Hoe komt het dat Limburg zo ondervertegenwoordigd is bij de architectuurprijzen, bij de open oproep en in het Architectuurjaarboek? Het ligt zeker niet aan een tekort aan degelijke architecten, maar vooral aan de profilering. Maar ook de stiefmoederlijke wijze waarop het Limburgse provinciebestuur zijn architecten en zijn architectuur behandelt, is hier niet vreemd aan.
Laten we beginnen met enkele cijfers.
Architectuurprijzen: 2 op 51
In 2009 werden 51 Vlaamse en Belgische architectuurprijzen uitgereikt waarvan er welgeteld twee naar een Limburgs bureau gingen: Lens°Ass won een BIS Renovatie award terwijl PSK de vakjuryprijs van de zorginnovatiewedstrijd I2C kreeg.
Architectuurjaarboek: 1 op 31
Het Architectuurjaarboek 2008 presenteert 31 projecten. Maar, geen enkel in Limburg. Gelukkig is er met Jo Broekx en Marcella Schiepers toch een Limburgs bureau geselecteerd, zij het met een project in Meerhout.
Cijfers zeggen niet alles, maar toch veel. Beweren dat Limburg ondervertegenwoordigd is in architectuurwedstrijden en gerenommeerde publicaties is een understatement. Het paradoxale van de situatie is echter dat de Limburgse architectenbureaus wel degelijk de vergelijking met de andere provincies kunnen doorstaan en op veel respect kunnen rekenen in de architectuurscène. Wat is er dan aan de hand?
Nederland - België
Vergelijk het met Nederland en Vlaanderen. Vlaanderen heeft fantastische architecten, maar vraag een buitenlandse architectuurliefhebber er een op te noemen en je mag blij zijn als hij zich namen als Stéphane Beel, Jo Crepain of een ander Vlaams icoon voor de geest kan halen. Vraag je hem naar Nederlandse bureaus, krijg je geheid drie namen.
Zijn Nederlandse architecten dan beter? Allerminst, maar Nederlanders kunnen zich - daarin gesteund door hun overheid - beter verkopen dan de Vlamingen die te zeer low profile blijven. Wat voor Vlaanderen geldt, kent zijn exploot in Belgisch Limburg waar low profile in de volksaard ligt en het belang van degelijke, hedendaagse architectuur totaal niet is doorgedrongen tot het provinciebestuur.
Alfredo De Gregorio, die er toch om bekend staat geen blad voor de mond te nemen, zal het niet nalaten om zo nu en dan tegen heilige huisjes aan te trappen. Hij durft architecten, aannemers én overheden meermaals de levieten te lezen, toch neemt dit niet weg dat zijn renovatie van het Gallo-Romeins museum op bijzonder veel erkenning kan rekenen. En dat zowel van bouwprofessionals als Tongenaren. Dat De Gregorio met dit project zijn afkeer ten opzichte van de verheerlijking van de design- en beeldcultuur gestalte gaf, doet daaraan geen afbreuk.
Nood aan prestigeprojecten
Maar hoe moet het dan in ‘t bronsgroen eikenhout? Het zou dus zeker geen kwaad kunnen als Limburg op regelmatige basis eens zou afstappen van zijn no nonsense-strategie en regelmatig – maar ook weer niet te vaak – uitpakt met een opvallend prestigeproject dat de Limburgse bevolking niet onberoerd laat. En ja, er zijn al voorbeelden. Gelukkig maar.
Wat de architectonische x-factor van Holistic Architecture 50|5 en diens nestor Juul Van Leysen betreft, valt er trouwens
een mooie parallel te trekken met Jan Kriekels van radiatorenfabrikant Jaga. Zowel Juul Vanleysen als Jan Kriekels weten hun boodschap van holistische architectuur en de creatieve economie op dusdanige wijze te verpakken dat je er niet blind voor kan blijven. Love it or hate it, dergelijke figuren zorgen er wel voor dat de materie tongen losmaakt. In Limburg en daarbuiten, want zij slagen er beter in dan wie ook het beeld van de brave, bescheiden en conservatieve Limburger te doorbreken. Dààr heeft Limburg evenzeer nood aan. Dus niet alleen een prestigeproject op tijd en stond, ook aan boude uitspraken doet men kond.
