LONGREAD. Overstromingen en natuurherstel: wat kan Vlaanderen leren van de Everglades, Bill Clinton en Ron DeSantis? (Hendrik Schoukens)

Eind 2024 vinden de Amerikaanse presidentsverkiezingen plaats. 24 jaar terug ondertekenden toenmalig president Clinton en Jeb Bush, broer van en toenmalig gouverneur van Florida, een historisch, ongezien natuurherstelpakket voor de Everglades, het grootschalig moerasgebied in het zuiden van de Verenigde Staten. Ook de huidige gouverneur, republikeins presidentskandidaat en notoir anti-woker Ron DeSantis zette het herstel van de Everglades centraal in zijn beleid.

In tijden van toenemende polarisatie vallen uit dit merkwaardige, contra-intuïtieve moerasverhaal enkele lessen te trekken voor een regio als Vlaanderen, die alle moeite van de wereld heeft om in tijden van klimaatverandering zijn etymologische roots als ‘overstroomd land’ te overstijgen.

Michaël Grunwalds boek ‘The Swamp: The Everglades, Florida en the Politics of Paradise’ (2006) zou verplichte literatuur moeten vormen voor elke Vlaamse politicus. Het boek over zijn drassige tocht doorheen de bloederige geschiedenis van een van de meest roemruchte moeraslanden ter wereld begint met een merkwaardige ceremonie op het Witte Huis, begin december 2000.

Op dat moment vond een wekenlange strijd plaats tussen George W. Bush, de toenmalige gouverneur van Texas, en Al Gore, de toenmalige vicepresident van de Verenigde Staten, over de verkiezingsuitslag in de Sunshine State. Te midden van de controversiële en aanslepende hertelling – die uiteindelijk met een marge van een 500-tal stemmen Bush de kiesmannen van Florida en het presidentschap zouden opleveren – was Jeb Bush, de toenmalige gouverneur van Florida en broer van, op visite bij Bill Clinton, wiens ambtstermijn op zijn laatste benen liep. Volgens Grunwald had de blik van Jeb veel weg van ‘the air of a quarterback who had stumbled into the opposing team’s locker room’. 

De reden van de bizarre ontmoeting, was de ondertekening door Clinton van een wet die het grootste natuurherstelproject ter wereld in de steigers zette. Het was een van de zeldzame ‘bipartisan’ wetsvoorstellen die in de tweede helft van de jaren 1990 op de valreep goedgekeurd raakte. In die tijd hadden de republikeinen onder het leiderschap van Newt Gingrich, na een pauze van meer dan 40 jaar, terug de meerderheid in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Het kind kreeg de weinig wervende naam ‘Comprehensive Everglades Restoration Program’ mee en telde maar liefst 3500 pagina’s. Er hing een prijskaartje van bijna 8 miljard euro aan vast. Opmerkelijk was dat de U.S. Army Corps of Engineers, de overheidsinstantie die in de eerste helft van de twintigste eeuw het hele bassin van de Everglades had verknoeid, de leiding kreeg over het project.

 

Onoverwinnelijk moeras

Nochtans hadden de Everglades zich lange tijd ‘ontembaar’ getoond. Toen de Spanjaarden in het spoor van Columbus in 1521 in het zuiden van Florida opdoken, was het gebied bewoond door de Calusa-indianen, zo leren we uit Grunwalds boek.

Toen Ponce de Leon in 1513 voor het eerst voet aan wal zette in Florida, begroetten de inheemse inwoners hem nog vriendelijk. Hij gaf het schiereiland ook zijn bekende naam Florida, omdat er veel bloemen groeiden. De stemming sloeg snel om toen bleek dat eerstgenoemde het gebied wou koloniseren en de inheemse volkeren als lucratieve koopwaar op de slavenmarkt wilde inzetten. Een lokale indianenleider lokte Ponce de Leon in de val. Hij stierf uiteindelijk aan de nawerkingen van een giftige pijl.

