Marc Dubois: “Belgisch paviljoen op EXPO Milano is een misser van formaat”

Eind oktober sluit de wereldexpositie in Milaan haar deuren. Marc Dubois bezocht de expo en het Belgische paviljoen en trok grote ogen. “Het bezoek is een grote ontgoocheling. Het Belgisch paviljoen zowel inhoudelijk als architectonisch een misser is van formaat.”

“Wat betreft het aantal bezoekers is deze editie zeker geslaagd. De hotelsector heeft gouden zaken gedaan door de prijs van de overnachtingen te verdriedubbelen. Voor een hotel met drie sterren werd meer dan 230 euro betaald.

Telkens wordt de vraag gesteld of dergelijke manifestaties nog van deze tijd zijn, of het geïnvesteerd kapitaal geen mega verspilling is nu wij op een totaal andere wijze kennis kunnen maken met alle uithoeken van onze planeet. Vervolgens is de vraag of de expositie beantwoordde aan het vooropgesteld centraal thema : Voedsel voor de planeet, energie voor het leven. Natuurlijk wordt er veel voedsel geproduceerd maar de vraag is hoe duurzaam en voor welk deel van de wereldbevolking. Dat er ook ter plaatse veel wordt gegeten en gedronken, is een feit. Een wereldexpo is veel meer een pret- dan een ideeënpark, en het thema wordt vaak vergeten. De meeste deelnemende landen zijn aanwezig om hun economische troeven te tonen in het vooruitzicht van belangrijke handelscontacten en vooral handelscontracten. Dit was ook reeds in 1851 in Londen het geval, het economisch luik is doorslaggevend.

Door het gekozen thema konden ook kleinere landen deelnemen aan deze Expo. De VN werd betrokken bij het themapaviljoen rond rijst, cacao en specerijen waar ook kleine landen hun landbouwtroeven konden tonen. Het concept van slow food kreeg eveneens ruime aandacht in deze expo. Voor het stedenbouwkundig plan werd teruggegrepen naar de Romeinen die voor hun nieuwe nederzettingen kozen voor een strak rasterpatroon met een lange rechte Decumanus met een kortere Cardo. Op de kruising ervan was er steeds de locatie van het Forum. In Milano werd dit de Piazza Italia waaraan de Italiaanse deelname is gesitueerd met het bombastische Palazzo Italia. De lange wandelstraat is niet nieuw, voor het nabijgelegen Jaarbeurscomplex (Fiera di Milano) werd reeds voor een identieke oplossing gekozen.

Langs deze lange en brede wandelas werden smalle en diepe percelen voorzien waar de landen hun paviljoen konden bouwen, waaronder ook het Belgisch paviljoen. België kreeg een locatie nabij de hoofdingang, aan de Decumanus een smalle strook en achteraan een breder terrein. De gebuur van België zou Oekraïne zijn geweest, maar dit land haakte uiteindelijk af. Het terrein werd behendig ingepalmd en omgeturnd tot een Belgisch bier-, wafel- en frietparadijs. Het geheel is rommelig en het buitenmeubilair ontworpen door Extremis staat er eerder verweesd bij.

In vergelijking met andere wereldexposities zijn de paviljoenen steeds minder interessant op architectonisch vlak. In Brussel 1958, Osaka 1970 en Hannover 2000 kon men een aantal grensverleggende gebouwen aantreffen. Nu gaat het meer om het beeld, vaak om erg pronkerige constructies.

