Mogelijkheden voor het verlagen van het E-peil via ventilatie

Ventilatie heeft een invloed op de berekening van het E-peil in de gewestelijke regelgevingen met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen (EPB). Deze Infofiche van het WTCB bespreekt de mogelijkheden voor de verlaging van dit E-peil, zowel voor residentiële als niet-residentiële gebouwen. Ze is bestemd voor de EPB-verantwoordelijke en de ontwerper, maar ook voor de aannemers in het kader van ventilatie om hen te overtuigen doeltreffende energieoplossingen te kiezen.
Ventilatie heeft een invloed op de berekening van het E-peil in de gewestelijke regelgevingen met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen (EPB). Deze Infofiche van het WTCB bespreekt de mogelijkheden voor de verlaging van dit E-peil, zowel voor residentiële als niet-residentiële gebouwen. Ze is bestemd voor de EPB-verantwoordelijke en de ontwerper, maar ook voor de aannemers in het kader van ventilatie om hen te overtuigen doeltreffende energieoplossingen te kiezen.


1. Inleiding

Zowel in de residentiële als de niet-residentiële sector gaat ventilatie altijd gepaard met een bepaald energieverbruik:

- Verwarming of afkoeling van de lucht. De lucht die via ventilatie in het gebouw wordt binnengebracht, moet opgewarmd (of gekoeld) worden tot de comfortabele binnentemperatuur. Dit energieverbruik, het ventilatieverlies, is afhankelijk van het gebruikte ventilatiedebiet. Verscheidene maatregelen kunnen deze verliezen door ventilatie verminderen, bijvoorbeeld vraaggestuurde ventilatie of warmterecuperatie in het geval van een mechanische balansventilatie.

- Energieverbruik van de ventilatoren in mechanische ventilatiesystemen (aanvoer en/of afvoer). Dit verbruik kan relatief groot zijn, aangezien elk elektrisch verbruik gepaard gaat met een hoog primair energieverbruik, rekening houdend met omzettingsverliezen in de elektrische centrales (gemiddeld slechts 40 % rendement).

Voor residentiële gebouwen, bijvoorbeeld, geeft afbeelding 1 een typisch beeld van het aandeel van bewuste ventilatie in het globale E-peil (opgesteld voor 200 woningen met ventilatiesysteem C verrekend met ontstenteniswaarden en met een maatregelenpakket dat resulteert in een gemiddeld E-peil van 97). In dit geval zijn de ventilatieverliezen en het energieverbruik van de ventilatoren verantwoordelijk voor meer dan 25 % van het E-peil. Bij een sterk geïsoleerd en luchtdicht gebouw, kan dit aandeel meer dan 50 % bedragen. Vandaar het belang van de maatregelen die beschreven worden in deze Infofiche.



Afb. 1 Bewuste ventilatie in het globale E-peil (voorbeeld).


Warmteverliezen door ongecontroleerde infiltratie en exfiltratie door lekken in de bouwschil kunnen eveneens het E-peil in grote mate beïnvloeden. Hoe luchtdichter het gebouw, hoe beperkter deze warmteverliezen zullen zijn. De EPB beschouwt deze verliezen als onafhankelijk van de bewuste ventilatie, dus worden ze hier niet uitvoerig besproken.

Vergeten we verder niet dat ook het rendement van de verwarmingsinstallatie effect heeft op het energieverbruik voor ventilatie. Het is immers meestal de cv-ketel die moet zorgen voor de toevoer van de nodige energie voor het opwarmen van de binnenlucht (ook al is de woning niet uitgerust met een distributiesysteem op basis van warme lucht).

In de volgende paragrafen behandelen we de verschillende parameters en geven telkens kort aan hoe deze verrekend worden, hoe we het E-peil ermee kunnen verlagen en hoe groot het potentieel tot verlaging wel is. Toch zijn er ook ingrepen die geen effect hebben op het E-peil maar wel degelijk het energieverbruik kunnen beïnvloeden.


2. Ventilatiedebieten

Mechanische ventilatiedebieten worden in de residentiële en de niet-residentiële sector duidelijk anders behandeld. Bijgevolg verschilt ook hun effect op het E-peil.

