De groeiende aandacht voor duurzaam en circulair bouwen zorgt ervoor dat steeds meer architecten vertrouwd zijn met duurzaamheidslabels en dat die labels wel degelijk een belangrijke rol spelen bij hun materiaalkeuze. Dit blijkt uit een enquête die Redactiebureau Palindroom en architectura.be organiseerden bij 174 Nederlandstalige architecten.
De voorbije maanden hielden Architectura.be en Redactiebureau Palindroom een uitgebreide enquête om een zicht te kijken op de manier waarop architecten communiceren en over de manieren waarop ze het liefst geïnformeerd worden door fabrikanten en andere externe partijen. Hierin werd ook gepeild naar de labels die architecten kennen en gebruiken. Vier jaar geleden organiseerden architectura.be en Palindroom een soortgelijke enquête waarin ook de vragen over de labels voorkwamen. Op die manier kan de toestand van vandaag vergeleken worden met die van 2016.
Waarom labels?
Het is niet evident om als architect te kunnen oordelen of een bepaald materiaal van een degelijke kwaliteit is en of het goed scoort op het vlak van duurzaamheid. De technisch-commerciële info die de architect van fabrikanten krijgt, biedt wat dit betreft geen soelaas. Uiteraard zal elk bedrijf claimen dat zijn producten voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen en dat ze bijzonder duurzaam zijn.
Officieel erkende labels kunnen wel een uitweg bieden. Om een label te behalen voor een bepaald product, moet dat product immers gescreend worden door een onafhankelijke instantie die zal nagaan of het product in kwestie inderdaad beantwoordt aan de minimumvereisten die de instantie heeft vooropgesteld.
Anderzijds is het zeker niet zo dat materialen met een kwaliteitslabel sowieso beter en duurzamer zijn dan materialen die niet over dat label beschikken. Voor kleine bedrijven is het financieel en qua workload bijvoorbeeld niet altijd haalbaar om veel tijd en geld te investeren in het behalen van een label.
In de enquête hebben we gevraagd welke labels de architecten kennen. Zij konden hierbij kiezen uit een lijst van twaalf labels die ofwel te maken hadden met de kwaliteit (BENOR en ATG), ofwel met de duurzaamheid van producten: FSC, Cradle to Cradle, het VIBE-label, het NIBE-keurmerk, het PEFC-label, het Europese Eco-label, de LCA-analyse, Nature Plus, het Blauwe Engel-label en het Eurofins-label.
We hebben enkel gepolst naar de duurzaamheidslabels die van toepassing zijn op één specifiek materiaal. Labels als BREEAM, LEED en Valideo worden toegekend voor een volledig bouwproject en zijn voor dit onderzoek dus niet relevant.
We hebben niet enkel gepolst welke labels de architecten kennen, maar vroegen ook in hoeverre een bepaald label een belangrijk argument vormt om al dan niet voor dat materiaal te kiezen.
BENOR, ATG en FSC veruit meest bekend
Drie labels steken qua bekendheid met kop en schouders uit boven de rest van de labels. Enerzijds de twee Belgische kwaliteitslabels BENOR en ATG, maar anderzijds ook het FSC-label.
BENOR en ATG haalden bij de vorige enquête ook al hoge cijfers. Ze dalen wel lichtjes ten opzichte van de vorige peiling. Van 97 naar 93% voor BENOR en van 93 naar 90% voor ATG.
FSC daarentegen noteert een redelijk sterke stijging van 83 naar 90%. Dat kan onder meer verklaard worden door de algemene opkomst van houtarchitectuur, maar ook met het feit dat het FSC-label heel breed gebruikt wordt. Papier, tuinmeubels en alle andere materialen gemaakt op basis van hout kunnen FSC-gelabeld zijn waardoor velen, zeker ook architecten, vertrouwd zijn met dit label.
Twee houtlabels
PEFC, de tegenhanger van FSC en perfect vergelijkbaar met dit label, verliest wel fors terrein en zakt van 53 naar 42%. Daarmee is de kloof tussen FSC en PEFC heel erg toegenomen. Dat kan er op wijzen dat FSC stilaan kan uitgroeien tot de standaard van duurzaam houtbeheer. Zo’n score heeft immers een sneeuwbaleffect voor de houtfabrikanten. Als het label niet zo bekend is bij de consumenten en bij de voorschrijvers zijn ze niet zo sterk geneigd om hier nog in te investeren met als gevolg dat minder producten een PEFC-label dragen wat dan weer nefast is voor de bekendheid van het label. Men kan zich de vraag stellen of het nog zin heeft om twee labels in stand te houden met een heel sterke overlap qua benadering.
