Heel wat ondernemingen, instellingen en overheden beseffen niet dat de verlichtingsinstallatie in hun kantoren voorbijgestreefd is, wat aanleiding geeft tot een te groot verbruik en te weinig licht. Anderen beseffen het wel maar zien op tegen het ongemak, de kostprijs en het werk bij de renovatie. Nochtans is de motivatie voor een energie-efficiënte en betere verlichting gemakkelijk te vinden. Catherine Lootens van
Groen Licht Vlaanderen geeft enkele doorslaggevende argumenten voor relighting.
Groot besparingspotentieelBij kantoorgebouwen vertegenwoordigt het primaire energieverbruik voor verlichting ongeveer een derde van het totale primaire energieverbruik of zelfs tot 45% van het elektrisch verbruik. Zeker nu de evolutie van de elektriciteitsprijzen onzeker is en men ook vanuit de overheid het energiegebruik wil rationaliseren, vormt relighting de enige zinnige oplossing. Goede maatregelen kunnen immers een besparing tot 50% opleveren met haalbare terugverdientijden. Maar er kan nog meer bespaard worden (20% tot 40% extra) wanneer de verlichting ook geautomatiseerd wordt met lichtregelsystemen. Hierdoor kan de (nieuwe) verlichting uitgeschakeld worden aan de hand van afwezigheidsdetectie – bij voorkeur met het systeem ‘Manual on/Automatic off’ – en kan ook de verlichting gedimd worden op basis van daglichtdetectie.
Visueel comfortTe weinig licht betekent dat het ook ontbreekt aan visueel comfort. Veel verouderde verlichtingsinstallaties in kantoren voldoen niet meer aan Europese norm NBN-EN 12464-1 “Werkplekverlichting – deel 1 – werkplekken binnen”. Deze norm geeft aan wat de minimale verlichtingssterkte, uniformiteit, kleurweergave-index en maximale UGR (mate van verblinding) is voor elke taak.
Taakverlichting is de verlichting die direct gericht is op specifieke werkruimten zoals bureaus of tekentafels in kantoren. Goede verlichting op de werkplek is essentieel voor een optimale uitvoering van de visuele taak. Uit de tabellen vermeld in de norm kan men afleiden dat voor kantoorwerk op een bureau een verlichtingssterkte van minstens 500 lux vereist is voor de horizontale taakverlichting. Men refereert hierbij naar de zogenaamde 'onderhouden' waarden. Dit betekent dat er rekening gehouden wordt met de afname van de verlichtingssterkte in de loop van de tijd, veroorzaakt door vervuiling en veroudering van lampen en omgeving. Men garandeert in de norm als het ware een minimale verlichtingssterkte van 500 lux tot een volgende onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd.
Foto: PhilipsContrastenOm een werkomgeving ook aangenaam te maken, moet naast de verlichtingssterkte de aandacht ook gaan naar contrasten en helderheden binnen de ruimte. Een maat hiervoor is de
luminantie: dit is de verlichtingssterkte die gereflecteerd wordt door een vlak en waargenomen wordt door een observator (uitgedrukt in Cd/m²). Het zijn vooral de contrasten of de luminantieverdelingen binnen het gezichtsveld die uiterst belangrijk zijn voor de verlichtingskwaliteit.
Als de luminantieverhoudingen te laag zijn, zal dat resulteren in een saai ogende ruimte. Te hoge contrasten daarentegen leiden tot concentratieproblemen en vermoeidheid. Evenwichtige contrasten geven daarentegen een harmonieuze visuele scène, met een hoog visueel comfort tot gevolg. Als algemene regel geldt dat een
luminantieverhouding (de verhouding tussen de hoogste en de laagste luminantie) die in het zichtveld niet hoger is dan 3 en niet kleiner is dan 1/3 als het meest aangenaam ervaren wordt.
VerblindingMaar ook het beperken van verblinding zal bijdragen tot een verhoogd visueel comfort. Belangrijk om weten is dat verblinding niet alleen veroorzaakt wordt door 'direct' licht uit lichtbronnen binnen het gezichtsveld, maar dat ook indirecte verblinding mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de reflectie in een beeldscherm, door een wand, door een tafel, ...