Buitenlandse boegbeelden
Een ander architectuurproject met een hoge x-factor is zonder meer het nieuwe boomvormige gerechtsgebouw in Hasselt. Zonder twijfel wordt dit het meest besproken Limburgs project van het decennium. Dat het ontstaan is op de tekentafels van twee van de belangrijkste Hasseltse bureaus – a2o Architecten en Lens°Ass – kan de pret alleen maar verhogen. Zij werkten hiervoor samen met het Duitse architectuurbureau J. Mayer en dat op zich is ook al een hele verdienste. Zowel a2o als Bart Lens zijn er de jongste jaren in geslaagd goede contacten aan te knopen met gerenommeerde binnen- en buitenlandse bureaus en dat kan en zal de uitstraling van Limburg als architectuurprovincie alleen maar versterken.
Wat een verschil met andere provincies. In Leuven treffen we bijvoorbeeld het provinciegebouw aan van Goncalo Byrne Arquitectos, de stationssite van Manuel de Solà-Morales (samen met Samyn, WIT en A33) , er is de Philipssite van Aldo Rossi (en Alfredo De Gregorio) , Rafael Moneo met de campusbibliotheek en Neutelings-Riedijk die het STUK cultuurcentrum uittekende. Diezelfde Neutelings-Riedijk is ook in Antwerpen actief voor het prachtige Museum aan de Stroom, kortweg MAS. Verderop aan het Eilandje worden de torens van het project ‘Westkaai’ gebouwd door onder meer het Zwitserse Diener & Diener en ook de Britse toparchitect David Chipperfield en binnenkort wordt er gestart met het havenhuis van Zaha Hadid en uiteraard mogen we eerder vernoemd gerechtsgebouw van Richard Rogers niet vergeten.
Ja, maar Leuven en Antwerpen zijn qua uitstraling en schaal heel wat groter dan Hasselt of Genk, zal je denken? Akkoord, maar wat gedacht van Knokke-Heist waar Zaha Hadid het station mag aanpakken en Steven Holl het Casino in samenwerking met BUROII. Je kan je natuurlijk wel afvragen of het noodzakelijk is om dergelijke grote namen binnen te halen - goedkoop zijn ze niet - het wijst er wel op dat deze plaatselijke overheden begaan zijn met architectuur en vooral in architectuur een middel zien om het aanzien van hun regio of stad te versterken.
Lommel en Genk geven goede voorbeeld
Die visie is totaal niet ingeburgerd in Limburg, hoewel we een uitzondering mogen maken voor twee stadsbesturen: Lommel en Genk. Lommel liet zien dat het met onder meer het gemeentehuis van Crepain-Binst, de Soeverein van onder meer Scarpa, Simoni en Libost en het glasmuseum van Samyn, aandacht heeft voor de meerwaarde van architectuur. Genk zorgde voor een geslaagde architectuurpromotie door de eerder vernoemde prestigewerken, door de werken aan C-Mine maar ook door eigen publicaties en een eigen architectuurwedstrijd. Dat zowel Lommel als Genk middels hedendaagse architectuur een nieuwe dynamiek weten te creëren heeft veel, zo niet alles te maken met het ontbreken van een historisch patrimonium. Of toch het besef dat de stad weloverwogen moet omgaan met haar ruimte om wat het doet, goed te doen. Deze projecten zorgen alvast voor uitstraling, al lijkt het of de prestige ervan afketst op de provinciegrens.
Bron:
Rik Neven (Redactiebureau Palindroom) voor het februarinummer van MaxLife, de lifestyle bijlage van Limburg Manager.