De grotere bekendheid van het C2C-label mag niet los gezien worden van de groeiende aandacht voor circulair bouwen.
Circulair bouwen
Op de vierde plaats qua bekendheid staat het cradle-to-cradle-label (C2C) dat een score van 65% behaalt en daardoor maar liefst 20% beter presteert dan 4 jaar geleden. Die sterke stijging mag niet los gezien worden van de groeiende interesse in circulair bouwen. Steeds vaker wordt bij aanbestedingen ook rekening gehouden met de duurzaamheid van de gebruikte materialen. In dat opzicht kan een C2C-label een belangrijke troef vormen.
Een andere sterke stijger is het VIBE-label. VIBE heeft de voorbije jaren een belangrijke rol gespeeld in het promoten van duurzaam bouwen, met ook veel aandacht voor circulariteit. Dat verklaart samen met de groeiende aandacht voor duurzaam bouwen de goede score van het VIBE-label.
Datzelfde kan ook gezegd worden van de Nederlandse tegenhanger, het NIBE-keurmerk dat een stijging noteert van 36 naar 48%.
Ook levenscyclusanalyses (LCA) raken veel beter ingeburgerd bij de architecten. Hiervoor zien we een stijging van 16 naar 22%. Ook dat heeft te maken met de groeiende populariteit van duurzaam bouwen wat nog in de hand gewerkt wordt door tools als Totem. Totem is een tool waarvoor OVAM, Leefmilieu Brussel en Service Publi Wallonie (SPW) de krachten gebundeld hebben. De tool stelt architecten in staat om op relatief eenvoudige wijze de milieu-impact van gebouwen te meten. LCA-analyses vormen de basis van deze tool.
Het Europese ECO-label gaat er eveneens lichtjes op vooruit (van 39 naar 42%). Verder ook een lichte stijging voor Nature Plus en Eurofins. Het Duitse Blauwe Engel-label moet 2 procent inleveren (17 versus 15%).
In hoeverre zijn de labels relevant bij de materiaalkeuze?
De labels kennen is één zaak, maar in hoeverre vormt het label een argument voor de architect om een materiaal voor te schrijven? Om daar een antwoord op te krijgen, hebben we gevraagd aan de architecten of de labels die ze kennen een heel belangrijke rol spelen bij hun keuze, enigszins belangrijk zijn of helemaal niet belangrijk zijn. Dat levert een gemiddelde score op tussen 1 en 2. Hoe lager de score hoe beter het label scoort.
De volgorde komt min of meer overeen met de bekendheid van de labels. Hoewel ze qua relevantie even hoog scoren of zelfs iets minder dan vier jaar geleden, steken BENOR, ATG en FSC er met kop en schouders boven uit. 71% van de architecten vindt het heel belangrijk dat een product over het BENOR-label beschikt en ziet het als een belangrijk argument om voor dat materiaal te kiezen. Voor ATG en FSC bedraagt dat percentage respectievelijk 70 en 63%. Dat wijst er op dat het voor fabrikanten wel degelijk zinvol is om te investeren in deze labels.
Maar ook de andere labels halen goede scores inzake relevantie. Het valt ook op dat de sterke stijgers zoals C2C en LCA-analyse, niet toevallig twee labels met een sterke link naar circulair bouwen, hun gestegen bekendheid ook kunnen verzilveren in een hogere relevantie bij de keuze van de architect.
Bij de analyse van de resultaten, hebben we ook gekeken of er qua bekendheid grote verschillen zijn tussen jonge en oudere architecten, tussen kleine en grote bureaus en tussen architecten die uitsluitend woningen of utiliteitsbouwprojecten ontwerpen. Dat is wel degelijk het geval. Dat wordt uitvoerig geanalyseerd en becommentarieerd in de whitepaper die we uitbrengen over deze enquête.
Info over de enquête - interesse in deze publicatie?
Dit artikel is een fragment uit het whitebook dat Redactiebureau Palindroom uitbracht over de resultaten van een enquête waarin zowel de eigen communicatie van architecten (website, social media, fotografie,….) als de communicatie naar architecten (vakbladen, websites, beurzen,…) onder de loep genomen worden. Verder werden ook vragen gesteld rond de visie op en ervaring met labels, circulair bouwen en BIM. Geïnteresseerd in deze publicatie? Je kan het whitebook hier downloaden.