Joachim Declerck (AWB): 'The next big thing will be a lot of small things'

Op de vooravond van ons gesprek, trad Joachim Declerck op als gastheer van het openingsdebat van De Grote Verbouwing 2020-2030. Met De Grote Verbouwing zet Architecture Workroom Brussels (AWB) een leeromgeving op waar ondernemende burgers, overheden, bedrijven, financiers, wetenschappers en organisaties samen de mouwen opstropen “om van elke straat, wijk, werkomgeving en landschap een vitale toekomstplek te maken.” We vroegen Joachim Declerck, die AWB samen met kompaan Roeland Dudal een tiental jaar geleden oprichtte, welke rol zij voor de architect weggelegd zien in de grote omwentelingen die ons te wachten staan.

Dit interview kadert in het Architectencongres, dat NAV op 8 juni organiseert in Mechelen. Het thema: 'Aan de slag in 2050. Ontdek jouw toekomst als architect.' Inschrijven kan op de website van het congres


Een dijk bouwen is makkelijk

In de missie van AWB lees ik twee centrale elementen: ruimtegebonden vraagstukken zijn ook altijd maatschappelijke vraagstukken. En om onze habitat meer duurzaam vorm te geven, moeten we nieuwe processen ontwikkelen. Kan je die principes illustreren aan de hand van één of twee concrete projecten?

Een van de trajecten waar wij al lang aan werken heeft te maken met een zorgzame leefomgeving. In de zorg- en sociale sector is de pendel erg doorgeslagen naar een institutionele benadering, met een dienstenaanbod per doelgroep, denk aan jeugd of gehandicapten. Vandaag zijn zorgexperten en beleidsmakers bezig met de vraag hoe ze daar community driven care tegenover kunnen zetten. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we lokaler kunnen werken en een keteneffect op gang brengen? Als je vanuit die vraag vertrekt, moet je heel anders gaan nadenken over wijkontwikkeling. In het kader van de internationale architectuurbiënnale van Rotterdam hebben we daarrond in Utrecht een traject uitgezet. In een lokaal testlaboratorium hebben we samen met een groep denkers en werkers geanalyseerd hoe de zorgvraag zich ter plekke stelt. Utrecht profileert zich als ‘de gezonde stad’ met een grote health campus gekoppeld aan het ziekenhuis, met een belangrijke economische waarde. Op een bepaald moment hebben we het perspectief gekanteld. We stelden vast dat de verschillen in gezonde leeftijd tussen verschillende wijken in die ene stad wel 13 jaar bedroeg. Dat cijfer was voor velen een schok. Natuurlijk spelen veel factoren een rol spelen: sociale en economische aspecten, de concentratie van bevolkingsgroepen. Maar ook van groot belang zijn de voorzieningenniveaus en infrastructuur in de stad. Dan merk je hoe belangrijk de linken zijn tussen de sociale netwerken, eerstelijnszorg, preventie en een gezonde leefomgeving. En dan besef je ook dat onze huidige stadsontwikkelings- en vastgoedredeneringen te weinig rekening houden met het feit dat die sociale netwerken ruimte nodig hebben. Dus hebben we gepleit om niet meer te denken vanuit die centrale health campus, maar net breed en lokaal te interveniëren en te zorgen voor 45m2 overdekte ruimte per buurt, met plaats voor de bingoclub en de huiswerkbegeleiding en ook voor de eerstelijnszorg. Ruimte wordt door velen als iets neutraal beschouwd, maar dat is het absoluut niet. Je zou kunnen zeggen dat ruimte een enabler is van sociale netwerken en van een gezond leven... of ze vormt net een blokkade. Wat ik nu heb omschreven is eigenlijk een vorm van verkenning: we proberen te zien welke relaties er zijn tussen een bepaalde maatschappelijke verandering en ruimtelijke transformatie. De tweede vraag is: hoe vertaal je dat naar concrete veranderingen op het terrein? Dat is een ander paar mouwen. Een mooi voorbeeld is het programma Water-Land-Schap dat we mee ontwikkeld hebben voor de Vlaamse Land Maatschappij . Na heel wat onderzoek, het maken van atlassen van waar en hoe de water- en droogteproblematiek zich stelt, en na veel participatieve sessies met allerlei experts, zijn we tot een nieuwe methodiek of uitvoeringsprogramma gekomen. Daarbij vertrokken we van de vaststelling dat we van bovenuit noch de terreinkennis, noch de mankracht of het geld hebben om de waterproblematiek in Vlaanderen aan te pakken. Ingrijpen op heel veel kleine plekken: hoe doe je dat in godsnaam? Een dijk bouwen is best makkelijk: je onteigent de mensen die er wonen, een ingenieur maakt berekeningen en je bouwt een dijk. Technisch gezien is dat natuurlijk niet makkelijk, maar wat nog veel moeilijker is, is iets gedaan krijgen met heel veel verschillende mensen op heel veel verschillende plaatsen. Maar zonder zal het simpelweg niet lukken. Dat is aan de hand bij de droogte, maar ook bij de energietransitie en bij de voedseltransitie. “The next big thing will be a lot of small things”, schreef kunstenaar Thomas Lommée in 2015 op de gevel van de universiteit van Gent. En dus is het programma Water-Land-schap een poging om een systematiek te ontwerpen waarin we actoren die elkaar lokaal nodig hebben - landbouwers, beekbeheerders, natuurbewegingen, lokale overheden - mobiliseren en een kader bieden om een oplossing te produceren. Onze grootste uitdaging vandaag is dus: hoe maken we ruimte om die levensbelangrijke kwesties op een meer samenhangende, interdependente manier aan te pakken, terwijl dat haaks staat op onze technocratische en dirigistische logica’s.

 

Lees het volledige artikel op de website van het Architectencongres. 

Bron: NAV
Deel dit artikel:
Onze partners