De overgangsperiode tussen oud en nieuw is gewoontegetrouw een moment voor een terug- en een vooruitblik. Ook in een beroepsorganisatie die niet altijd even voorspelbaar binnen de lijntjes kleurt, huldigt NAV die traditie. Wat neemt de organisatie mee uit 2014? Wat staat er prioritair op de agenda voor 2015? NAV News legde het oor te luisteren bij NAV-voorzitter Kati Lamens en NAV-directeur Kris Baetens. “We kijken reikhalzend uit naar 2015. Alles is momenteel in beweging, wat het erg boeiend maakt.”
Om de spanning er nog even in te houden, zet NAV News eerst het scalpel in 2014. Dat zal bij architecten geboekstaafd worden als onder meer het jaar van de moeder aller verkiezingen, het Bouwmeesterdispuut en de perikelen rond Scholen van Morgen. Het interview met de Bouwmeesterdiscussie, want die vormt volgens onze gesprekspartners een goede illustratie van de bekommernissen, de werking en de nieuwe, extra accenten van het NAV.
Kati Lamens: “De essentie van het Bouwmeesterdebat draait om de vraag hoe Vlaanderen morgen zal omgaan met kwaliteitsvolle architectuur. Tot nu toe kenden openbare besturen grofweg geschetst twee mogelijke wegen voor hun bouw- en planningsinitiatieven. Wie op zoek was naar een aanpak met oog voor vernieuwende kansen en benaderingen, stapte naar het Team Vlaams Bouwmeester, omdat hij wist dat er dan op die kaart zou ingezet worden. Wie dergelijke ambities niet koesterde, koos voor de klassieke aanpak. Hij of zij ging, met een traditioneel eisenprogramma in de hand, aankloppen bij een van de architecten met wie het bestuur of de instelling in het verleden al ervaring had opgebouwd. De vraag is nu wat de toekomst brengen zal met het Bouwmeestercollege dat niet langer over een autonoom statuut beschikt, maar ingebed wordt in het departement Omgeving.”
Oog voor maatschappelijk belang
Kris Baetens: “Voor de beroepsorganisatie was dat debat een uitdagende oefening. Elke architect heeft een eigen visie op de problematiek. Hoe breng je al die stemmen harmonieus samen? In eerste instantie beperkten we ons tot een aantal basisbedenkingen en concentreerden we ons op het verzamelen van de verschillende standpunten en analyses. Waar scoort het Team Vlaams Bouwmeester goede punten? Wat kan beter? Via een heel breed overleg hebben we alle ervaringen en opinies gebundeld en vertaald naar een reeks constructieve voorstellen die konden rekenen op de unanieme goedkeuring van onze raad van bestuur en ons dagelijks bestuur.”
“Voor Scholen van Morgen hebben we een vergelijkbaar traject gevolgd. Op basis van de individuele ervaringen en bemerkingen van de betrokken architecten hebben we in een werkgroep de analyse gemaakt. Daarin werd het thema al snel vanuit een bredere maatschappelijke context benaderd. Wat is de doelstelling van Scholen van Morgen? Waarom blijven de eindgebruikers op hun honger zitten?”
Correct georganiseerde en betaalde wedstrijden
Het resultaat is in beide gevallen een reeks concrete voorstellen die breed worden gedragen en die veel verder reiken dan de belangen van slechts één beroepsgroep. “Precies daarom zijn de kabinetten sterk geïnteresseerd in onze input en groeiden we uit tot een volwaardige gesprekspartner. Zo wisten we een grote geloofwaardigheid op te bouwen bij de beleidsmakers, los van hun politieke kleur, en kunnen we effectief wegen op de politieke besluitvorming. Dat biedt ons de gelegenheid de positie van de architect te versterken en de manier waarop hij of zij wordt gepercipieerd, waar nodig bij te sturen.”
