De FOD Economie heeft recent de STS-P 71-3 'Luchtdichtheid van gebouwen – luchtdichtheidstest' gepubliceerd, die de bestaande documentatie vervolledigen en enkele belangrijke nieuwigheden invoeren, zoals de erkenning van de opmeters. Dit artikel gaat dieper in op deze nieuwe regels en de praktische gevolgen die eruit voortvloeien.
De laatste jaren is het aantal luchtdichtheidstesten in gebouwen sterk gestegen omwille van de verhoogde aandacht voor de energieprestaties. De kostprijs voor een dergelijke meting in een woning bedraagt gemiddeld enkele honderden euro's. Hoewel de uitvoering ervan niet opgelegd wordt door de EPB-regelgeving, blijkt uit het grote aantal uiteindelijke EPB-aangiftes waarin er resultaten van dergelijke luchtdichtheidstesten opgenomen zijn, dat de belangstelling voor dit onderwerp in stijgende lijn gaat. In 2014 ging het om meer dan 8.000 van de ingediende verklaringen in het Vlaamse Gewest en om bijna een derde van de aangiftes in het Waalse Gewest.
Referentiedocumenten
De uitvoering van luchtdichtheidstesten wordt uiteengezet in de norm NBN EN 13829. Daarnaast hebben de Gewesten, in het kader van de EPB-regelgeving, nog een aantal bijkomende specificaties opgesteld. Indien deze regels nageleefd worden, kan men voor de valorisering van de gemeten prestaties teruggrijpen naar de proefresultaten, die doorgaans een stuk gunstiger zijn dan de waarde bij ontstentenis.
Eind 2014 heeft de FOD Economie de STS-P 71-3 gepubliceerd, die eveneens gewijd zijn aan luchtdichtheidstesten. De bijkomende specificaties uit de EPB-regelgeving werden dan ook enigszins aangepast om hiermee in overeenstemming te zijn.
In het Vlaamse Gewest is de herwerkte versie van de bijkomende specificaties ondertussen in voege getreden. De hierin opgenomen regels gelden voor alle proeven die vanaf 1 januari 2015 uitgevoerd worden. De proeven, bestemd voor gebruik in de context van de EPB, moeten in Vlaanderen bovendien verplicht gerealiseerd worden door een erkende opmeter.