Julien De Smedt: “Hoog tijd om steden voor te bereiden op post-CO2-tijdperk”

Ook architecten ontsnappen niet aan de ‘lockdown’ die gepaard gaat met de strijd tegen het coronavirus. In plaats van doelloos bij de pakken te blijven zitten, grijpen sommigen onder hen deze vreemde tijden aan om na te denken over het architectenmetier in het algemeen en hun werk in het bijzonder. Dit geldt zeker ook voor Julien De Smedt, die tijd maakte voor een lang video-interview vanuit ‘zijn kot’ in Kopenhagen. De Brusselse topontwerper lichtte een tipje van de sluier over de nieuwe wending die hij zijn bureau wil geven, gebaseerd op zijn daadkrachtige milieubewustzijn en zijn verregaande ecologische ambities.

Op een speciaal event ter ere van de vijfhonderdste aflevering van Archi Urbain, een Franstalige reportagereeks over architectuur die te zien is op de regionale Brusselse televisiezender BX1, vertrouwde Julien De Smedt ons begin februari toe dat hij op een heroriëntatie van JDS architects broedde. Onze interesse was gewekt, en dus wilden we er graag het fijne van weten. Hallo, Julien? “Na de publicatie van een naslagwerk over al onze gerealiseerde projecten (Built | Unbuilt) – intussen twee jaar geleden – heb ik mezelf voorgenomen om binnen tien jaar geen volgend boek samen te stellen dat getuigt van dezelfde aanpak. Als bedenker van stedenbouwkundige projecten draag ik letterlijk en figuurlijk mijn steentje bij tot de productie van CO2. Vandaar dat ik mijn manier van werken drastisch wil herdenken. Wij architecten moeten de milieuproblematiek intenser en radicaler benaderen. Wij zijn de lijm tussen alle betrokken bouwactoren. Het is dan ook cruciaal om onze projecten beter te coördineren.”

 

“Wij architecten moeten de milieuproblematiek intenser en radicaler benaderen.”

 

Grenzen verleggen

“Ik vind dat bouwprojecten vaak op een krampachtige manier beheerd worden – doorgaans uit financiële overwegingen. Dat is naast de kwestie, want we beseffen intussen maar al te goed dat kwalitatieve architectuur niet per se duur hoeft te zijn. Bij JDS architects zijn we in zekere zin specialist geworden in het verzoenen van architecturale kwaliteit en economische vraagstukken. Sterker nog: onze beste projecten hebben over het algemeen een beperkt kostenplaatje. In moeilijke budgettaire omstandigheden toch aandacht hebben voor de milieuproblematiek: het is meer dan ooit ons stokpaardje. Zo hebben we voor een project met 55 woningen in Frankrijk een geoptimaliseerd bestek uitgewerkt, dat in ecologisch opzicht veel performanter en doortastender is dan het oorspronkelijke dossier. Dankzij het (recente) ontstaan van een collectief milieubewustzijn (inclusief goede argumenten) kunnen we voldoende overtuigingskracht aan de dag leggen om projecten naar een hoger niveau te tillen. We zijn volop aan het bestuderen hoe we de CO2-impact van gebouwen op technisch vlak drastisch kunnen minimaliseren. We zitten momenteel in een verkennende fase. Ik hoop dan ook op inventieve oplossingen die me oprecht kunnen verrassen. We evalueren alle bijbehorende aspecten met een interne werkgroep – de ‘post-CO2-architecten’ – en externe partners, die liefst zo pragmatisch mogelijk zijn.”

 

“Ik wil mijn denken niet laten beperken door een bepaalde norm of standaard”  

 

Platgetreden paden durven verlaten

Julien De Smedt is geen fan van eenheidsworst en standaarden. Hij hekelt ‘mirakeloplossingen’ die de CO2-problematiek en het energievraagstuk (deels) over het hoofd zien. Als je een kwalitatief ontwerpend onderzoek wil uitvoeren en grondig te werk wil gaan, is het volgens hem zaak om de bouwheer ervan te overtuigen dat het beter is om van een blanco blad te vertrekken. «Ik wil mijn denken niet laten beperken door een bepaalde norm of standaard. Dat is dodelijk voor de creativiteit, terwijl je als architect net buiten de lijntjes moet kunnen kleuren. Denk bijvoorbeeld aan het gros van de huidige milieunormen, die in de queeste naar duurzaamheid eigenlijk de keerzijde van de medaille vormen. Het is uiteraard nodig om een en ander in goede banen te leiden, maar dan zonder te verhinderen dat bepaalde mensen een stap verder gaan. Het probleem is echter dat bouwheren graag vasthouden aan die normen en standaarden om er commercieel voordeel uit te puren.”

