Kritische beoordeling van de maatvastheidsprestaties van elastische vloerbekledingen

Het WTCB wordt vaak om advies gevraagd in geval van pathologieën met verlijmde elastische vloerbekledingen, met name bij het opkrullen van de randen (curling), het opstuiken van de voegen of scheurvorming in de lasnaden of de voegen. Dit wijst op het belang van de maatvastheidsproeven op vloerbekledingen. Deze maken het immers niet alleen mogelijk om het gedrag van de gebruikte lijm te begrijpen, maar ook om de meest geschikte lijmsoort te bepalen in functie van de vloerbekleding. 

Elke elastische vloerbekleding vertoont een verschillend gedrag bij een blootstelling aan hoge temperaturen, de zon en dergelijke meer. Zelfs wanneer ze volgens de proefnorm stabiel zouden moeten zijn, vergen bepaalde vloerbekledingen niettemin een uitvoering met specifieke lijmen die onder meer het risico op het opengaan van de naden kunnen beperken. We willen er bovendien op wijzen dat de door het WTCB uitgevoerde proeven niet altijd uitsluitsel konden geven omtrent de oorzaak van de vastgestelde pathologieën.

Deze vaststelling heeft de firma Mapei ertoe bewogen om hieromtrent in haar onderzoekscentrum te Milaan een studie op te zetten. Om haar lijmen te beproeven, kreeg Mapei verschillende proefstukken van een aantal bekende vloerbekledingsfabrikanten. Het doel was om aanbevelingen te formuleren in verband met het gebruik van hun verlijmingsproducten. In dit artikel worden de eerste resultaten van deze studie in verband met vinylvloerbekledingen besproken.

Om de maatvastheid van de vinylvloerbekledingen na te gaan, dient men – conform de norm NBN EN ISO 23999 – de volgende methodologie te gebruiken:

  • conditionering gedurende minstens 24 u bij 23 °C en een relatieve luchtvochtigheidsgraad (RV) van 50 %
  • conditionering gedurende 6 u bij 80 °C
  • afkoeling en herconditionering gedurende 24 u bij 23 °C en een RV van 50 %.

De lineaire variatie, waaruit de maatvastheid voortvloeit, wordt vervolgens bepaald door de verhouding tussen de afmetingen van het proefstuk na de proef en zijn initiële lengte te berekenen. Volgens de productnorm (NBN EN ISO 10581) mag deze waarde voor gelaste naden niet groter worden dan 0,4 %. Deze norm houdt echter geen rekening met het gedrag van de vloerbekleding tijdens de proef.

In deze context werd er een LVT-proefstuk (Luxury Vinyl Tile, d.i. een luxe vinyltegel van het heterogene type, d.w.z. opgebouwd uit meerdere lagen met een verschillende samenstelling en/of een verschillend ontwerp) beproefd. Hierbij werd de methodologie uit de norm NBN EN ISO 23999 gevolgd, op het feit na dat de maatschommelingen van het proefstuk tijdens elke conditioneringsfase van de proef gemeten werden. Uit de resultaten van deze proef bleek enerzijds dat de maximale eindbewegingen beperkt bleven tot -0,08 %, wat dus binnen de door de norm opgelegde grenzen (± 0,4 %) valt, en anderzijds dat er tijdens de conditionering bij hoge temperaturen een uitzetting tot +0,52 % plaatsgreep. Dit betekent dat deze vloerbekleding de neiging heeft om uit te zetten bij een blootstelling aan warmte (bij een blootstelling aan een temperatuur van 80 °C zou een LVT-tegel van 50 x 50 cm bijvoorbeeld een maatschommeling van 2,6 mm kunnen ondergaan …), maar dat zij, wanneer de temperatuur weer gedaald is, haar initiële afmetingen zo goed als terugkrijgt.

Ditzelfde LVT-proefstuk werd eveneens beproefd in combinatie met verschillende lijmen die in de regel aanbevolen worden voor vinylvloerbekledingen. Dit gebeurde conform de norm NBN EN 14259 die de eisen in verband met de mechanische en elektrische prestaties vermeldt. Er werden in het bijzonder maatvastheidsproeven uitgevoerd volgens de norm NBN EN 1903. Hierbij werden de proefstukken en de verschillende lijmsoorten op een ondergrond aangebracht. Voor de conditioneringsstappen van de proef werd de volgende methodologie toegepast:

  • conditionering van de vloerbekleding alleen gedurende 48 u bij 23 °C met een RV van 50 %: meting van de initiële afmetingen van de bekleding
  • verlijming
  • conditionering van het verlijmde systeem bij 23 °C met een RV van 50 % gedurende zeven dagen: meting van de tussentijdse afmetingen van de bekleding
  • conditionering bij 50 °C gedurende 13 dagen en afkoeling bij 23 °C met een RV van 50 % gedurende 24 u: meting van de eindafmetingen van de bekleding
  • minstens één herhaling van de versnelde veroudering, met metingen van de afmetingen van de bekleding.

De maatvastheid wordt in voorkomend geval bepaald door de verhoudingen tussen de initiële afmetingen en de verschillende tussentijdse en eindafmetingen van de proefstukken te berekenen. De norm NBN EN 14259 legt de maximale grens van de maatschommelingen vast op ± 0,2 %.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Deel dit artikel:
Onze partners