Grunwald vertelt verder dat het ondoorwaadbare drasland en zijn wantrouwige bewoners ervoor zorgden dat het gebied zo’n 200-jaar lang niet verder werd gekoloniseerd. Een merkwaardige anomalie in vergelijking met de rest van Centraal- en Zuid-Amerika. De Spaanse technologische voorsprong verzonk letterlijk in het niets in de zompige omstandigheden. De Spanjaarden behandelden het als een regio zonder veel toekomst en werd in 1763 van de hand gedaan aan de Britten. Op dat moment hadden de Europese besmettelijke ziekten waartegen de Calusa weerloos bleken, alsnog gedaan gekregen wat Ponce de Leon eertijds had beoogd. De Calusa waren nagenoeg uitgeroeid door ziektebacillen. Hun plek werd ingenomen door een andere groep Indianen, de Seminole, die het gebied innamen op het einde van de achttiende eeuw.

De Spanjaarden hadden de regio terug in handen gekregen tijdens de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog, maar verkochten Florida in 1819 zonder veel poeha aan de Verenigde Staten, toen nog een jonge natie, voor een schappelijke vijf miljoen dollar. Het bleek een prikje, want later werd deze drassige uithoek van het Amerikaanse continent een van de rijkste en bevolkingsrijke delen van de Verenigde Staten. Het doel van de aankoop was om te vermijden dat Florida een interessant toevluchtsoord zou worden voor Indianen en voor gevluchte zwarte slaven.

Net als hun voorgangers bleken de Seminole ook erg te duchten tegenstanders. Andrew Jackson, de latere president, wou via een gedwongen deportatie met genocide-trekken, het drassige gebied toegankelijk maken voor Amerikaanse kolonisten. Uiteindelijk werden zo’n 3000 Seminoles verplaatst naar een gebied ten westen van de Mississippi. Maar de oorlog zelf liep op een sisser uit voor de Amerikanen. Ze bleken geen partij voor de Seminoles, die het moerassige gebied op hun duimpje kenden. In de derde Seminole-oorlog (1855-1859) haalden enkele honderden Seminoles het van een modern uitgerust leger, dat meer dan eens in een hinderlaag werd gelokt in het uitgestrekte drasland. Men besloot uiteindelijk de Seminoles met rust te laten.

Een anonieme bron beschreef het gebied als volgt:

‘No country I have heard of bears any resemblance to it; it seems like a vast sea filled with grass and green trees, and expressly intended for the rascally Indian, from which the white man would never seek to drive them’.

Grunwald verwijst in zijn boek ook naar een veelzeggende dagboekquote van een Amerikaanse soldaat, die het had over ‘a most hideous region to live in, a perfect paradise for Indians, alligators, serpents, frogs, and every other kind of loathsome reptile’.

Op het einde van de negentiende eeuw bleef Florida een no man’s land. Miami telde een 300-tal inwoners.

 

Vruchtbare akkers en bouwgrond voor een prikje? 

En toch. Grunwalds boek vertelt hoe de Amerikaanse kolonisten al van in het midden van de negentiende eeuw luidop droomden over de onderwerping van het gebied. Voor diegenen die het boek niet volledig willen lezen, hier een korte samenvatting.

Na de Amerikaanse burgeroorlog gaf de Amerikaanse immobiliënmakelaar, Hamilton Diston, de aanzet tot de drainage van de Everglades. Hij kocht 4 miljoen hectare land – zo’n 16.000 vierkante kilometer – in het centrale deel van Florida, een van de grootste aankopen van onroerend goed door een private koper in de geschiedenis van de mensheid. Die gigantische oppervlakte, te vergelijken met de oppervlakte van Vlaanderen, wilde hij draineren en omzetten naar lucratieve landbouwgrond. ‘Indammen, indijken en droogleggen’ werd het mantra. De eerste pogingen faalden en zo bleef de kern van de Everglades alsnog grotendeels gevrijwaard. Het moeras bleek moeilijk te temmen, maar aan de randen ervan werd voorzichtig geknabbeld. Het tijdperk van de tycoons was aangebroken.

Distons investeringen maakten Florida wel interessant voor speculanten. De grondprijzen, vooral langs de kust, sprongen de hoogte in. Oliebaron Henry Fagler zorgde ervoor dat Florida beter ontsloten werd. Er kwam een spoorlijn die langs de oostkust van Florida helemaal tot Palm Beach en Key Biscayne reikte. Langs de sporen en wegen rezen hotels als paddenstoelen uit de grond. De mythe van de Sunshine State was geboren, de grote immobiliëndroom werd bewaarheid.