 

“Stedelijke verdichting moet gepaard gaan met de opwaardering van de plaatselijke biodiversiteit”

 

Stedelijke biodiversiteit bevorderen

Vlak bij het station van Rennes, de Franse stad die dankzij de TGV-verbinding met Parijs een enorme groei doormaakt, bouwt JDS architects op dit moment zijn allereerste torenvolume, na een lange en intensieve ontwerpwedstrijd waarin strikte voorwaarden golden. Als architect-coördinator van een omvangrijk project dat nog drie andere gebouwen omvat (een samenwerking met drie andere architectenbureaus) focust Julien De Smedt sterk op de rol die het grootschalige geheel zal spelen bij het behoud en de verdere ontwikkeling van de stedelijke biodiversiteit. “Dat is in mijn ogen een van de belangrijkste aandachtspunten in hedendaagse architectuur, zoals ook Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck telkens benadrukt. Biodiversiteit is een van de cruciale aspecten die stedenbouw naar een hoger niveau tillen. Vandaar dat we ervoor geopteerd hebben om halverwege de toren een park te integreren. Bebouwde zones vormen tegenwoordig een waar obstakel voor de natuur, en dan vooral voor de aanwezige dieren. Zeker in België, waar het wemelt van de lintbebouwing langs de (steen)wegen tussen de verschillende dorpen en steden. Stedelijke verdichting moet dan ook gepaard gaan met de opwaardering van de plaatselijke biodiversiteit. Dit zal het mogelijk maken om de natuur opnieuw volop te laten gedijen – ook buiten die vele bewoonde zones.”

 

“Ik vind dat alle ontwerpen die bekroond, uitverkoren en gerealiseerd worden meer en meer op elkaar lijken en vaak erg protserig zijn. Dat is niet wat ik gehoopt had voor mijn favoriete stad”

 

Monopolistische monotonie in Brussel doorbreken

Kristiaan Borret stelde, op een lichtjes provocerende manier, dat circulair bouwen een verplichting zou moeten worden, net zoals in het verleden het geval was met de passiefstandaard. Wat vindt Julien De Smedt hiervan? “De stedelijke biodiversiteit bevorderen lijkt me net iets belangrijker dan tegen elke prijs circulair of passief willen bouwen. Ik heb soms schrik dat Brussel alsmaar homogener wordt. We mogen niet vergeten dat een stad in essentie divers is en dat ze tot stand komt via een vruchtbare clash van ideeën. Ik vind dat alle ontwerpen die bekroond, uitverkoren en gerealiseerd worden meer en meer op elkaar lijken en vaak erg protserig zijn. Dat is niet wat ik gehoopt had voor mijn favoriete stad. De bouwmeester zou een beetje meer weerstand moeten bieden tegen dat fenomeen en zou zich moeten uitspreken tegen die toenemende homogeniteit. Deze kritische uitlatingen spelen niet in mijn voordeel en zorgen er allicht voor dat ik nooit nog voet aan grond zal krijgen in Brussel. Een paradoxaal gegeven, want ik kan me over het algemeen best vinden in de aanpak van Kristiaan Borret. Ik hoop dat de ‘openheid van geest’ van iemand als Leo Van Broeck ook ingang zal vinden in Brussel, want het is dé stad die tot voorbeeld zou moeten strekken. Je vindt er niet alleen de grootste bevolkingsdichtheid en de meest prangende problemen, maar ook de opportuniteiten met het meeste potentieel.”

 

Wordt ongetwijfeld vervolgd … Alvast goed nieuws: binnen enkele maanden hebben we opnieuw een afspraak met Julien De Smedt om meer te weten te komen over enkele veelbelovende projecten die in de pijplijn zitten!

Deel dit artikel:
Onze partners