Om als architectenbureau zicht te krijgen op de ontwikkelingen en veranderingen in de zorgverlening heeft
Alert 3, een uitgave van
BURO II & ARCHI+I, een aantal gesprekken gevoerd met bevoorrechte getuigen uit de zorgsector. Uit die gesprekken kwamen verschillende benaderingen naar voor, maar één ding kwam steeds terug: de ontwikkelingen in zorgsector hebben het landschap totaal veranderd zowel op het vlak van de zorgverlening zelf als op het vlak van de benodigde infrastructuur.
Willen ontwerpers op de juiste manier werk maken van ontwerpend onderzoek gericht op de toekomstige ontwikkelingen, dan is het van wezenlijk belang om enerzijds permanent te denken in termen van verandering. Anderzijds moet gezocht worden naar een juiste interpretatie van een werkbare flexibiliteit en een wisselend en gepersonaliseerd gebruik waarbij de klant zich zijn nieuwe woonomgeving kan toe-eigenen.
Alle gesprekspartners wezen erop dat de zorgsector zich niet alleen mag focussen op de vergrijzing en de gevolgen hiervan zoals deze zich nu aandienen. Over 30 jaar is die acute golf voorbij, en dus moeten we nu al denken aan voorzieningen die nu de nodige opvang kunnen bieden en die ook later in een veranderende constellatie kunnen gebruikt worden. De huidige bestaande modellen van ‘het ziekenhuis’ en ‘het bejaardentehuis’ beantwoorden niet meer aan de manier waarop mensen hun behoefte aan zorg wensen te beleven. Helaas worden de normen uit de voornoemde modellen rond hygiëne, sanitaire huishouding, veiligheid en evacuatie wel overgedragen en opgelegd bij (de zoektocht naar) nieuwe modellen en nieuwe infrastructuren.
“In de zorgsector is alles genormeerd en dat maakt het grote verschil met andere sectoren. Meer en meer worden de normen strikter en zijn het deze normen die het programma van eisen bepalen.” - Yvan MayeurDaarentegen kan men zeggen dat de maatschappelijke veranderingen wel worden meegenomen in de manier waarop ouderen nu in het leven staan. Zorg vertrekt niet alleen maar vanuit de medische en de materiële opvang maar vooral vanuit een culturele benadering waarbinnen de zelfstandigheid en de autonomie van het individu centraal staat. De term ‘woonzorg’ is verkeerd gekozen. We kunnen beter spreken over ‘zorgwonen’ omdat daardoor de klemtoon ligt op het wonen. Niet het scheppen van specifieke diensten staat centraal maar wel het maximaal kunnen participeren aan de voorzieningen die de maatschappij biedt. Voorwaarde is dat die het leef- en zorgcomfort van de betrokkenen kunnen verhogen. Hier moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de voorzieningen en de zorgcultuur in een stedelijk gebied en in een landelijke omgeving.
“Het is absoluut noodzakelijk om uit het klassieke keurslijf van woonzorg los te komen om werk te kunnen maken van zorgwonen. Verhuizen maakt deel uit van het leven en is een deel van de zoektocht naar de juiste en aangepaste zorg.” - Wino BaeckelandtMaar dit verhuizen mag geen ontworteling veroorzaken. Daarbij komt dat het tijdelijk verblijf hierin een eigen plaats moet krijgen en dat de zorg moet herbekeken worden in het licht van de kostprijs. Misschien moeten we vastleggen wat een basispakket is binnen het zorgwonen, en kan de klant zelf beslissen welk aanvullend pakket hij/zij mits betaling nodig heeft. Helaas is de financiering vanuit de overheid hier niet op afgestemd, laat staan gelijkmatig verdeeld. De zorg met twee snelheden loert om de hoek.
Wanneer de zelfstandigheid blijvend wordt ondermijnd door het gebrek aan persoonlijk leefcomfort of ondersteunende diensten, is het bejaardentehuis enkel de ultieme stap. Het woonzorgcentrum is dus slecht één dienst in een totaal zorgaanbod en het is daarom van wezenlijk belang een totaalvisie over het zorgaanbod van de toekomst uit te tekenen. In een uitvoerig gesprek met Mevr. Deconinck en de heren De Muynck en Holthof, wezen zij op het belang van zo’n zorgstrategische visie binnen een territoriaal afgebakend gebied op basis van een mix van zorggraden. Slechts op die manier kan men de sociale grondrechten voor de inwoners binnen een woonzorgzone garanderen, en kan de samenwerking en de zorgafstemming met alle woon-zorgpartners maximaal gegarandeerd worden. Herwig Teugels stelt zeer duidelijk:
“Het is beter binnen de bestaande stads- en dorpsweefsels voorzieningen in te passen die het zorgwonen kunnen faciliteren. De woondensiteit in de stad is zo hoog, dat men zich in de toekomst de vraag moet stellen of alles nog moet voorzien worden in één gebouw. Waarom kan men in een wijk geen ankerpunt vastleggen en, in een beperkte perimeter een aantal huizen verwerven die aangepast zijn aan de ouderen.”Het gaat dus om een zeer divers aanbod waarbij tijdelijk en aangepast verblijf kan aangeboden worden naast een definitief verblijf.