De keerzijde van de medaille is dat dit alles tijd en energie vreet. Goed selecteren wordt dan ook de opgave, beaamt Kris Baetens. “Syndicaal zullen we niet op alle slakken zout leggen maar ons toespitsen op de echt belangrijke dossiers. Ik denk dan in de eerste plaats aan het thema wedstrijden en de daarmee verbonden problematiek van de bezoldiging. We brengen momenteel de kostprijs van wedstrijden voor een architectenbureau in kaart. Met die cijfers in de hand zullen we het bestaande NAV-wedstrijdconvenant updaten en bij zo veel mogelijk opdrachtgevers promoten. Tegelijkertijd zetten we in op de onderlinge solidariteit. Als een organisator het convenant hanteert en de te leveren inspanningen beperkt houdt, lijkt het ons logisch dat architecten geen inspanningen leveren die niet gevraagd zijn. Daarmee jagen ze zichzelf maar op kosten en doen ze hun confraters oneerlijke concurrentie aan.”
Brede allianties
Voor het dossier wedstrijden werkt NAV samen met de beroepsverenigingen BVA en G30. Dat is geen toeval. Bedoeling is dat er in de toekomst meer in gezamenlijke slagorde naar buiten wordt gekomen om de impact te verhogen. Zo wordt ook het dossier Bouwmeester samen met BVA, G30 en AriB behandeld. Al langer tracht NAV bruggen te slaan naar de gesubsidieerde spelers in de architectuur, onder andere om meer waardering los te weken voor de eigen leden. Een werk van langere adem, want de reflex tot samenwerking is bij die partijen zeker geen automatisme. Ook buiten de sector zoekt NAV allianties. Voor het onderwijsdossier wordt bijvoorbeeld overleg georganiseerd met de dienst voor investeringen van het katholiek onderwijs (DIKO) om te zoeken naar het gemeenschappelijk belang.
“Eigenlijk past dit alles binnen een andere kijk op het beroep van de architect”, vult Kati Lamens aan. “Uiteraard blijven wij in de eerste plaats de beroepspraktijk ondersteunen. Tegelijkertijd willen wij aangeven dat architecten vandaag niet per definitie als ontwerper aan de slag moeten, maar ook andere wegen kunnen bewandelen. In de gemeentelijke en stedelijke stedenbouwkundige diensten is er bijvoorbeeld nood aan experts. Dankzij zijn brede opleiding kan een architect ook het verschil maken in onderzoek naar de knelpunten en mogelijkheden van sites, grotere planningsgebieden, bevolkingsgroepen en dergelijke meer. Samen met de maatschappelijke evolutie verschuiven onze rol en de invulling van ons beroep. Als beroepsorganisatie zijn we daar alert voor. Vandaar ook dat we op ons congres in 2014 thematisch enkele nieuwe paden hebben verkend die niet gelieerd waren aan de syndicale werking.”
De wetgeving overstroomt
Dat wil zeker niet zeggen dat de kernopdrachten worden verwaarloosd, integendeel. Ook in 2015 blijft de overdracht van informatie erg belangrijk. Kris Baetens: “Aan thema’s is er alvast geen gebrek. Naast de technische aspecten van het beroep zijn er bijvoorbeeld de decreten betreffende de omgevingsvergunning en het erfgoed. Dat naar de architectuurpraktijk vertalen, wordt een hele kluif. De stortvloed aan wetgeving stemt trouwens tot nadenken. Stilaan bereiken we een verzadigingspunt, vrees ik. Dat leidt soms tot absurde toestanden. Terwijl wij, gestuurd door de epb-regelgeving, bij onze cliënten hameren op het belang van luchtdichtheid en ventilatie, adviseert een overheidsinstelling dat je dagelijks gedurende een halfuur ramen en deuren open moet zetten om de woning te verluchten. Een misverstand, maar bouwheren begrijpen er geen jota meer van en de architect mag het eens te meer allemaal nog eens komen uitleggen.”
