een kinderdagverblijf.
Gaan er andere accenten gelegd worden nu andere partijen het ook voor het zeggen hebben in de regering?
Een regeerakkoord is een compromis waardoor er altijd sprake is van diverse accenten. In het hoofdstuk Zorg van het regeerakkoord is er toch sprake van continuïteit, naast nieuwe accenten. Met Flanders’ Care hebben we een horizontaal programma dat innovatie concepten een financiële injectie geeft met de hulp van bronnen zoals het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IW)T of het Agentschap Ondernemen, of middelen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Daarbij staan twee voorwaarden centraal: het idee of concept moet meer maatschappelijk verantwoorde zorg opleveren en/of het moet de economische activiteiten in Vlaanderen stimuleren.
Daarnaast zetten we in op betere gegevensdeling in de zorg met VITALINK. Dit project is gestart met het delen van bijvoorbeeld vaccinatieschema’s en medicatiegegevens om de communicatie tussen zorgverleners onderling maar ook tussen de zorgverlener en de patiënt vlotter te laten verlopen.
In hoeverre vormen duurzaamheid en energiebesparing een belangrijk criterium in bouwprojecten voor de zorgsector? Dergelijke aspecten lijken minder door te wegen dan in scholenbouw of de kantoorsector.
Een vraag die mij verwondert. Het VIPA heeft immers een bestendigde reputatie en legt de lat hoog op het vlak van duurzaamheid, levenslang bouwen energienormen. Duurzaamheid en energiebesparing zijn al jaren een strikte vereiste voor het verkrijgen van een VIPA-investeringssubsidie. Sinds kort heeft het VIPA een Life cycle cost-module ontwikkeld zodat de bouwheer zelf investeringen voor onder meer duurzaamheid kan afwegen en zo een strategische keuze kan maken in zijn lange termijninvesteringen. Tijdens deze legislatuur gaan we ook een duurzaamheidsmeter voor de zorgsector ontwikkelen. Dit is een instrument waarmee de integrale duurzaamheid van een zorgvoorziening meetbaar wordt en waarmee we duurzame oplossingen in het ontwerpproces vrijblijvend stimuleren.
Verstedelijking en efficiënter omgaan met de beschikbare ruimte vormen een absolute must om tegemoet te komen aan de bevolkingsgroei. Hoe moet de zorgsector daarop inspelen?
We moeten verder inzetten op de de-institutionaliseringsbeweging. Een woonzorgcentrum is volgens het decreet een genormaliseerde thuissituatie, die beschikt over een bepaald comfort en privacy. Twee- of driepersoonskamers zijn niet meer van deze tijd. Daarnaast moeten we in de ruimtelijke planning meer ruimte maken voor zorg. Maar we denken verder, zoals het multifunctioneel gebruik van gebouwen. Dat moeten we nog meer stimuleren. Zowel qua architecturale en technische aanpak van de gebouwen als qua ruimtelijke bestemmingsmogelijkheden – een topic voor college Schauvliege minister van Omgeving, Natuur en Landbouw– is er nog ruimte voor progressie.
Zijn er in de aanpak van de zorgsector dingen die we kunnen leren van Wallonië en van de ons omringende landen?
In de meeste West-Europese landen zien we een verschuiving van ‘cure’ naar ‘care’. Cure is de klassieke opvatting van zorg: een ziek iemand wordt behandeld en neemt vervolgens zijn plaats terug in in de maatschappij. In de verschuiving naar Care gaat de focus naar een nieuwere scoop: draagt de support van welzijn en zorg bij tot een betere levenskwaliteit. Een hot topic voor de overheid. Kijk naar Nederland. De ondersteuning van mensen met langdurige noden wordt daar een verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Bij onze noorderburen merk je ook duidelijk de deïnstitutionalisering van de psychiatrie. In België hebben we al stappen ondernomen, maar moeten we de psychiatrie nog meer uit de intramurale context halen en nog meer onderbrengen in het sociaal netwerk van de mensen. In Wallonië merken we dat er meer vormen zijn van geïntegreerde thuisverzorgingsdiensten. Met het decreet Vlaams Sociale Beschermingen willen we in Vlaanderen komen tot een soort van volksverzekering voor langdurige ondersteuningsnoden.
In hoeverre is specialisatie voor ontwerpbureaus een must in de zorgsector?
Wil je innovatief uit de hoek komen binnen de zorgsector, dan moet je weten wat er speelt. Die kennis vergaar je zowel op nationaal als internationaal niveau. Je moet als ontwerpbureau affectie hebben met de zorgdimensies. Zowel een groot bureau dat teert op routine als een klein onervaren bureau, hebben die affiniteit niet. Met het Woonzorgdecreet hebben we een mentaliteitswijziging bewerkstelligd, maar er moeten meer geïntegreerde modellen komen. Daarom willen we onze visie op de vermaatschappelijkte zorg verder uitdragen en zo ook lokale besturen aanmoedigen om geïntegreerd te denken. De architectuursector kan daarin zijn steentje bijdragen door gebouwen te ontwerpen die niet langer stigmatiserend zijn en de bewoners toestaan om op een zo volwaardig mogelijke manier te participeren aan de maatschappij.
Ontwerpwedstrijden vormen een heikel thema bij de architecten. Hoe staat de zorgsector hier tegenover?
De wedstrijden en Open Oproepen zorgen voor de nodige creativiteit, wat kan leiden tot nieuwe inzichten en vernieuwende combinaties, ook op het vlak van architectenbureaus. Zo kan bij grote projecten de combinatie van een ervaren speler en een jong creatief bureau leiden tot onverwachte insteken. Ook bij de Pilootprojecten Zorg die we samen met de Vlaams Bouwmeester gelanceerd hebben, zien we creatieve zorgconcepten en doordachte architectuur.
Als je met publieke middelen werkt, ben je verplicht je aan bepaalde aanbestedingsregels te houden. Daarom willen we de VIPA-administratie laten evolueren naar een kenniscentrum dat bureaus kan bijstaan in dergelijke kwesties. Begrijp me niet verkeerd, het VIPA is de voorbije 10 jaar een dynamisch investeringssysteem geweest. De voorbije legislatuur alleen was het VIPA goed voor 2 miljard euro investeringssteun.
Als je tot slot tips zou mogen geven aan achtereenvolgens een opdrachtgever voor de bouw van een zorginstelling en de architect, hoe zouden die dan luiden?
Aan de opdrachtgever zou ik zeggen: onderbouw je bouweisen met een goede zorgstrategische visie vanuit een goed inzicht in de evolutie in de samenleving. Care staat daarbij centraal. Maar zorg ook dat je technisch goed onderlegd bent in de wet op de aanbesteding van overheidsopdrachten. Het is uiterst technische materie waarvoor je eventueel externe actoren met expertise moet inhuren.
De architect zou ik aanraden om over de landgrenzen heen te kijken hoe ze daar te werk gaan binnen de zorgsector. Breng verschillende elementen samen uit verschillende sectoren en kom zo tot nieuwe en creatieve concepten.