Een sociale woning moet niet alleen betaalbaar, maar ook veilig, gezond, energiezuinig en milieu- en gebruiksvriendelijk zijn. Daarom heeft de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) normen en richtlijnen voor SHM’s, architecten en bouwheren die projecten ontwikkelen. Sinds 1 januari 2018 zijn de normen vernieuwd.
De nieuwe normen en richtlijnen verduidelijken welk kwaliteits- en comfortniveau sociale woningprojecten moeten hebben, maar ook hoe je die kostenefficiënt kan bereiken. Projecten krijgen gesubsidieerde financiering als ze eraan voldoen.
Nood aan vernieuwing
De normen die de VMSW en de sector tot nu gebruikten, staan in de C2008. Die was dringend aan vernieuwing toe. “Hoe we willen wonen evolueert voortdurend. Sinds 2008 zijn het beleid, de technieken en de visie op energie sterk geëvolueerd", stelt Els Struyf, coördinator speciale projecten bij de VMSW. Zij leidde de vernieuwing van de normen en richtlijnen in goede banen. “SHM’s, ontwerpers, beleidsmedewerkers en externe organisaties
gaven input. Het is dankzij die kennisuitwisseling dat de vernieuwing tot stand kwam.” De belangrijkste nieuwigheden focussen op energiezuinigheid en kleiner bouwen. Ook krijgen de SHM’s en ontwerpers meer ruimte voor eigen keuzes en creativiteit.
Duurzaamheid en energiezuinigheid stimuleren
“We willen duurzame en energiezuinige sociale woningen”, vertelt Els. “Daarvoor moesten we de financiële stimulansen uitbreiden.” Zo trekt de VMSW meer geld uit voor compact bouwen en bijna-energieneutrale woningen (BEN-woningen). “Absoluut nodig, want vanaf 2021 wordt bouwen volgens de BEN-principes standaard voor nieuwbouwwoningen in heel Europa. Daar moeten we nu al rekening mee houden.”
Qua hernieuwbare energiebronnen ondersteunt de VMSW nu niet alleen meer zonneboilers, maar ook PV-panelen en warmtepompen. Els: “Die ondersteuning focust vooral op de constructie van woningen, maar ook in het gebruik ervan kunnen we duurzame maatregelen stimuleren. Zo moedigen we onder andere de installatie van oplaadpunten voor elektrische auto’s of fietsen aan.” Elke woning moet ook een fietsenberging hebben, individueel of gemeenschappelijk.
Kleiner bouwen
Er is nog altijd veel nood aan extra sociale woningen. Ook is er een maatschappelijke evolutie om kleiner te bouwen. Om meer sociale woningen te kunnen realiseren op één grond, is daarom de maximale woonoppervlakte verkleind. Dat is tegenwoordig mogelijk omdat het comfortniveau per m2 erop vooruitgegaan is.
Aangepast bouwen
“De aandacht voor aangepaste woningen is gebleven”, vertelt Els. Die aangepaste woningen zijn er voor mensen die door een bepaalde beperking niet in een basiswoning terechtkunnen, maar met hulp wel zelfstandig kunnen wonen. Voor aangepaste woningen gelden er aparte richtlijnen. Zo moet elke ruimte minimaal één logische manoeuvreerruimte hebben, waar een draaicirkel van een rolstoel mogelijk is. “Dat is een belangrijk aandachtspunt, maar daarnaast moeten bijvoorbeeld alle stopcontacten, deurkrukken, het keukenaanrecht,de wastafel, … op de juiste hoogte staan voor een rolstoelgebruiker.”
Ook voor gemeenschappelijke delen zijn er specifieke richtlijnen. “Elke sociale woning moet sowieso rolstoeltoegankelijk zijn – dat was al zo in de C2008 en is gebleven.”
Keuzevrijheid en creativiteit
De ontwerpleidraad is minder strikt dan vroeger en bevat minder regels. De bemeubelbaarheid van een woning staat centraal, maar daarnaast heeft een ontwerper meer vrijheid. Er is nu bijvoorbeeld alleen een minimumoppervlakte per lokaal en niet meer voor de hele woning. Het is ook een dynamisch document. “We willen sneller kunnen inspelen op bouwtrends en nieuwe visies. Daarom zullen we de normen en richtlijnen vaker actualiseren.”
Geldig vanaf 1 januari 2018
Vanaf 1 januari 2018 gelden de nieuwe normen en richtlijnen voor een voorontwerp dat je de eerste keer indient.