 

Het Belgisch paviljoen

Interessant om te weten is hoe het BE-paviljoen tot stand kwam. Door de Regie der Gebouwen, de federale overheidsdienst die ook het beheer van de vele gebouwen op zich neemt, werd een wedstrijd uitgeschreven. In totaal kwamen er slechts vier offertes binnen, opgemaakt door aannemersgroepen. Uiteindelijk koos de Regie der Gebouwen voor een ontwerp van de aannemersgroep Besix –Vanhout. In het juryverslag van de vier voorstellen staat niet eens de naam van de ontwerpers vermeld. Bij beoordeling van de architectuur van het BESIX-paviljoen staat te lezen: “Een hoogstaande en creatieve architectuur van het totaalconcept, gebruik makend van innovatieve technieken en materialen”. Nietszeggende kletspraat, zeker wanneer men het eindresultaat gaat analyseren. De ontwerper van het voorstel is Patrick Genard, een Belg die zijn bureau heeft in Barcelona en vooral hotelaccommodatie bouwt in Noord-Afrika. Vermoedelijk via deze weg kwam Besix in contact met deze architect waarvan niemand in België het werk kende, laat staan dat hij in België heeft gebouwd. In vakkringen was de verbazing dan ook groot. De architectenkeuze is bepaald door de aannemer en niet door de architectuurwedstrijd.

De Regie heeft duidelijk gekozen voor een groep met buitenlandse bouwervaring waarbij het ontwerp in feite bijkomstig is. In plaats van eerst een interessant ontwerp te kiezen en dan op zoek te gaan naar internationale bouwexpertise, volgde de Regie een omgekeerde weg met alle gevolgen van dien. De Belgische overheid, dus de Regie der Gebouwen, beseft niet eens dat goede architectuur ook een vorm van exportproduct kan zijn, evenzeer als bier en chocolade. Vraag het maar eens in Nederland en onze andere buurlanden!

In mei 2014 werd het project aan de pers gepresenteerd en toen was reeds duidelijk dat de aanwezigheid van België op architectonisch vlak en ruimteconcept weinig te bieden zou hebben. Uiteindelijk werd architect Marc Belderbos betrokken bij de uitwerking, een naam die niet voorkomt op de presentatie van het ontwerp in 2014.

 

Een bezoek ter plaatse

Begin mei opende de Expo haar deuren met veel problemen omdat een aantal paviljoenen niet tijdig werden afgewerkt. In de Belgische media kwam ons paviljoen in de spotlights omwille van de heisa rond de sterrenchef Benoît Gersdorff die direct na de opening ontslag nam. Dominique Soenens bijdrage in De Morgen (18 mei 2015) was duidelijk: “Belgisch paviljoen van kwaad naar erger”. Geert Sels van De Standaard bracht een bezoek tijdens het openingsweekend en kwam zwaar ontgoocheld terug naar Belgenland (DS 6 mei). Hij stelde zich de vraag hoe men steeds pleit voor duurzaamheid terwijl pakken geld wordt uitgegeven aan expo’s waar deze gedachte compleet achterwege blijft. Begin juni was er de Vlaamse week en brachten een aantal excellenties een bezoek aan de Expo. Niet het paviljoen of de inhoud kregen de aandacht, wel minister Bourgeois in het frietkot met de bijhorende kop van het artikel “Pakistaanse frituristen in de bres voor het Belgisch paviljoen” (DS / 4 juni).

Het bezoek aan het Belgisch paviljoen is een grote ontgoocheling. Aan de inkom van de lange, licht oplopende gang staat een eerder kitscherige maquette van het Atomium, het icoonbeeld van Brussel 1958. Op het einde van deze gang word je rond een stand met eetbare schoenen en Manneken Pis in chocolade terug naar de inkom verwezen. Veel bezoekers kijken onthutst alsof het bezoek reeds is afgelopen. De verbazing is groot dat rechts in de gang vitrinekasten staan met juwelen, dit voor een expo rond het thema voeding. Bijna terug aan de inkom moet men een bocht nemen van 180° om vervolgens af te dalen in de donkere kelder van het paviljoen. Hier is de interessantste bijdrage van België te zien, het onderzoek naar het samengaan van aquacultuur van vissen en het kweken van planten als voeding. De ruimte voor deze presentatie is zeer laag van hoogte en zeer ongezellig. Ongeveer in het midden staat een grote spiltrap die de bezoekers naar boven leidt, naar het restaurant en de biertent. In deze ruimte met een glazen dome staat een mega inox keuken van de firma Maes. Dat dit bedrijf metalen keukens kan maken wist ik wel maar de plaatsing in de ruimte is meer dan een aanfluiting.

