Keuren van metselwerk

Kleurverschillen in gevelmetselwerk zijn nooit volledig uit te sluiten. Het WTCB publiceerde een infofiche met objectieve beoordelingsmethoden voor kleurverschillen in gevelstenen en voegwerk.
Kleurverschillen in gevelmetselwerk zijn nooit volledig uit te sluiten, vermits deze afhankelijk zijn van diverse, soms oncontroleerbare factoren. De uniformiteit van het uitzicht van gevelmetselwerk wordt in grote mate bepaald door de kleur van de stenen en de voegen, alsook door het feit of het al dan niet nagevoegd werd. Het voegtype kan bovendien de schaduwwerking in de gevel wijzigen en zodoende de onregelmatigheden van het metselwerk en de kleurverschillen in het voegwerk verdoezelen of benadrukken.

Keuring van voegwerk

Kleurverschillen in een voegmortel zijn nooit volkomen uit te sluiten. Deze kleurschakeringen kunnen ontstaan door (geringe) verschillen in de mortelsamenstelling. Dit risico is het grootst indien de mortel op de bouwplaats aangemaakt wordt. Ook in de bestanddelen zelf (zand, cement, …) kunnen reeds bepaalde kleurverschillen voorkomen. Tenslotte zijn de uitvoeringsomstandigheden en de drogings- en carbonatatievoorwaarden slechts zelden identiek en kan de kleur van het voegwerk gewijzigd worden door het ontstaan van uitbloeiingen. Vanuit deze optiek worden dan ook bepaalde kleurschakeringen aanvaard.



Bij ontstentenis van een eenduidige regelgeving wordt in de Technische Voorlichting 208 voor de beoordeling van kleurverschillen in voegwerk teruggegrepen naar de geldende voorschriften inzake kleurverschillen bij gevelpanelen van architectonisch beton.

In eerste instantie worden de kleurverschillen dan ook visueel gekeurd bij normale lichtinval, vanop een afstand van 3 m en op droog metselwerk. 

Indien er geen consensus bereikt wordt, kan men vervolgens zijn toevlucht zoeken tot meer objectieve beoordelingsmethoden.



Afhankelijk van het feit of de kleurverschillen in de voegmortel al dan niet aanleiding geven tot bandvorming in het zichtvlak, wordt volgens de TV 208 een totaal kleurverschil (ΔE-waarde) van 6 of 12 eenheden getolereerd, gebaseerd op 5 over het te controleren oppervlak verdeelde metingen. Deze ΔE-waarden kwamen destijds overeen met een verschil van 1 of 2 indelingen op de CIB-grijsschaal.



Rekening houdend met de recentste technische voorschriften voor gevels van zichtbeton uit de PTV 21-601 – waar een ΔE-waarde van 5 eenheden overeenstemt met 1 schaalindeling – zou men deze toleranties in principe moeten herleiden naar een ΔE-waarde van 5 of 10.


Visueel beoordelen van kleurverschillen.


We willen erop wijzen dat het bij metingen in situ niet mogelijk is om de meetkop van de colorimeter volledig in contact te brengen met het voegoppervlak. Hierdoor ontstaat een onvermijdelijke laterale lichtinval die de meetresultaten sterk kan beïnvloeden. Uit indicatieve metingen waarbij de meetkop wel rechtstreeks in contact kwam met – of zich op 1 mm afstand bevond van – het meetoppervlak, is immers gebleken dat er hierdoor een kleurverschil kan ontstaan dat overeenstemt met een ΔE-waarde van 2 tot 4 eenheden. Om de nauwkeurigheid van de resultaten te waarborgen, zou men bijgevolg steeds stalen van de voegmortel moeten ontnemen.

    

Links: het voegwerkstaal.  Rechts: de colorimeter.


Vermits de diameter van de meetkop redelijk beperkt is (3 of 8 mm), kan men zich de vraag stellen of een kleurmeting op een dergelijke geringe oppervlakte wel representatief is voor het volledige te beoordelen oppervlak (invloed van de kleur van één zandkorrel, …). Om een voldoende karakteristiek beeld te verkrijgen, is het dan ook ten stelligste aanbevolen om meerdere metingen te verrichten.



Tenslotte willen we erop wijzen dat de kleurverschillen meer in het oog zullen springen bij gebruik van donkere tinten en/of indien er vanop afstand nauwelijks kleurverschillen zichtbaar zijn tussen de baksteen en de mortel (min of meer 'egaal' oppervlak).



Indien het voegwerk in meerdere fasen uitgevoerd wordt (bv. bij een herstelling van beschadigde voegen of het gedeeltelijk heropvoegen van de gevel) is de exacte imitatie van de oorspronkelijke voegkleur vaak een moeilijke zaak. Bovendien moet men rekening houden met het feit dat de nieuwe voegen onderhevig kunnen zijn aan een verschillend verouderingspatroon (andere voegsamenstelling, andere pigmenten, andere oppervlaktetextuur, …), zodat een aanvankelijk identiek uitziende nieuwe voeg na verloop van tijd toch een ander uitzicht krijgt dan het oorspronkelijke voegwerk.

Lees hier verder.

Geen abonnee?  Klik op deze link.


Tekst: E. Mahieu, ing., hoofdadviseur, afdeling 'Technisch advies', WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners