Lezing Filip Canfyn Expert Day: De helaasheid der woningen

Op dinsdag 13 december 2016 gaf Filip Canfyn een lezing over energie-efficiënt renoverne van appartementen tijdens de Expert Day van UGent en Pixii. Kon u niet aanwezig zijn? Niet getreurd. Hieronder publiceren we de integrale lezing. 

DE HELAASHEID DER WONINGEN

Inclusieve, integrale en beleidsmatig consequente  energie-efficiëntie

Energie-efficiëntie voor wonen speelt zich af op een krappe aanbodmarkt, die zich totaal onvoldoende energetisch gezond houdt en die het de bewoners niet makkelijk maakt om te (kunnen) investeren in energiewinst. Gezien dit schoolvoorbeeld van ‘stilstaan is achteruitgaan’ niet fundamenteel uit de wereld geholpen wordt door goedbedoelde acupunctuuringrepen of hoogwaardige studiedagen, moet een driedubbele afspraak gemaakt worden: energie-efficiëntie kan enkel maar effectief worden als die mogelijk gemaakt wordt voor iedereen, als die gedragen wordt door een al even geloofwaardig gedrag buiten de woning en als die ondersteund wordt door een radicaal consequent beleid.

Ik wil mijn interventie van vandaag laten vertrekken van het opiniestuk, dat initiatiefnemers en sprekers van deze studiedag publiceerden onder de titel “Renovatiebereidheid bij lage energieprijzen”. Ik noteerde in dit artikel voor het ingenieursblad van de Gentse universiteit een paar interessante gedachten om verder op te bouwen.

 

De auteurs stellen terecht vast dat in Vlaanderen heel wat oude woningen met een pijnlijke energie-efficiëntie bestaan. Ze wijzen er tevens op dat jaarlijks slechts 1% van het woningpatrimonium grondig gerenoveerd wordt. Ik voeg hier zelf aan toe dat jaarlijks minder dan 1% van dat patrimonium aangevuld wordt met nieuwbouw en dat we dus nog voor decennia goed zitten op het vlak van overmatig energieverbruik.

Wat houdt die grote energie-ommekeer tegen? De auteurs stellen vast dat eigenaars niet of verkeerd geholpen worden. Tussen haakjes, het feit dat men maar beter eigenaar is om energiebewuste maatregelen te nemen sluit al bijna 30% van de huishoudens uit: de private en sociale huurders. Die anderen, de eigenaars dus, maken dan weer de rekening want energie-efficiëntie vraagt investeringen. Spijtig, want hun terugverdientijd stijgt naarmate de energieprijzen dalen. Spijtig, want een beslissing tot renovatie wordt veelal genomen op het moment dat men een woning koopt, en dan heeft men niet veel geld meer wegens een dure aankoopprijs, dan heeft men gewoonweg angst voor een hoge renovatie-factuur. Erger nog, kandidaat-eigenaars kunnen al helemaal afgeschrikt worden door de onzekerheid van een renovatie-avontuur en verschuiven naar de nog veel krappere huurmarkt met evenzeer energievretende woningen. Resultaat: een status quo, dus een nederlaag voor de energie-efficiëntie. Daarom pleiten de auteurs voor een pragmatisch renovatiebeleid. Wat mij betreft is de term ‘beleid’ het belangrijkste deel van het woord ‘renovatiebeleid’: het moet over méér gaan dan over premie-kliëntelisme, maar dat leg ik verder nog uit.

 

Kortom, ik vond in het opiniestuk stapstenen naar drie afspraken, die we samen maar eens moeten maken en die ik hier kort wil behandelen in functie van enige mentale verruiming binnen het toch wel zeer expertgerichte programma van vandaag:

 

  1. Energie-efficiëntie moet inclusief zijn.
  2. Energie-efficiëntie moet integraal zijn.
  3. Energie-efficiëntie moet beleidsmatig consequent zijn.

 

Drie duidelijke afspraken.

 

Laten we beginnen met die inclusiviteit.

Vandaag is energie-armoede een feit. Vandaag segregeert energiezuinigheid. Een voorbeeld. Voor zonnepanelen heeft men een eigen dak nodig. Wie in de stad woont, wie een appartement betrekt of wie huurt kan dus geen of amper zonnepanelen plaatsen. Dit geldt de facto voor de meerderheid van de huishoudens. Meer nog, we hebben ons ooit laten verleiden door een dubbel-inkomen-aanbod. We begonnen met twee te werken voor een ruimer huishoudbudget en een betere woning. Wisten wij veel dat die drang al snel zou omklappen in een noodzaak: we werden grootverbruikers en onze bredere spendeermogelijkheden jaagden de prijzen van woningen de hoogte in. Vandaag moéten we dus met twee blijven werken en moeten we een bovenmodaal dubbel inkomen hebben om ons zonnepanelen, isolatie en een warmtepomp te kunnen veroorloven. We moeten verdienen om te kunnen terugverdienen.