De minimum beperking van de directe verblinding (UGR – unified glare rating) wordt bepaald door de taak die in de kantoorruimte wordt uitgevoerd. De mate van verblindingsbeperking die wordt bereikt hangt sterk af van het optisch ontwerp en de afscherming van de armaturen in combinatie met de gebruikte lamp. Armaturen met UGR <19 worden aanbevolen voor kantoren. Bij led-armaturen, die vandaag steeds meer worden ingezet voor kantoorverlichting, staat deze specificatie soms ter discussie.
Foto: ZumtobelAangenaam en realistisch ogendAangenaam licht wordt in grote mate bepaald door twee karakteristieken van lichtbronnen. Enerzijds is er de (gecorreleerde)
kleurtemperatuur (CCT in K), gaande van warm wit (2700 K) tot het koel wit (6000 K). Anderzijds is er de
kleurweergave-index (CRI of Ra-waarde), waarbij een Ra-waarde 100 de 'beste' kleurweergave weergeeft (daglicht, gloeilampen). Vertrouwde voorwerpen zoals voedsel, drank, personen moeten als natuurlijk overkomen.
Voor een kantooromgeving wordt een kleurweergave-index (KWI of Ra) van minstens 80 aanbevolen. Ter vergelijking: een gloeilamp of halogeenlamp heeft een kleurweergave-index van 100. Enkel voor toepassingen die een perfecte kleurweergave vereisen, zoals in de grafische, medische of textielwereld, kiest men voor een lichtbron met hogere kleurweergave-index.
GreenLight ProgramEen kwalitatieve energiezuinige verlichting garandeert met dit alles dan ook de opwaardering van het gebouw, betere arbeidsomstandigheden, minder ziekteverlet en een betere uitstraling. Naast haar effect op visuele prestaties en ongevallen heeft verlichting ook een krachtige invloed op het scheppen van een stimulerende werkomgeving. Voor grote bedrijven speelt zeker ook het imago mee van “Groen bedrijf” waaruit hun milieu-engagement kan blijken. In die context wil het Europese GreenLight Program bijdragen door bedrijven die inspanningen leverden betreffende energiezuinige verlichting te erkennen als ‘GreenLight Partner’. Doel hiervan is het de CO2-uitstoot te verminderen en om aldus bij te dragen tot de realisatie van het Kyoto-protocol. Groen Licht Vlaanderen fungeert hierbij als ‘GreenLight Endorser’.
Verlichting, E-peil en premiesDe recent invoerde
ecodesign richtlijnen voor huishoudelijke en tertiaire verlichting (Nr.244/2009 en Nr.245/2009) die eisen stellen rond de energie-efficiëntie, milieu-impact en maar ook rond specificaties van lampen (levensduur, kleurweergave-index, power factor,…) en de informatie hierover naar de klant, alsook de energieprestatieregelgeving zullen hierbij helpen om dit te concretiseren. In kantoren en scholen maakt verlichting nu al deel uit van het E-pakket. Een energie-efficiënte verlichting kan dus positief bijdragen tot een E-peil lager dan 70. De EPB-verslaggever brengt de verlichting effectief in rekening en gebruikt hiervoor niet de waarde bij ontstentenis, maar vraagt de specifieke paramaters op bij de armatuurfabrikant. Meer hierover is terug te vinden in
deze publicatie van het WTCB.
Om de bedrijven, instellingen, overheden, … aan te zetten tot het plaatsen van energiezuinige verlichting, introduceerden de Vlaamse distributienetbeheerders REG-premies voor relighting. Om in aanmerking te komen moet het geïnstalleerde vermogen van de vernieuwde verlichtingsinstallatie kleiner of gelijk zijn aan een waarde die uitgerekend wordt voor de specifieke ruimte. Bij de aanvraag wordt een lichtstudie, de factuur alsook het ingevulde excel rekenblad toegevoegd.
Enkel bij gebruik van de meest efficiënte lampen, armaturen en voorschakelapparatuur zal men kunnen voldoen aan deze eisen. Een goede lichtplanning vormt hierbij de sleutel tot het succes. Bijkomende daglichtafhankelijke dimming of aanwezigheidsdetectie zal een bijkomende premie opleveren. De premie kan ook aangevraagd worden voor projecten met ledverlichting. Let wel, voor vervanging van lampen of voor nieuwbouwprojecten kan geen premie aangevraagd worden.
Meer informatie over het GreenLight Program vindt u bij
Groen Licht Vlaanderen.