Het moeras moest verdwijnen. In 1905 beloofde Napoleon Bonaparte Broward de laatste druppel water uit dat ‘van pestilenties vergeven moeras’ te draineren. Naar voorbeeld van zijn Franse naamgenoot droomde hij van een heus rijk: ‘the Empire of the Everglades’.

Maar, ondertussen bleven de Everglades zelf dwarsliggen. De kanalen die werden gegraven, hielden de belofte in van makkelijk te bewerken, vrije landbouwgrond. Massale advertentiecampagnes elders in de Verenigde Staten prezen de net drooggelegde landbouwgrond aan. De eerste generatie boeren raakten echter snel gedesillusioneerd, zo vertelt Grunwald. De grond verdroogde te snel en na enkele jaren van grote opbrengsten bleek het moeilijk om een duurzame oogst te garanderen. De hongersnood loerde om de hoek. Het bleek lucratiever om in de moerassen op jacht te gaan op wasberen, herten en krokodillen.

 

Hybris die leidde tot duizenden vermijdbare doden  

De grootste slag voor de menselijke hybris in de pogingen om de Everglades te onderwerpen diende dan nog te komen, ook voor de tienduizenden landbouwers die zich toen in het gebied hadden gevestigd. Ze moesten twee orkanen doorstaan, in 1926 en 1928. De drainagedijken rondom het Okeechobee-meer begaven het, waardoor duizenden mensen het leven lieten.  

Volgens Grunwald deden deze catastrofen effectief de doodsklokken luiden voor de Everglades. De focus verschoof van draineren naar het beperken van overstromingen. Een reeks nieuwe kanalen werd gegraven, terwijl het meer werd ingesnoerd door dijken, aangelegd door de Army Corps of Engineers. Op die manier werd de natuurlijke stroom van de grasrivier die de Everglades voedde, deels afgesneden. Grootschalige pompstations en dijken maakten het landschap droog genoeg voor landbouw. De aanleg van een eerste snelweg dwars doorheen het schiereiland deed de rest. 

Wat het Amerikaanse leger niet had gekund, daar slaagden de ingenieurs wel in. De gedraineerde landbouwgronden werden ondertussen onderworpen aan intensievere landbouwpraktijken. Pesticiden en kunstmest deden hun intrede. De suikerrietteelt volgde in hun zog. Duizenden kilometers aan dijken en kanalen werden aangelegd.

 

Nationaal park, maar blijvende degradatie

De opkomst van het milieubewustzijn leidde uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog tot een kentering. Er werden voor het eerst boeken geschreven over de Everglades en men zette alle zeilen bij om het resterende deel te redden. De inspanningen leidden tot resultaat. Onder president Truman werd het resterende deel van de Everglades in 1947 alsnog beschermd als een nationaal park. Maar de intensivering van de landbouw in het eertijdse gedraineerde moerasland en de bevolkingsexplosie in stedelijke centra, zoals Miami, zetten ook de natuur binnen de contouren van het nationaal park blijvend onder druk. Het fosforgehalte in het Okeechobee-meer bleek alarmerend hoog als gevolg van de afvloei via de duizenden sloten en grachten rondom de gedraineerde akkers. De machtige suikerrietlobby heeft de voorbije decennia met succes een verstrenging van de stikstof- en fosforwetgeving kunnen afblokken, zo blijkt ook uit Grunwalds verslag. Normen werden versoepeld, deadlines verschoven.

Een wet die begin jaren 1990 in het Parlement van Florida werd ingediend om de ‘stalemate’ te deblokkeren, kreeg de ronkende titel ‘Everglades Forever Act’. Hoewel de wet leidde tot een verbetering van de waterkwaliteit, was het duidelijk dat ingrijpendere maatregelen nodig waren om een halve eeuw van mismanagement van een ecosysteem te herstellen. Rapporten toonden aan dat, indien er niets zou gebeuren, ook het toerisme zou lijden onder een gedegradeerd ecosysteem.

 

Clinton en (Jeb) Bush to the rescue

En toen gebeurde het ondenkbare. Eind jaren 1990 ijverden zowel Democraten als Republikeinen voor een grootschalig herstelproject voor de Everglades, dat miljarden euro’s aan natuurherstel zou omvatten. De ‘River of Grass’ zou zo gered worden, terwijl er ook voldoende zuiver drinkwater kon worden voorzien voor de steeds toenemende bevolking in Zuid-Florida. Beide kampen leken tevreden. Het werd net geen ‘Kumbaya’-moment rond het kampvuur, te midden van de verhitte strijd om het presidentschap tussen Gore en George W. Bush. Net toen zag het ‘Comprehensive Everglades Restoration Plan’ het daglicht. Het 3500-pagina’s tellende plan was in scope en ambities het grootste natuurherstelproject dat de wereld ooit had gezien. Althans op papier. 

