Nieuwe aandachtspunten voor verf op buitenmetselwerk uit baksteen

In dit artikel bespreekt het WTCB twee typologieën van buitenmetselwerk uit baksteen waarbij het risico op het loskomen van de verf reëel is. Bij de eerste configuratie gaat het om bakstenen met een glad uitzicht en een gesloten structuur. Bij de tweede gaat het om nageïsoleerd metselwerk.

Eerste configuratie: bakstenen met een glad uitzicht

De laatste tijd kwamen er bij het WTCB alsmaar vaker meldingen binnen van het volgende schadebeeld: het loskomen van de verf op buitenmetselwerk uit baksteen. Het ging hier om werven, gelegen in de drie Gewesten van ons land en uitgevoerd door verschillende aannemers. De gebruikte verfsystemen waren eveneens afkomstig van verschillende fabrikanten en behoorden tot de producten die gewoonlijk op dergelijke ondergronden aangebracht worden.

Om de betrokken ondernemingen van technische bijstand te kunnen voorzien, heeft het WTCB een aantal in situ inspecties en laboratoriumproeven uitgevoerd. Tijdens deze werfbezoeken konden we de vinger leggen op verschillende overeenkomsten. Zo hebben we vastgesteld dat de verf enkel loskomt van de baksteen en intact blijft op de voegen (zie afbeelding 1). Dit loskomen verschijnt telkens enkele maanden na de uitvoering, doorgaans op het einde van de winter. Vermeldenswaard is ook dat de bakstenen een gelijkaardig uitzicht vertonen: een glad oppervlak, een gesloten structuur en een lage oppervlakteporositeit.

Bovendien werd er ter hoogte van de beschadigde zones steeds een hoog vochtgehalte van het metselwerk gemeten. Gelet op het feit dat voormelde hechtingsproblemen zowel vastgesteld werden op zuid- als op noordgerichte gevels, leek het ons weinig waarschijnlijk dat de oorzaak hiervan te zoeken was bij een vochtbron afkomstig van buitenaf. Om hieromtrent zekerheid te krijgen, werd het metselwerk geopend om de gevelopbouw te controleren en te checken op de aanwezigheid van eventuele inwendige vochtbronnen. Hieruit bleek echter dat de systemen wel degelijk correct uitgevoerd waren (aanwezigheid van een geventileerde luchtspouw aan de achterzijde van de gevel ...).

Alle aangewende bakstenen beschikten over een BENOR-merk en waren – volgens de fabrikanten althans – geschikt om geschilderd te worden. De in het laboratorium en in situ gevoerde proeven hebben echter aangetoond dat de traditionele primers niet altijd een toereikende hechting vertoonden. Dit gold overigens ook voor een aantal zogenoemde ‘ademende’ verven die omwille van hun waterdampdoorlatendheid in deze context een oplossing hadden kunnen bieden.

Uit laboratoriumproeven is bovendien gebleken dat het buitenoppervlak van de bakstenen zeer traag water absorbeert. Dit kan verklaren waarom de droging minder snel verloopt en vochtaccumulatie in de hand gewerkt wordt. Deze hypothese wordt bevestigd door een werf waarbij de gevel twee jaar geleden ‘gezandstraald’ werd en sedertdien geen onthechting meer vertoont.

De oorzaak van het loskomen en het vocht is vooralsnog niet op eenduidige wijze geïdentificeerd en tot op heden werd er evenmin een geschikte oplossing voor gevonden. In afwachting is er bij deze ondergronden dus enige voorzichtigheid geboden. Op de bouwplaatsen waar deze ondergronden – doorgaans op kosten van het schildersbedrijf – opnieuw geschilderd werden, werd er immers in de meeste gevallen nieuwe schade vastgesteld.

Er bestaan voorlopig nog geen definities of minimale criteria waaraan voldaan moet zijn om te kunnen spreken van ‘te beschilderen bakstenen’. Teneinde geschillen te vermijden, zouden de baksteenfabrikanten een aantal proeven moeten voorzien of zouden deze in het BENOR-merk opgenomen moeten worden. Dergelijke proeven zouden het mogelijk moeten maken om vooraf uitsluitsel te krijgen over de toepasbaarheid van verven op deze ondergronden, om de architect, de bouwheer en de schilder beter te informeren en om de keuze van de baksteen en de verf te sturen in functie van de bekomen resultaten.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB>>

Deel dit artikel:
Onze partners