Kris Peeters: “Tentoonstelling Levensecht over moderne stad slaat de bal volledig mis”

Mobiliteitsexpert Kris Peeters is niet mals voor de tentoonstelling 'Levensecht, de performantie van de moderne stad' in De Singel. De “voorbeeldige steden” die in de expositie getoond worden, zijn dat volgens hem helemaal niet omdat ze niet beantwoorden aan nieuwe visies op mobiliteit en nog steeds redeneren vanuit de monopoliepositie van de auto. 

Kris Peeters, ook bekend als de andere Kris Peeters, heeft al meerdere boeken over mobiliteit geschreven waarin hij verontwaardigd ten strijde trekt tegen het ‘autodenken’ waarin alles bekeken wordt vanuit Koning Auto. Wekelijks post hij ook een of meer berichten op zijn blog.  Vorige week schreef hij een kritisch artikel over de tentoonstelling Levensecht  die nog tot 10 januari te bekijken is in De Singel. Op vraag van Architectura.be heeft hij zijn blogbericht herschreven tot een column voor onze website. 

 

"Mijn trouwe lezers weten het natuurlijk al lang: deze jongen is geen fan van de modernisten. Of juister: geen fan meer. Want zoals iedereen ben ook ik een kind van mijn tijd, opgegroeid in de tijd van ‘Car Euphoria’, toen het van links tot rechts nog het officiële streven was dat elk gezin een wagen zou bezitten en het woord ‘volkswagen’ nog zwanger was van een mooie toekomst. In de lagere school werden de idealen van licht-lucht-ruimte afgezet tegen de duisternis van de Middeleeuwen, compleet met prachtige zwart-wit-foto’s van een nieuwe stad voor een nieuwe mens in het toen nog onmetelijke Zuidamerikaanse regenwoud. Het was een tijd waarin godsdienstlessen nog maatschappelijke relevantie claimden.

Maar naarmate ik ouder werd, werden de tijden nieuwer. En complexer. Politiek veranderde ongemerkt van een zaak van ‘willen en dus kunnen’ naar een zaak van ‘moeten omdat we niet anders kunnen’. De hoge ambitie van ‘huis-tuin-auto’ voor iedereen verschrompelde tot het minimalistische ‘bed-bad-brood’ voor sommigen in minder dan veertig jaar.

Sommige utopieën gingen ten onder met veel gedruis. Zo markeerde de Val van de Berlijnse Muur letterlijk en figuurlijk het einde van het ‘reëel bestaande socialisme’.

Helaas kon niet elke teloorgang profiteren van zoveel duidelijkheid. Neem die van het automobilisme. ‘Mijn auto, mijn vrijheid’ heette het nog in de jaren ’70 en de billboards houden die mythe krampachtig in stand met sfeerbeelden van lege wegen en eindeloze vergezichten. Er zijn nergens zo weinig auto’s als in autopubliciteit. Dat de auto intussen slachtoffer wordt van zijn eigen succes en dat met elke bijkomende auto onze vrijheid afneemt, door velen wordt het nog steeds niet gezien. En dus ben ik gedwongen er boeken, blogs en columns over te schrijven en lezingen over te geven, zodat ze op de boodschapper kunnen schieten.

Ook de agonie van de utopie van het modernisme moest het zonder gedruis en dus duidelijkheid stellen. Ze verkruimelde zo langzaam tussen onze vingers dat sommigen vandaag nog niet door hebben dat ze eigenlijk met lege handen staan. Nochtans zijn de feiten duidelijk. Niemand gaat op vakantie naar de stralende oorden van de banlieux. Appartementen leidden, naar het woord van Phil Bosmans, tot aparte mensen. Wegen werden van verbindingen tot barrières en de droom van licht-lucht-ruimte werd een nachtmerrie waarbij het licht wordt benomen door vervuilde lucht en de ruimte ingenomen door geparkeerd blik. Niet dat de adepten van het modernisme die feiten ontkennen. Maar ze verklaren ze ‘weg’. Pakweg het onvoorziene vervelende neveneffect van files tussen de drie-eenheid wonen-werken-recreëren zijn dan niet de schuld van pakweg het rigoureuze scheiden van functies, maar van een ongelukkige vertaling van de leer naar de praktijk – een techniek die we ook al bij de meest verstokte communisten tegenkwamen.

Enfin, deze lange intro diende om duidelijk te maken dat ik benieuwd was naar de architectuurtentoonstelling die dezer dagen in de Singel loopt onder de titel 'Levensecht': wat zou de nieuwe lichting architectuurtheoretici met de treurige feiten doen?

Volgens de organisatoren wil de expositie "het vermogen van moderne architectuur illustreren om verandering te omhelzen zonder daarbij haar oorspronkelijke kwaliteiten te verliezen". Die omschrijving verraadt natuurlijk al enige vooringenomenheid, maar eerlijk gezegd was die mij in eerste instantie ontgaan.

Curator Tom Van Avermaete, hoogleraar aan de TU Delft, koos als case onder meer twee steden  die vanuit het niets werden vormgegeven, het Indiase Chandigargh en het Braziliaanse Brasilia uit mijn godsdienstles, en modernistische stadsuitbreidingen in Casablanca. Hij vertrok vanuit de interessante onderzoeksvraag of deze projecten hun beloftes konden waarmaken.