We hebben ondertussen wonen van huisvesting in vastgoed veranderd. We bekijken wonen en woningen dan ook vanuit een navenante, dus selectieve framing. Dan denken we dat het bewustzijn over energiebeheersing in de lift zit. Omdat we dat graag geloven. Omdat we niet goed naar de cijfers kijken. Zo wordt soms gekrantenkopt dat een fenomeen met 50% aan belang gewonnen heeft. Zo wordt soms gesuggereerd dat een fenomeen belangrijk is. Wie wat dieper op de materie ingaat merkt dat het belang in kwestie van bijvoorbeeld 0,4% naar 0,6% geklommen is. De helft méér maar wel de helft van bijna niks. Denken we, bij wijze van voorbeeld, aan biogroenten, fair trade, laadpunten, deelauto’s, enzovoort. De spoeling blijft angstwekkend dun maar de visibiliteit overstijgt de waarheid. En dan vergeten we nog graag dat deze hiphiphoera-fenomenen op overheidssteun moeten rekenen omdat hun bestaan geen batig economisch model vormt. We vergeten nog liever dat deze hiphiphoera-fenomenen op bovenmodale inkomens moeten rekenen omdat hun bestaan geen breed economisch draagvlak heeft. We mogen nu, bij wijze van voorbeeld, denken aan cohousing, stadslandbouw, Vauban-wijken, BEN-woningen en nieuwe stedelijke woontorens.

Dezelfde framing detecteren we ook bij de inschaling van de woonrealiteit, van de ware status questionis van huisvesting. Neen, de woonrealiteit correspondeert niét met de stijlbewuste wereld van architectuurtijdschriften of weekendbijlagen van de betere kranten. Dit is maar het plus-uiterste van het spectrum. En neen, die woonrealiteit correspondeert ook niét met de tristesse van krotwoningen, achterstandswijken of godbetert daklozen. Dit is maar het min-uiterste van het spectrum. De woonrealiteit vandaag vertelt dat zeker 50% van de huishoudens, 10% onderlaag en 40% lagere middenlaag als we naar de inkomens van die huishoudens kijken, dat zeker 50% niet rijk genoeg of niet arm genoeg is om op die krappe huurmarkt aan de bak te komen, om in een nog krapper sociaal segment binnen te raken of om op de concurrentiële herverkoopmarkt iets goed en betaalbaar te vinden. De overschatte nieuwbouwmarkt komt voor zeker 50% van de huishoudens al helemaal niet in het vizier.

Daarom moeten we met mekaar afspreken dat we er over zullen waken dat energie-efficiëntie inclusief, dus voor iedereen kan worden. Omdat een selectieve toepassing toch niet helpt.

 

We moeten het ook eens hebben over integraliteit.

Om onmiddellijk de toon te zetten: energie-efficiëntie zal stedelijk zijn of zal niét zijn. Met stedelijkheid verwijs ik niet alleen naar de groot- en centrumsteden maar ook naar alle dorpskernen, waar woningen en voorzieningen elkaar nodig hebben en elkaar versterken. Vandaag bewijzen metingen reeds dat het globaal energieverbruik significant lager ligt in deze stedelijke kernen. Met andere woorden, energie-efficiëntie kan niet los gezien worden van ons woon-werk-gedrag. Energie-efficiëntie hangt samen met ruimtegebruik en mobiliteitsattitude.

Iedereen kent het cliché van het door een gewaardeerd architect ontworpen passiefhuis in verkavelingsvlaanderen, met vier of meer gevels, tuin rondom en zichtassen richting platteland. De twee bedrijfswagens op de oprit worden hier wellicht niét meegenomen in  de berekening van het ogenschijnlijke batige energieverbruik. Bij dit cliché moet het inkomen van de bewoners ons niet storen maar wel het promoveren van energie-efficiëntie tot de kers op de taart, terwijl de taart zelf onverantwoord slecht smaakt en nog lange tijd op de maag blijft liggen.

Neen, energie-efficiëntie moet eerlijk blijven, dus stedelijk worden. Om dezelfde reden pleit ikzelf al jaren voor het positief discrimineren van rijwoningen en bouwblokken ten nadele van appartementen. Zo krijgt een integrale aanpak voorrang op een objectgerichte methodiek. Zo wordt het intelligent stedelijk wonen beter gepromoveerd: horizontaal werkt in onze contreien overtuigender als vaandeldrager van leefbaar en betaalbaar stedelijk wonen. Zo worden de toegankelijke woonvorm met een lage drempel, de rijwoning dus, en de stedelijke module bij uitstek, het bouwblok dus, samen de katalysator van een verantwoord woon-werk-gedrag. Voor alle duidelijkheid: de woonvorm op zich lijkt mij eigenlijk geen fundamenteel issue. Het is meer een ontwerpers- en makelaarstopic terwijl elke woonvorm nuttig en relevant wordt wanneer deze ingezet wordt voor stedelijke betaalbare energie-efficiënte huisvesting.

