Ledverlichting: levensduur en behoud van prestaties

Ledarmaturen kennen een groeiend succes doordat ze steeds energiezuiniger worden. Zo is hun rendement vaak groter dan 100 lm/W en behalen de meest performante verlichtingstoestellen zelfs 150 lm/W. Hun levensduur (die doorgaans tientallen jaren bedraagt) kan ook tot aanzienlijke besparingen leiden op het vlak van onderhoud en een ‘return on investment’ garanderen.  Daarom neemt het WTCB ze onder de loep. 

Dergelijke levensduren worden eveneens ten zeerste geapprecieerd bij intensief gebruikte verlichtingsinstallaties (bv. uitstalramen, callcenters, ziekenhuizen ...) of bij installaties die moeilijk te bereiken zijn met het oog op hun onderhoud (bv. stations, bedrijfshallen ...). Het behoud van de prestaties gedurende de volledige levensduur van de lichtarmatuur is bijgevolg een belangrijke kwaliteitsindicator voor de producten en vormt vaak een doorslaggevende factor bij de keuze van een performante installatie.

 

Onderscheid tussen levensduur en behoud van prestaties

De voorwaarden die in aanmerking genomen moeten worden om een verlichtingsinstallatie als performant te kunnen beschouwen, zijn talrijk (bv. te behouden verlichtingssterkte, goede uniformiteit, beperkt risico op verblinding, lager geïnstalleerd vermogen, passende lichtsfeer ...). Daar waar het vanzelfsprekend is dat er bij de oplevering van de werken aan deze eisen voldaan is, moet dit natuurlijk ook tijdens de volledige levensduur van de installatie nog het geval zijn. In de praktijk slaat de term ‘levensduur’ echter louter op het behoud van de hoeveelheid licht die door de armatuur uitgestraald wordt en garandeert hij dus enkel dat de verlichtingssterkte niet te veel verzwakt.

De levensduur van gloeilampen en fluorescentielampen kan vrij eenvoudig bepaald worden omdat deze overeenstemt met de gemiddelde tijd tot de plotse en volledige onderbreking van hun lichtuitstraling. Dit is bij leds echter enigszins anders. In de meeste gevallen bereikt een ledarmatuur het einde van zijn levensduur immers niet wanneer hij helemaal geen licht meer uitstraalt, maar wel wanneer de hoeveelheid uitgestraald licht ontoereikend wordt. In voorkomend geval moet men de volledige lichtbron vervangen, vermits dit voor de individuele ledchips (kleine lichtbronnen) doorgaans niet mogelijk is.

 

De gebruiksduur bepalen

Hoewel de keuze voor ledarmaturen met een uitzonderlijke levensduur voor tal van toepassingen zinvol is, zal dit niet voor alle gevallen de meest geschikte optie zijn. Het is immers belangrijk om de jaarlijkse gebruiksduur van de verlichtingsinstallatie te bepalen en in te schatten wanneer een volledige renovatie uitgevoerd zal worden.

De gemiddelde jaarlijkse gebruiksduur in een ziekenhuis bedraagt bijvoorbeeld 5.000 uur. Wanneer we ervan uitgaan dat er om de 20 jaar een belangrijke binnenrenovatie zal plaatsvinden, kiest men best voor producten met een levensduur van minstens 50.000 uur, rekening houdend met het feit dat deze vóór de renovatie minstens één keer vervangen zullen moeten worden. Bij een kantoorgebouw met een gemiddelde jaarlijkse gebruiksduur van om en bij de 2.500 uur kan het gebruik van producten met een levensduur van slechts 25.000 uur – wanneer men uitgaat van een renovatie na 10 jaar – daarentegen reeds aan de verwachtingen van de gebruikers beantwoorden.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB >>

Deel dit artikel:
Onze partners