Het aanbod aan NAV-cursussen zal mee de permanente vorming ondersteunen die vanaf 2015 compleet wordt uitgerold. “Met de vzw Vitruvius zijn we geregistreerd en kunnen we opleidingspunten aanvragen voor onze cursussen. Dat bewijst eens te meer de kracht van onze initiatieven. Ook onze partners erkennen dat, niet omdat ze ons mooi of sympathiek vinden, maar omdat we telkens weer hoge inschrijvingscijfers boeken en dus tegemoet komen aan een reële vraag. Hetzelfde geldt voor de overheid. Die ziet dat we ook zelf investeren in de projecten waarvoor we subsidies ontvangen, zoals de energieconsulent, de waterconsulent of het bouwteamproject, en is dan ook veel gemakkelijker bereid om ons te ondersteunen.”
Samenwerken wordt het nieuwe normaal
Voor het project waterconsulent wordt 2015 een scharnierjaar, voegt Kris Baetens eraan toe. “Tot nu toe boden we vooral begeleiding bij de invulling van de wetgeving rond hemelwater. Nu is het tijd voor een volgende stap. We moeten op zoek naar concrete technische en ontwerpoplossingen voor de vertraagde afvoer van hemelwater (infiltratie) op het eigen terrein en voor de uitwerking van bouwprojecten in watergevoelige gebieden. Geen gemakkelijke opgave, want de kennis rond deze probleemvraagstukken is nog in volle ontwikkeling. Hierdoor moeten we heel wat content zelf uitwerken. We hopen door een nauwe samenwerking met de sector rond water en onderzoeksorganisaties, zoals WTCB, een sterke bijdrage te kunnen leveren aan de kennisontwikkeling binnen deze domeinen.”
Een ander thema dat in 2015 geregeld de headlines zal halen, is het bouwteam. “Bouwteams worden in PPS-opdrachten de formule bij uitstek. We kunnen daar beter op anticiperen en de rol van de architect trachten te vrijwaren, in plaats van hopeloos achter de feiten aan te hollen”, verduidelijkt Kati Lamens het belang van dit project. “Maar we zien het breder dan dat. Alles draait om samenwerking. Samenwerking tussen architectenbureaus, het thema van ons colloquium eind december 2014 dat in 2015 tot een infopocket zal leiden. Samenwerking met andere partners, zowel uit de bouwsector als daarbuiten. Opdrachtgevers hebben geen boodschap aan een rij aparte specialisten, maar willen een totaaloplossing. Dat betekent dat je samen naar de meest optimale oplossing moet zoeken. Dat lukt alleen als je al in een zo vroeg mogelijk stadium een nauwe en doelgerichte samenwerking opzet. Met ons project willen we onder andere de rol van de diverse partijen daarin onderzoeken en verduidelijken. Vroeger kreeg iedereen een duidelijk afgelijnde taak toebedeeld. Vandaag is dat niet langer het geval. We moeten nieuwe wegen voor de architect uitstippelen.”
Het verschil maken voor de architect
“Onder andere met het oog op dat dossier moeten we ook de Orde achter de veren blijven zitten, want de wetgeving en de deontologie maken samenwerken dikwijls heel moeilijk of zelfs onmogelijk”, pikt Kati Lamens in. “Maar bij de Orde zijn er nog andere katten te geselen. De huidige structuur, met twee aparte taalvleugels en een overkoepelende nationale raad waar het overleg wordt georganiseerd, werkt niet naar behoren. Te dikwijls waagt de Orde zich ook op een terrein waarvoor ze eigenlijk niet bevoegd is. Wij blijven aandringen op een slanke, transparante en efficiënte Orde met twee autonoom werkende vleugels, die zich toespitst op haar kerntaken: de toegang en uitoefening van het beroep, de stage, gelijke spelregels voor binnen- en buitenlandse architecten. Want alleen als wij allemaal, Orde en beroepsverenigingen, onze eigen rol voor 100% ter harte nemen en invullen, kunnen we voor de architect daadwerkelijk het verschil maken.”