In residentiële toepassingen wordt het bewuste ventilatiedebiet voor alle ventilatiesystemen A, B, C en D op een forfaitaire en identieke manier berekend. Dit bewuste ventilatiedebiet is afhankelijk van het beschermde volume van het gebouw. Niettemin houden we eveneens rekening met de uitvoeringskwaliteit van het ventilatiesysteem via de m-factor.

Met een gecontroleerd ventilatiesysteem is het van belang dat de verse buitenlucht in de juiste hoeveelheden op de juiste plaats in de woning binnengebracht wordt. Daarbij wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van zelfregelende natuurlijke toevoeropeningen (bij systeem A en C) die ervoor zorgen dat er niet te veel wordt geventileerd, ook als het hard waait of als er een groot verschil is tussen de binnen- en de buitentemperatuur. Bij een mechanisch ventilatiesysteem is het van belang dat de installateur de pulsie- of extractieventielen bij de oplevering goed afstelt; niet te veel en niet te weinig. Door lekken in de luchtkanalen komt de lucht niet steeds terecht waar gewenst en moet de ventilator meer lucht verplaatsen dan strikt noodzakelijk. Het is dus van groot belang dat de luchtkanalen luchtdicht uitgevoerd worden.

Al deze kwaliteitsaspecten worden in het E-peil verrekend met de zogenaamde m-factor. Bij 'ontstentenis' wordt ervan uitgegaan dat de installatie niet perfect is uitgevoerd waarbij de m-factor de waarde 1,5 krijgt toegewezen. Het referentieventilatiedebiet wordt in de E-peilberekening vermenigvuldigd met deze waarde van 1,5 waardoor het berekende energieverbruik ook met een factor 1,5 stijgt. Door aan te tonen dat de werkelijke systeemkwaliteit 'as built' beter is dan bij ontstentenis, zal de m-factor dalen (tot 1,0 bij optimale kwaliteit, afhankelijk van het systeem) en daardoor ook het E-peil.

Dergelijk kwaliteitsbewijs verkrijgt men door aan te tonen dat:

- er zelfregelende RTO's werden gebruikt (zelfregelendheidsklasse van P1 tot P4, zoals gedefinieerd in bijlage B van “bijlage EPW” (zie tabel 2 van Infofiche 42.1) en volgens opgave fabrikant);
- de kanalen luchtdicht zijn door het voorleggen van een meetverslag van de kanaalluchtdichtheid (op gelijkaardige wijze gemeten als de gebouwluchtdichtheid);
- de debieten goed afgesteld zijn door het voorleggen van een meetverslag van de toevoer- en/of afvoerdebieten (debiet bij voorkeur tussen 100 en 120 % van het minimale vereiste ontwerpdebiet, enkel bij mechanische ventilatie (verslag aan te leveren door de installateur)).

Tabel 1 geeft voor elk van de 4 systemen aan welke parameters in rekening gebracht kunnen worden en tussen welke waarden de m-factor kan variëren (van 'ontstentenis' tot theoretisch 'perfect'). Hieruit blijkt dat het potentieel afhankelijk is van het gekozen ventilatiesysteem. De m-factor moet voor elk project berekend worden op basis van de voor te leggen stavingsstukken. De begroting van het effect van elk van deze maatregelen op het E-peil wordt besproken in § 6.




Tabel 1 Variatie van de m-factor in functie van de uitvoeringskwaliteit van het ventilatiesysteem.


In niet-residentiële gebouwen worden de verliezen door ventilatie berekend op basis van het totaal van de ontwerpdebieten voor de aanvoer van verse lucht. Het ontwerp van het ventilatiesysteem en in het bijzonder de keuze van de debieten en de doorstroomopeningen kunnen een effect hebben op het E-peil:

- Laat men de lucht doorstromen vanuit weinig vervuilde lokalen (ETA1 en ETA2) naar lokalen die niet bestemd zijn voor menselijke bezetting, dan kan het E-peil verlaagd worden in vergelijking met een toevoer van verse lucht in alle lokalen.
- Het gebruik van hogere ontwerpdebieten dan het door de regelgeving vereiste minimumdebiet zal echter een lichte verhoging van het E-peil veroorzaken, eventueel te compenseren met andere maatregelen.

In tegenstelling tot residentiële toepassingen wordt de uitvoeringskwaliteit van het ventilatiesysteem niet in aanmerking genomen voor de berekening van het E-peil.




Lees hier het vervolg van dit artikel.

Geen abonnee? Klik op deze link.
Deel dit artikel:
Onze partners