Op dit punt verwachtte ik nog altijd een kritische doorlichting van wat Le Corbusier, Oscar Niemeyer en collega’s ter plaatse aanrichtten. Kennelijk naïef ging ik ervan uit dat ook de kringen van hedendaagse stedenbouwkundigen en architectuurtheoretici niet zouden kunnen ontkennen dat de ideeën van de CIAM-beweging over functiescheiding en de daarbij horende auto-infrastructuren de tand des tijds niet hebben doorstaan. Maar dat viel dus tegen.

Niet dat er helemaal geen kritische kanttekeningen zijn, maar dat de curator het in het introductiefilmpje over "voorbeeldige" steden heeft, blijkt geen lapsus.

Eerst de 'cité verticale' in Casablanca. Behalve maquettes, plans en foto's krijgen we een film te zien die volledig opgenomen is vanuit een rijdende auto. Weliswaar niet vanuit een voorruitperspectief, wel vanuit een zijruitperspectief. Blijkt dat wat als horizontale stad werd gedacht intussen 'verticaal' is geworden. De oorspronkelijke bebouwing werd door de bewoners vooral verdicht door als patio bedoelde ruimten dicht te bouwen en verdiepingen toe te voegen, onder meer als compensatie voor de functiewijziging van het gelijkvloers: van 'wonen' naar winkels en werkplaatsen. Exit het fundamentele principe van de functiescheiding dus, maar Tom Van Avermaete en de zijnen zien er vooral het bewijs in van een geweldig aanpassingsvermogen van het ontwerp. Het adaptieve vermogen van de theorie blijkt nog groter dan dat van haar voorwerp. Die vat het samen als "de generositeit van het generische."

Idem dito wat Chandigarh betreft. Gebouwd als een raster, dus als een stad zonder centrum, blijft er van het oorspronkelijke ontwerp nog bitter weinig over. Ramen werden dichtgebouwd, muren werden van ramen voorzien, balkons en erkers werden toegevoegd. Het enige wat nog herkenbaar is, dankzij 'esthetische controles' (sic) is het betonnen raamwerk. Ook Chandigarh blijkt voor de tentoonstellingbouwers met glans geslaagd. Het is "een architecturaal canvas waarop het bruisende leven van alledag zich afspeelt". Zelf zou ik eerder denken dat dit leven bruisend is ondanks en niet dankzij de oorspronkelijke plannen. Niet elke mens kan kiezen op welk canvas hij zijn leven schildert. Maar ik gun de modernisten graag het voordeel van de twijfel. Generisch zijn is geen vereiste om genereus te kunnen zijn.

Brasilia dan, ooit het paradepaard van deze visionairen, gebouwd in het midden van nergens, in de Braziliaanse brousse. Het stadsplan heeft de vorm van een vliegtuig (volgens de enen) of van een adelaar met uitgestrekte vleugels (volgens de anderen). Dat oogt natuurlijk geweldig, op papier. Als bewoner met twee voeten op de grond heb je aan zo'n gimmick niks natuurlijk. Behalve dan het nadeel dat alles ver van elkaar ligt. Jan Gehl, letterlijk en figuurlijk de architect van het succes van het Kopenhagen van vandaag, heeft het plastisch over ‘bird-shit architecture’ (en het impliceert dat het wel degelijk een adelaar was). 

Ten tijde van het ontwerp leek dat geen probleem: in de moderne wereld zouden moderne mensen zich op een moderne manier verplaatsen. En dus werd de stad er geen van moderne mensen, maar van moderne auto's. De expositiebouwers zijn zo eerlijk criticus Robert Hughes een plaatsje te geven met een naargeestige filmische impressie van een lege stad begin jaren '80: "a platonic nowhere infested with Volkswagens".

Maar Avermaete en de zijnen blijven er niet bij stilstaan. In weerwil van de getuigenissen van iedereen die er was, blinkt Brasilia volgens hen uit in levendigheid. Hun ultieme 'bewijs' zegt meer dan ze zelf bevroeden: "Op zondag, als er weinig verkeer is, trekken ze (de bewoners; kp) naar de representatieve publieke noord-zuid-as om er te fietsen, te schaatsen (rolschaatsen, neem ik aan; kp) of te skaten." Ergo: verkeer is autoverkeer, fietsen is iets wat je doet op zondag, op een plek die toevallig 'vrij' is. Als de auto's weg zijn, komen de mensen uit hun schuilplaatsen tevoorschijn.

Net toen ik me afvroeg hoe iemand die het meest elementaire falen van de modernistische stedenbouw niet erkent en begrijpt toch hoogleraar kan zijn, viel mijn oog op een stelling in een hoek van de expositieruimte. Ik wreef mijn ogen uit. Wat ik zag was inderdaad een platform van waarop de bezoekers letterlijk kunnen neerkijken op de "monumentale maquettes". Ze kunnen er met andere woorden de fout van de modernistische helikoptervisie onbewust herhalen.

In een flits begreep ik: daarom, natuurlijk, heet een hoogleraar een hoog-leraar.

Jammer dat in het bijzonder in de architectuur en de stedenbouw vanuit de hoogte kijken geen garantie is om op de hoogte te zijn."

 

'Levensecht, de performantie van de moderne stad' in De Singel, Antwerpen, nog tot 10 januari
open: wo - zo / 14  - 18 uur en bij voorstellingen
gesloten: ma, di en feestdagen

Deel dit artikel:
Onze partners