In essentie voorzag het plan niet in het verwijderen van alle menselijke ontwateringsinfrastructuur in het gebied, maar eerder in de vervanging ervan door nieuwe constructies die het water nu moesten vasthouden. Ook werd voorzien in het herstel van 14.000 vierkante kilometer wetlands en waterwegen, die de waterhuishouding moesten herstellen. Het plan omvatte ook de aankoop van 40.000 hectare landbouwgrond bij het Okeechobee-meer voor omzetting in moerasland. Dit gebied zou dan als filter dienen voor verontreinigende stoffen uit de resterende landbouwgrond.

 

Nieuwe uitdagingen, onverwachte steun

Ondertussen zijn we meer dan twintig jaar verder. Het boek van Grunwald houdt de evoluties bij tot 2006. De ambtenaren die het grootschalige restauratieproject leidden, voorspelden toen al dat het geen evidente rit zou worden: ‘Everglades restoration isn’t brain surgery. It’s more complicated’. Het zou een huzarenstukje worden om het project in dertig jaar af te ronden. Rond 2020 bleek al vijf miljard euro te zijn gespendeerd, terwijl slechts een van de 68 afzonderlijke restauratieprojecten volledig was afgerond. De deadline wordt nu al verschoven naar 2060, terwijl het al duidelijk is dat dubbel zoveel geld nodig zal zijn.

De broer van Jeb Bush – toenmalige president George W. Bush – gebruikte zijn veto tegen de toekenning van bepaalde budgetten, deels onder druk van de suikerrietlobby.

In 2018 riep een wetenschappelijke commissie op om het herstelplan in zijn geheel te heroverwegen, omdat in 2000 onvoldoende rekening was gehouden met klimaatverandering. De stijging van de zeespiegel zal ingrijpende gevolgen hebben voor het ecosysteem van Zuid-Florida, terwijl de vraag naar drinkwater blijft stijgen door de toenemende bevolking. Zo blijkt uit het rapport dat er bijvoorbeeld al oceaanwater in de veengronden aan de randen van de Everglades is binnengedrongen. Die randen storten in, wat enkel kan worden tegengehouden door de influx van meer zoet water uit het binnenland. Zal men het aandurven om het volledige plan te herbekijken?

Hoewel de voorbije jaren nog honderden vergunningen zijn afgeleverd voor projectontwikkelingen die bijkomend drasland zullen innemen, lijkt de politiek de handdoek nog niet in de ring te gooien.

Niemand minder dan Ron DeSantis, de notoire anti-woke Republikeinse gouverneur van Florida, onderlijnde het belang van zuiver water. Hij voegde de daad bij het woord en ondertekende twee dagen later een uitvoeringsbesluit dat onder meer 2,5 miljard dollar voorzag voor bijkomend natuurherstel, alsook de versnelling van verschillende lopende restauratieprojecten.

Bij zijn tweede inaugaural speech, na zijn herverkiezing als gouverneur in 2023, herhaalde hij zijn commitment voor natuurherstel. Op typisch Amerikaanse wijze verklaarde hij dat ‘Florida (…) now (…) in a golden era for conservation of our treasured natural resources (is). Our momentum is strong, and we will finish what we started – we will leave Florida to God better than we found it’. Ook in zijn tweede ambtstermijn voorzag DeSantis enkele miljarden voor bijkomend natuurherstel.

In de media werd reeds gewezen op de merkwaardige spreidstand van DeSantis, die het verder vergunnen van fossiele infrastructuur helemaal niet problematisch vindt en zich – in het zog van Trump – als klimaatscepticus uit in de strijd om de Republikeinse nominatie als presidentskandidaat.

Bloomberg kopte ‘DeSantis Fights for Everglades As He Neglects Climate Crisis’, terwijl in de New York Times wordt gesteld dat DeSantis merkwaardig genoeg geen beleid wenst te voeren om de grootste bedreiging voor het voortbestaan van zijn staat aan te pakken, met name klimaatverandering.

