LOW Architecten presenteert plannen van transformatie iconisch Brussels kantoorgebouw tot studentenresidentie
Projectontwikkelaars ION en Belfius Immo hebben samen met LOW Architecten concrete plannen klaar voor de transformatie van het 19de-eeuwse Meyboom-gebouw in de Brusselse Zandstraat tot studentenresidentie. Het project bundelt erfgoedrenovatie met een nieuw woonprogramma voor 219 studenteneenheden en een conciërgewoning, en wordt door UCLouvain Saint-Louis Bruxelles voor minstens 15 jaar gehuurd. Volgens de planning starten de werken in de lente van 2026, met een oplevering tegen het einde van de zomer van 2028.
Het Meyboom-gebouw draagt een gelaagde geschiedenis mee: oorspronkelijk opgetrokken in 1898 als kantoor voor de Compagnie Mutuelle de Tramways, later uitgebreid en herwerkt in 1926 door Paul Saintenoy, die met zijn art-deco-ingrepen het statige kantoorgebouw zijn herkenbare uitstraling gaf. Na circa 15 jaar leegstand en een eerdere sloopdreiging kiest dit dossier expliciet voor behoud: het plan kreeg in 2025 groen licht van de Brusselse overheden, waardoor de aandacht nu verschuift van debat naar uitvoering—met de vraag hoe je een emblematisch kantoorvolume overtuigend laat functioneren als hedendaagse studentenhuisvesting.
Een nieuwe woontypologie in bestaande draagstructuur
Het Antwerpse ontwerpbureau LOW Architecten vertrekt vanuit de kwaliteiten van de bestaande ruwbouw: hoge plafonds, royale lichtinval en een planlogica die herverkaveling toelaat zonder het karakter te verliezen. Het programma wordt uitgesplitst in 90 kamers (18–26 m²) en 129 studio’s (25–47 m²), telkens met eigen sanitair; de studio’s krijgen bovendien een kitchenette. Die verdeling koppelt compacte privékamers aan zelfstandiger studio’s, terwijl een pakket van 775 m² gemeenschappelijke ruimtes—keukens, zitplekken en studiezalen—de residentie als collectief woonmilieu moet laten werken, ondersteund door een fulltime inwonende conciërge die mee instaat voor beheer en onderhoud.
Cruciaal is dat de architecten de transformatie niet benaderen als “inbouw” los van het bestaande, maar als een ingreep die net op de beperkingen van het erfgoed steunt. “Concreet blijven de draagmuren behouden, net als de vloeren en de gevels. Ook de bestaande raamindelingen behouden we – die bepalen het aantal kamers,” zegt architect Stijn Cockx van LOW Architecten. Die keuze maakt de gevelopbouw en het ritme van de ramen opnieuw richtinggevend voor het nieuwe plan: niet het maximale aantal units primeert, maar een herindeling die zich voegt naar de bestaande maatvoering en zo de leesbaarheid van het gebouw bewaart.
Atrium als buitenkamer, straatniveau als motor
Een tweede ontwerphefboom ligt in het hart van het gebouw: het bestaande atrium met glazen dak wordt niet louter een interne lichtput, maar een geactiveerde plek die het woonprogramma organiseert. “We gaan het atrium opentrekken tot een levendige, groene buitenruimte, waar studenten elkaar kunnen ontmoeten en genieten van rust. Alle gemeenschappelijke ruimtes komen daarop uit,” aldus Cockx. Door die collectieve functies rond het atrium te scharen, ontstaat een duidelijke interne oriëntatie én een microklimaat dat de residentie een eigen ‘buitenkamer’ geeft in de dichte binnenstad. Het atrium fungeert daarbij tegelijk als ontmoetingsplek en als ruimtelijke schakel tussen de verschillende lagen van het voormalige kantoorgebouw.
De relatie met de stad wordt expliciet op het gelijkvloers gemaakt, waar LOW inzet op doorwaadbaarheid en publieke leesbaarheid. “Met een soort binnenstraat maken we de verbinding met de straatkant, wat een fantastische stedelijke connector wordt. In plaats van functies bovenin weg te stoppen, houden we ze op het straatniveau,” klinkt het. Die keuze is meer dan een circulatiemaatregel: ze positioneert de residentie als stedelijk adres, waarbij collectieve ruimtes niet verdwijnen in de bovenbouw maar het straatleven mee “aankoppelen”. Als extra laag bovenop het erfgoedvolume komt er bovendien “een panoramisch dakterras met fenomenaal zicht op de stad,” waarmee de bovenste kroon van het gebouw een gedeelde, niet-private bestemming krijgt.
Techniek en erfgoed in één renovatielogica
Naast plan en beleving schuift het project ook een duurzaamheidsambitie naar voren: Meyboom wordt opgezet als CO₂-neutrale site, met groendaken, zonnepanelen en warmtepompen. In erfgoedprojecten zit de moeilijkheid vaak in de afstemming tussen energetische ingrepen en beschermde of beeldbepalende delen; hier lijkt de strategie te zijn om de historische schil en structuur maximaal te behouden, en de performantie via dak- en installatietechniek op te krikken. Dat sluit aan bij de aangekondigde werfopbouw: eerst structuurwerken, daarna gevelrenovatie, en pas vervolgens de transformatie van de binnenruimtes—een volgorde die aangeeft dat stabiliteit en enveloppe-herstel als basis dienen voor het nieuwe woonprogramma.
Dat de overheid het dossier mee ondersteunt, kadert in een bredere zorg om stedelijke identiteit: het gebouw verdwijnt niet in een nieuwbouwlogica, maar krijgt een tweede leven dat tegelijk een nijpend tekort aan studentenhuisvesting adresseert. Architecturaal wordt de ‘iconische’ status van het pand niet als decor ingezet, maar als ontwerpkader: raamritmes sturen het kamermodel, het atrium wordt een groene kern en het gelijkvloers functioneert als stedelijke schakel. Als de werfplanning standhoudt, moet Meyboom in september 2028 opnieuw bevolkt zijn—ditmaal niet door kantoorwerkers, maar door studenten die in een oud kantoorgebouw de collectieve ruimtes en stedelijke schakels van het ontwerp dagelijks activeren.