Normatieve context voor binnenbepleisteringen

Er bestaan verschillende soorten binnenbepleisteringen. Het lastenboek of de architect geeft steeds aan welk type men dient te gebruiken en geeft eventueel ook de prestaties op waaraan de bepleistering moet voldoen. Het WTCB maakt in dit artikel duidelijk hoe deze informatie geïnterpreteerd moet worden.

Binnenbepleisteringen zijn samengesteld uit één of meerdere bindmiddelen, toeslagstoffen, water (of een ander oplosmiddel) en eventueel een aantal hulpstoffen of additieven. Het type bepleistering wordt bepaald door het hoofdbindmiddel. In dit artikel overlopen we de normatieve context voor de verschillende soorten binnenpleisters.

 

Gestandaardiseerde binnenpleisters

Voor de pleisters op basis van gips, minerale of organische bindmiddelen zijn er geharmoniseerde productnormen beschikbaar. De essentiële kenmerken uit deze normen worden samengevat in de lange versie van dit artikel.

Gipspleisters vallen onder de norm NBN EN 13279-1, die een onderscheid maakt tussen zeven 'gewone' gipspleisters (B1 tot B7) en zeven gipspleisters 'met speciale eigenschappen' (C1 tot C7). Aan deze laatste gips­pleisters worden specifieke eisen gesteld, afhankelijk van de eigenschap. In België kan men, naast de CE-markering, ook een vrijwillige kwaliteitsverklaring (ATG) bekomen. Hiervoor kunnen bijkomende prestaties vereist worden, zoals de hechtsterkte aan andere ondergronden (bv. snelbouwsteen, cellenbeton), die via een externe controle gecertificeerd moeten worden.

Lees dit artikel verder op de website van WTCB

Bron: WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners