Kengo Kuma was vorige week even in België naar aanleiding van de eerste editie van Lunch with an Architect. Samen met TL Magazine, A+ en Koen Vansinghel schoof Architectura aan tafel met de vermaarde architect. Hij had het over lokale materialen, het computertijdperk en de invloed van de Japanse tsunami op zijn werk.
Zoals bij veel Japanse architecten staat bij Kengo Kuma harmonie en integratie in de omgeving centraal. Alles begint bij de topografie van de omgeving, niet bij het gebouw zelf. Dat zei hij ook na zijn lezing op Lunch with an architect. Kuma: “Schoonheid komt uit totale integratie. Ik geloof niet in de schoonheid van één enkel gebouw, maar van de combinatie van dat gebouw met zijn omgeving. Sommige architecten streven naar een prachtig gebouw op zich, maar dat ontstaat vaak door het contrast met omgeving, en dat is fout. Ze zien schoonheid ten onrechte als een contrast.”
Kuma gebruikt daarom bij zijn projecten zoveel mogelijk lokale materialen. Die dragen niet alleen bij tot de harmonie, maar zijn voor hem – meer dan inzetten op technieken en wetenschappelijke berekeningen – ook de concretisering van duurzaamheid. Kuma: “Ik werk bijvoorbeeld erg veel met hout, dat heel herkenbaar is voor het lichaam. We dragen hout gemakkelijk zelf en de grootste houtstukken zijn ongeveer zo groot als wijzelf.”
Die keuze voor lokale materialen verklaart ook waarom hij niet graag samenwerkt met Japanse ontwikkelaars, die vooral luxueuze materialen zoals marmer en graniet verkiezen, of met materialen werken die misschien wel goedkoop zijn, maar niet mooi ouder worden. “Het lot van materialen is verouderen, en dat kan heel mooi zijn. Onze maatschappij kan echter heel moeilijk om met dat proces, zeker de Japanse samenleving. Verouderen staat daar immers gelijk aan aftakelen. Grote bedrijven pushen ons daarom om artificiële, permanente materialen te gebruiken, maar die verouderen juist heel lelijk.”
Tsunami
Een keerpunt in Kuma’s visie op architectuur was de tsunami die de noordoostelijke kust van Japan teisterde in 2011. “Na de tsunami werd mijn idee over ‘de gemeenschap’ sterker dan daarvoor,” zei hij daarover. “Wat maakt een stad ‘sterk’? Enkele jaren geleden zou ik daarop hebben geantwoord: de kracht van gebouwen. Beton is sterk, staal is sterk, hout is zwak. Toen kwam de tsunami, en die verwoestte alles, van welk materiaal het ook was gemaakt. Op dat moment besefte ik: de echte kracht van een gemeenschap ligt in de kracht van menselijke relaties, met mensen die elkaar kennen en elkaar informeren. Als mensen samen zo’n tsunami kunnen overleven, dan is het een sterke gemeenschap.”
Realiteit en materialiteit
Kuma sprak ook over een verandering op in de mentaliteit van de jongere generatie. Die jongeren, doordrongen van de digitale cultuur, hebben steeds meer nood aan reële dingen. “Het ‘computertijdperk’ geeft ons erg veel beelden, maar mensen beginnen de realiteit en materialiteit te missen die in die beelden ontbreekt. Iedereen wil graag iets maken met hun eigen handen. Iedereen wil ‘artiest’ worden, wil zelf timmerman zijn. Wat blijft er immers anders over waarvoor we onze handen kunnen gebruiken? Het doel van architectuur is om die materialiteit te herstellen.”