 

Tenslotte, beleidsmatige consequentie. In de betekenis van ‘een zich consequent gedragend beleid’.

Even een parenthese. We betrappen onszelf wel eens op een uitspraak in de zin van “als dit geen taak van de overheid is? hier moet de overheid iets doen!” Ik laat even in het midden of die uitspraak op dat moment juist is. Wat ik wel weet is dat die uitspraak veelal zinloos is. De overheid, het containerbegrip voor de politiek-maatschappelijke beheerder met publieke middelen en collectieve doelstellingen, die overheid hanteert graag de methadon-doctrine: een probleem moet niet opgelost worden maar de uitwassen en de nevenschade moeten beheerst of gecamoufleerd worden en de prettige effecten moeten behouden of geprezen worden.

Neem nu de betaalbare energie-efficiënte huisvesting. Moet de overheid hiervoor kiezen? Volgens ons wel. Kan of zal de overheid hiervoor kiezen? Neen, we denken het niet. Waarom? Een overheid heeft schrik om met zo’n keuze de electorale indruk te wekken de meerwaarde te bedreigen van de door hard werken en een dubbel inkomen bijeengeharkte eigendom, te bijten in het moeizaam verworven appeltje voor de dorst. De vrijstaande woning in verkavelingsvlaanderen is al even heilig als de bedrijfswagen, die de staatskas jaarlijks 4 miljard euro kost, die de economie doet bloeden door mobiliteitsbugs en die energie en ruimte onecologisch consumeert. Aan die feiten wordt vooralsnog alleen een politieke mouw gepast en schroomvol een betonstop in 2040 toegevoegd.

Ik vrees dat een overheid vandaag er alle belang bij heeft om het status quo te bewaren. Een overheid heeft er vandaag alle belang bij om niét radicaal te gaan voor stedelijkheid, duurzaamheid, betaalbaarheid noch voor de inclusiviteit en integraliteit van energie-efficiëntie. Een overheid heeft er vandaag zelfs alle belang bij om de maatregelen uit het verleden, die die stedelijkheid, duurzaamheid, betaalbaarheid, inclusiviteit en integraliteit  onmogelijk maakten, om die maatregelen niét te corrigeren, niét om te buigen, niét te annuleren. De meerderheid denkt er wel bij te varen, bij die kracht van niet-verandering.

Zo’n protectionistisch beleid, hoe betreurenswaardig ook, zou op zijn minst nog duidelijk zijn als de overheid geen fotogenieke energie zou steken in lippendienst allerhande en in façadepremies of andere positieve Turteltaksen. Deze pantomime, dit dubbelspel is zelfs ridicuul want hiermee komen we nergens. Maar ja, de meerderheid denkt er wel bij te varen, bij die fiscale incentives. Zolang het beleid niet consequent kiest voor die inclusiviteit en integraliteit, ten nadele van alle zogenaamde verworven rechten, die ruimte, mobiliteit en energie verbrassen, zolang zal een studiemoment als vandaag jaarlijks gehouden kunnen worden met nagenoeg dezelfde slides. Alleen de layout, de technologische inhoud en de datum zullen wijzigen.

 

De vzw Klimaatzaak, een losvaste denktank van klimaatdeskundige Serge de Gheldere met heel wat BV’s, van Meuris over Lenaerts tot Vanthielen, verstuurt op 1 december 2014 een ingebrekestelling naar de vier klimaatministers, die ons land rijk of arm is. In deze ingebrekestelling vraagt Klimaatzaak dat de Belgische overheden alle maatregelen op papier zouden zetten, die getroffen zullen worden om tegen 2020 de uitstoot van broeikasgassen daadwerkelijk met 40% te verminderen. Met andere woorden, Klimaatzaak vraagt alleen maar hoe goedgekeurde internationale verdragen zullen gerespecteerd worden. Geen zware klus dus. Of toch? Overleg tussen de ministers en Klimaatzaak levert alvast geen beweging op. Daarom stapt Klimaatzaak naar de rechter en worden de vier klimaatministers zes maanden later gedagvaard.

Zou het denkbaar zijn dat deskundige architecten en andere bouwprofessionelen, al dan niet hier aanwezig en gesteund door een ferme moot uit het middenveld, de overheid in gebreke stellen en desnoods dagvaarden voor het niet-realiseren en niet-beschermen van het grondwettelijk recht op huisvesting? Ik heb het over een grondrecht, dat geenszins gehonoreerd wordt zoals de grondrechten op onderwijs en gezondheidszorg. Integendeel. Ik heb het ook over een grondrecht, dat, indien inclusief, integraal en beleidsmatig consequent ingevuld, een weldaad zou zijn voor de samenleving, voor de planeet en voor het leven tout court. Zelfs dié noodzakelijke prestatie blijft uit.

Zou het denkbaar zijn dat we hiervoor de overheid in gebreke stellen?

Deel dit artikel:
Onze partners