Kleurmetingen op afwerkingsmaterialen

Een vijfde van alle adviezen die het afgelopen jaar verstrekt werden door de afdeling Technisch advies, had te maken met het uitzicht van afwerkingsmaterialen. Om de kleur te beoordelen als belangrijk onderdeel van het uitzicht en uitsluitsel te geven bij discussies, kan men ervoor kiezen om een kleurmeter in te zetten. De metingen van dit toestel stemmen echter niet altijd overeen met de visuele waarnemingen ter plaatse. Het WTCB verklaart de reden hiervoor en behandelt enkele belangrijke aspecten in verband met kleurmetingen.

Wat is het verschil tussen L*a*b* en L*C*h en wat betekent het sterretje?

In 1958 werd een 3D-kleurruimte ontwikkeld waarmee men kleuren wiskundig kan karakteriseren en ruimtelijk kan weergeven: het Hunter Lab-systeem. Dankzij dit systeem kan elke kleur beschreven worden aan de hand van zijn coördinaten (zie punt A in de afbeelding). Er bestaan twee sets van coördinaten: Lab- en LCh-coördinaten. Aan de hand van formules kunnen Lab-waarden omgezet worden naar LCh-waarden en omgekeerd. De verschillende lettercodes hebben de volgende betekenis:

  • L: de helderheid
  • C: de verzadiging
  • h: de kleurtint
  • a: het aandeel rood-groen
  • b: het aandeel geel-blauw.

In 1976 verscheen er een verbeterde versie van het Hunter Lab-systeem, namelijk het CIELAB-systeem dat tot op vandaag in gebruik is. Om beide systemen van elkaar te onderscheiden, worden de parameters in de nieuwe versie met een sterretje geschreven (L*a*b* en L*C*h). Dit sterretje is met andere woorden van groot belang aangezien het sterk verschillende waarden zal opleveren bij de berekening van de kleurcoördinaten. 

 

Hoe werkt een kleurmeter

De kleurmeter heeft net zoals het menselijke zicht drie basiselementen nodig om een kleurmeting te kunnen uitvoeren:

  • een (licht)bron
  • een object
  • een waarnemer (het oog).

Als lichtbron gebruikt een kleurmeter een lamp die gestandaardiseerd wordt en wiskundig herleid wordt tot een bepaalde illuminant. Een illuminant is dus geen fysieke lamp maar een tabel van getallen. De meest gebruikte illuminanten zijn het daglicht zoals het voorkomt in Noord- en West-Europa (D65) en het gemiddelde aan de noordelijke hemel heersende daglicht (C).

Het 'oog' van de kleurmeter bestaat uit een spectrometer of andere detector. De signalen van dit toestel worden omgerekend volgens een specifieke standaardwaarnemerfunctie. In de loop der jaren werden twee functies ontwikkeld: een 2° of 10° standaardwaarnemer. Aangezien de laatste waarnemingshoek het dichtste aanleunt bij deze van een menselijke waarneming, geniet deze doorgaans de voorkeur.

Bij het vergelijken van meetresultaten is het met andere woorden zeer belangrijk om de gebruikte illuminant en standaardwaarnemer te kennen.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Deel dit artikel:
Onze partners