Voor het restaurant en het terras werd gekozen voor de Toy-stoel ontworpen door Philippe Starck en geproduceerd door het Italiaans bedrijf Driade. Heeft België dan geen enkele ontwerper die zitmeubelen kan maken? Waarom hier niet de meest succesvolle stoel van Maarten van Severen als eerbetoon omdat hij juist tien jaar is overleden! Schuin tegenover het Belgisch paviljoen staat de schitterende aanwezigheid van Bahrein waar men tafels en stoelen van de Belgische designers van het jaar 2015, Muller Van Severen, kan aantreffen.

Rechts van het biercafé, onder de glazen dome, verlaat men langs een nietszeggende zijuitgang het Belgisch paviljoen. Erg bedroevend! De aansluiting van het paviljoen aan de zijstraten en de achterzijde is onverzorgd en rommelig. Achteraan een 'uitnodigende' trap waar vervolgens op een slordige wijze wordt aangegeven dat de inkom aan de voorzijde is gesitueerd. Hoe kan zoiets door een architect worden bedacht! De beelden tonen dat deze beschrijving niet overdreven is en dat het Belgisch paviljoen zowel inhoudelijk als architectonisch een misser is van formaat. Elementair voor een expositie paviljoen is een helder parcours, zeker op dagen met een groot aantal bezoekers. Het paviljoen van Polen en andere landen tonen duidelijk dat het anders kan.

In een recent artikel van Ives Maes betreffende de Belgische aanwezigheid in Milaan, verschenen in (H)art nr. 147, gaat hij in op de complete onbenulligheid waar zelfs geen concept van gerichte aanwezigheid valt te bespeuren. “Why did the Belgian pavilion proposed Inox luxury kitchens as the world’s salvation, and not show our flourishing biological food industry, or the benefits of our still existing welfare state for the poor?”. Hij maakt eveneens de vergelijking met het nabij gelegen paviljoen van Bahrain ontworpen door de jonge architect Anne Holtrop waarvoor Muller Van Severen het meubilair ontwierp. Een gebouw waarin men aangenaam kan rondwandelen en waar de essentie van planten en voeding voor deze kleine staat in de woestijn wordt gevisualiseerd.

 

Richting Dubai 2020

De volgende grote internationale expositie heeft plaats in Astana, de hoofdstad van Kazakhstan. België nam de beslissing om aan deze editie in 2017 niet deel te nemen en om opnieuw present te zijn in 2020.

Wie het paviljoen van Saoedi-Arabië bezocht, ontworpen door Lord Norman Foster, kon de presentatie van deze stad aanschouwen. Met veel glamour wordt het feest aangekondigd. Vermoedelijk zal BESIX opnieuw aan de bak komen aangezien deze groep in Dubai de hoogste toren van de wereld heeft opgetrokken. De kaarten liggen goed voor dit bedrijf!

Wie het initiatief zal nemen om tot een geslaagde aanwezigheid te komen is nog niet geweten. Indien het project opnieuw in handen komt van de Regie der Gebouwen, moeten de regio’s meer toezicht houden op het verloop en zeker op de ontwerpkeuze en het concept. Een dubieuze selectieprocedure zoals voor Milaan is uit den boze. Het is ook de hoogste tijd om een nieuwe Commissaris-Generaal aanstellen, geen politieke figuur op retour maar iemand met visie. Hopelijk was dit de laatste expo van Leo Delcroix die reeds een paar maal bewezen heeft dat hij nauwelijks een visie kan ontwikkelen. Geraakt men nooit verder dan rommel architectuur en een clichévoorstelling van ons land?”

Deel dit artikel:
Onze partners