KAAN Architecten onthult fase renovatie KMSKA: het daglichtmuseum voor de 21e eeuw

De belangrijkste fase in de renovatie en uitbreiding van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is afgerond. Daarvoor werd KAAN Architecten ondersteund door aannemer THV Artes Roegiers – Artes Woudenberg en studiebureaus Royal HaskoningDHV en Bureau Bouwtechniek. Ook architectenbureau Fritz heeft hen geadviseerd over de restauratie. Het ontwerp verenigt de hedendaagse allure van het nieuw volume met de robuuste neoclassicistische architectuur van het oorspronkelijke gebouw. “Het negentiende- en eenentwintigste-eeuws museum konden niet meer en intenser van elkaar verschillen.”

Sinds het winnen van de internationale prijsvraag in 2003 heeft het Nederlandse architectenbureau intensief gewerkt aan de renovatie en uitbreiding van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Het museum is verdeeld in drie werelden: feel, see en work. Feel wijst op het publieke entreegebied waar de bezoeker toegang tot krijgt via een monumentale trap en gerestaureerde eikenhouten deuren. In die ontvangsthal zijn een museumwinkel, een café, een auditorium en een interactieve informatiezone. Een ronde trap leidt naar de bibliotheek, de garderobe en de ingang voor groepen die zich op het straatniveau bevinden. See zijn de tentoonstellingszalen met daarin meer dan zeven eeuwen kunstgeschiedenis. De uitgebreide collectie varieert van de Vlaamse Primitieven tot de Expressionisten en van schilderijen tot beeldhouwkunst. Dat deel begint vanaf de Keyserzaal van waaruit twee routes vertrekken, de ene via de staatsietrap omhoog naar de gerenoveerde zalen en de andere rechtdoor naar de nieuwe uitbreiding. Work verwijst naar de kantoren aan de achterkant van het gebouw.

 

Ouderwetse grandeur

Het gebouw is ontworpen door architecten Jacob Winders en Frans van Dyck en opende de eerste keer haar deuren in 1890. Het was bedacht als een daglichtmuseum waar bezoekers konden genieten van zowel de kunstwerken binnen als van het landschap van de patio’s en de stad buiten. In de twintigste eeuw kwam daar verandering in. Het museum onderging toen enkele fundamentele veranderingen waardoor de originele circulatieroute verlegd werd. Zo ging ook de connectie met de stad verloren.

Die aanpassingen heeft KAAN Architecten nu rechtgezet door rekening te houden met de originele eigenschappen van het gebouw. Zo refereert het kleurenpalet, met donkerroze, groen en rood, naar de oorspronkelijke kleuren van de negentiende-eeuwse tentoonstellingszalen. Ook de eiken deuren, gipsen plafondornamenten en hoge pilasters dragen bij aan de klassieke, ouderwetse grandeur. De verbinding met de stad is er opnieuw dankzij de grote ramen op de eerste verdieping. Op de tweede verdieping zijn het daklichten die voor een aangename omgeving zorgen. Elegante sofa’s vervolledigen het geheel om uit te rusten tussen de grote meesters.

 

Helder contrast

De uitbreiding van het museum is volledig verhuld en onzichtbaar vanaf de straat. Ze onderstreept de rol van het museum als erfgoed in de buurt en bestaat zo naast de krachtige, historische structuur, zonder haar monumentale kracht te ontkennen. “Het negentiende- en eenentwintigste-eeuws museum konden niet meer en intenser van elkaar verschillen”, zegt professor Dikkie Scipio, architect en medeoprichter van KAAN Architecten. “Samen belichamen ze een emblematisch contrast in afmetingen, licht en atmosfeer, ontworpen als flexibele ruimtes voor toekomstige tentoonstellingen.”

Het H-vormig volume is gesitueerd in de vier bestaande patio’s als een autonome entiteit. De ruimtes zijn sterk verticaal georiënteerd, net als de lange, rechtdoorgaande trap. Die loopt van de eerste tot de bovenste verdieping. De uitgesproken materiële identiteit van de uitbreiding staat bovendien in sterk contrast met het historisch karakter van het originele museum. Enkel waar het nieuwe volume het oorspronkelijke gebouw doorsnijdt, zijn marmeren vlakken toegevoegd. Die subtiele materialisatie weerspiegelt die van het negentiende-eeuws museum. Ook het kleurenpalet is een heldere variatie op dat van het neoclassicistische gebouw, want de zalen zijn bijna allemaal wit. Enkel de blauwe kabinetten zijn, zoals de benaming zelf zegt, blauw. Daar zal de meest kwetsbare kunst tentoongesteld worden.

Toch zijn die blauwe kabinetten niet volledig donker. Vier lichtvallen doorkruisen de verdiepingen en brengen het daglicht tot wel 23 meter diep in het gebouw. Dat natuurlijk licht komt binnen in de uitbreiding via de 198 tetraëders, driedimensionale driehoeken, op het dak. “De daklichten met geïntegreerde kunstverlichting zijn zodanig ontworpen dat ze het daglicht verzachten en het gebrek aan seizoensgebonden lichtinval compenseren”, klinkt het bij KAAN Architecten.

 

Verbeterde logistiek

Het museum heeft ook een nieuw depot gekregen waar de kunstwerken voorlopig opgeslagen zijn. Als de werken gedaan zijn, kunnen de grote schilderijen, die groter zijn dan de toegangsdeuren zelf via het ingenieuze, oorspronkelijke systeem van vloer- en plafondluiken naar de bovenverdieping gebracht worden. Ook een draaiende wand van vijf en een halve meter op negen meter heeft de logistiek rondom grote kunstwerken enorm hard verbeterd. Toch waren er ook andere zorgvuldig overwogen ingrepen nodig in het bestaande gebouw. De wand tussen de Rubens- en Van Dyckzalen is zo verschoven om een brugverbinding te maken tussen de nieuwe museumzalen en de blauwe kabinetten.

 

Mijlpaal

De afronding van deze fase is een belangrijke mijlpaal in de renovatie van het KMSKA, maar er moet nog veel gebeuren voor de heropening. Ondertussen wordt er nog gewerkt aan onder andere de renovatie van de kantoren, de scenografie en de museumtuin. Ook in de entreehal moet nog een nieuwe kunstmozaïek komen. Toch staat er al een avontuurlijke, onvoorspelbare reis langs twee contrasterende en converserende musea op het programma voor de toekomstige bezoekers.

Bron: KAAN Architecten
Deel dit artikel:
Met medewerking van
Onze partners