De diversitieit in woonaanbod en zorg brengen een zoektocht naar nieuwe woonvormen in een breder verband op gang. De oudere zal moeten zoeken welk aanbod er bestaat en welke vorm de beste ondersteuning biedt voor zijn/haar zelfstandigheid. Het is dus noodzakelijk een diversiteit aan mogelijkheden te voorzien omdat we niet kunnen weten welke de behoeften van deze doelgroep over 20 jaar zullen zijn. Het is daarom belangrijk dat de zorgbehoevende zicht krijgt op het bestaande aanbod. Het onderzoek naar de verschillende woonvormen dat werd opgestart door Kenniscentrum Woonzorg Brussel kan hiervoor een belangrijke sleutel vormen, zowel op het vlak van de informatie als op het vlak van de verdere zoektocht naar creatieve oplossingen.
Yvan Majeur wijst erop dat zorgwonen ook betekent: respect betuigen voor de doelgroep door de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het woonaanbod en de leefbaarheid van het interieur. Kwaliteit en aantrekkelijkheid werken helend en zijn een essentieel onderdeel van de zorgcultuur. Hij vindt het één van de belangrijkste uitdagingen van de zorgcultuur dat deze twee eigenschappen gerealiseerd worden in een project. Daarbij komt dat de kwaliteitsverbetering voor de bewoners vraagt naar een andere organisatie voor het personeel maar ook voor de ruimtelijke opbouw van de gebouwen.
Onze gesprekpartners pleiten resoluut voor een veranderende aanpak waarbij een combinatie van tijdelijke en permanente woonmogelijkheden wordt aangeboden die met elkaar verbonden zijn in een zorg- en cultuurnetwerk waarbij de partners zich op elkaar afstemmen. Schaal, inplanting, organisatie, herkenbaarheid en wisselende belevings- en zorgtrajecten zijn ruimtelijke uitdagingen waarbij architectuur een meerwaarde kan bieden.
Er moeten oplossingen komen om de acuutheid van de vraag en de druk ontstaan door de wachtlijsten, te kunnen combineren met de planning op lange termijn en de duurzaamheid van het beschikbaar patrimonium. Daarom zal experiment en toegepast onderzoek een uitdrukkelijke en structurele plaats moeten krijgen in het zorglandschap. BURO II & ARCHI+I wil hiertoe een aanzet geven. Waar tot op heden ontwerpers te gemakkelijk dachten in oppervlaktes en repetitieve ruimtes, moet nu gezocht worden naar maatwerk dat zich leent voor wisselend gebruik en dat geënt is op de specificiteit van de locatie. Architecten kunnen via ontwerpend onderzoek nieuwe denkpistes openen.
Het bouwen van woonzorgcentra is geen specialiteit meer van enkelen maar moet herdacht worden in een integrale benadering. Wonen en zelfstandigheid zijn culturele uitgangspunten waarbij zorg een versterking van beide betekent in plaats van een aanzet tot afhankelijkheid.
Om te besluiten een citaat van de beleidsagenda ‘Architecture in health’ uit 2007, eerste paragraaf:
“Patiënten en bewoners, zorgprofessionals en familieleden herkennen zich niet meer in de vormgeving van zorggebouwen. Daar moet verandering in komen. De zorg is uit haar isolement gekomen en veel sterker verweven geraakt met andere sectoren van de maatschappij en het dagelijks leven. De privatisering van de zorg en de liberalisering van het vastgoed in de zorgsector dagen de sector zelf uit. Het is van groot belang dat kwalitatief hoogwaardige, innovatieve architectuur binnen de zorgsector hoog op de agenda komt te staan. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het opdrachtgeverschap.”Tekst: Rita Agneessens, Geert Blervacq, Herman Jult, Marc Santens,
Sofie Vandelannoote en Isabel Vlaeminck voor Alert 3, een uitgave van BURO II & ARCHI+I. De publicatie kan gedownload worden vanop de site www.b2ai.com (klikken op Alert).
Foto's: Jef Boes