 

Lessen voor Vlaanderen

Grunwalds analyse bevat alle elementen die de voorbije eeuw ook terugkeerden in de stiefmoederlijke omgang met draslanden in Vlaanderen. Buiten onze eigen voorouders huisden er weliswaar geen ‘inheemse volkeren’ in de ontoegankelijke slikken, schorren en draslanden die onze regio tot voor kort kenmerkten, toch is de gelijkenis treffend. De hybris, hoogmoed, in het omspringen met water. De honger naar geld. De urbanisatie en almacht van de immobiliënlogica. De inpoldering van eertijds drasland, vaak ook tegen beter weten in. De strijd tegen het moeras als beschavingsopdracht. De intensivering van de landbouw en de bijkomende druk die daarmee op de schaars overgebleven draslanden wordt gelegd. De impact van de toevloed aan fosfor en stikstof op de waterkwaliteit. Het dralen met systemische herstelprogramma’s. Het gelobby. De hoge menselijke tol die gepaard gaat met een nalatig omspringen met draslanden, wanneer de natuur alsnog terugslaat in de vorm van als maar krachtigere stormen en orkanen. De bijkomende uitdagingen die de klimaatverandering stelt. En hoe verleidelijk het lijkt om natuur en klimaat los te koppelen van mekaar, terwijl het twee zijden zijn van dezelfde medaille.

Toch valt er uit de lotgevallen van de Everglades ook één hoopgevend signaal af te leiden. Het lijkt met name mogelijk om boven de partijgrenzen heen in te zetten op het grootschalige herstel van draslanden en moerassen, die hoe dan ook een onmiskenbaar deel vormen van de identiteit van een regio. In Florida is dat onmiskenbaar: de Everglades vormen het kloppende hart van Florida. Die identiteit lijkt in Vlaanderen vergeten, verdwenen onder menig gedraineerde verkaveling en akker: we lijken ons meer te identificeren met kersmarkten en zwarte piet dan met de modder en het slijk die eertijds onze gebieden kenmerkten.

Zelfs wanneer deze draslanden eeuwen geleden zijn drooggelegd of zijn bebouwd, dan nog bepalen ze echter in belangrijke mate de urbane ontwikkelingsmogelijkheden in een gebied. In die zin blijven ze onze identiteit vorm geven.

Natuurherstel is ook géén quick fix. Ook dat leert het voorbeeld van de Everglades. Je herstelt niet op enkele jaren wat in de loop van twee eeuwen stuk is gemaakt. Dat het herstel van de Everglades geldverslindend is, biedt daarbij ironisch genoeg meer kansen dan obstakels. Want er kan zich op termijn ook een hele economische sector ontwikkelen, die zich richt op grootschalig natuurherstel.

Want ook dat maken de Everglades duidelijk: de tijd van halfslachtig natuurherstel is voorbij. De ambities moeten hoger. Als we de natuur en de mens willen wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering van de komende decennia, is grootschalig landschapsherstel een juridische verplichting. Een mensenrecht. Want het zullen die zompige moerassen en draslanden zijn die de toekomstige generaties zullen beschermen tegen alsmaar krachtigere stormen en droogtes. Als de overheid dit nalaat, zal men allicht in de toekomst het herstel van die moerassen via de rechtbank kunnen afdwingen. Daarvoor heeft men zelfs de toekomstige EU Natuurherstelwet niet nodig.

Of de titel van de eertijdse wet – ‘The Everglades Forever’ – in Florida zal worden bewaarheid, is vooralsnog onzeker. De klimaatverandering impliceert dat het in elk geval onmogelijk wordt de klok volledig terug te draaien. Toch lijkt de erkenning van het intrinsieke bestaansrecht van dit enorme drasland, bevolkt door panters, krokodillen en in toenemende mate mensen, niet langer in twijfel te worden getrokken. Zelfs republikeinse hardliners en klimaatontkenners zetten zich in voor het intrinsieke bestaansrecht van ’s werelds bekendste moeras.

Waar wachten we op om moerasherstel tot het centrale thema te maken van de volgende kiescampagne?

 

Hendrik Schoukens is schepen voor Groen in Lennik en als milieujurist verbonden aan de UGent. Dit opiniestuk verscheen eerder op Knack.be.

Bron: Knack
Deel dit artikel:
Onze partners