Onroerend erfgoed… energie… comfort… een moeilijk, doch haalbaar evenwicht

Op de Expert day 'Energie-efficiënt erfgoed' geeft Yves Vanhellemont van het WTCB een lezing over het energetisch optimaliseren van (niet-)beschermde erfgoedgebouwen. "Het is essentieel dat deze ingrepen bij erfgoedgebouwen holistisch benaderd worden, waarbij men in acht moet houden dat de erfgoedwaarden zelf – die het gebouw in kwestie maken tot wat het is – te allen tijde gevrijwaard worden."

De bouwsector is net als andere industriële sectoren volop in transformatie naar een meer groene, sociale, creatieve en innovatieve industrie. De overheid, zowel op Europees, federaal als regionaal niveau, stimuleert dit transformatieproces volop.

Tot voor kort bleef de erfgoedsector echter grotendeels onder de radar van deze regelgevingen: voor erfgoedgebouwen bestaat er immers (minstens deels) een vrijstelling van de EPB-eisen, en dit zowel beschermde gebouwen (in de orde van 10.000 gebouwen in Vlaanderen) als voor de gebouwen die op de inventaris voor het onroerend erfgoed staan (in de orde van 100.000 gebouwen in Vlaanderen). Daarenboven wordt de moeilijke combineerbaarheid van het drieluik erfgoed-energie-comfort vaak aangehaald om geen bijkomende ingrepen uit te voeren die een klassieke – vaak sowieso al ingewikkelde – restauratie nog zouden bemoeilijken. Deze zaken maken dat het energiezuinig en comfortabel maken van beschermde én niet-beschermde erfgoedgebouwen mét behoud van hun erfgoedwaarden in België (momenteel) nog bijzonder weinig ingeburgerd is.

Tegelijkertijd komt een belangrijk deel van de identiteit en cultuur van onze historische binnensteden toch danig onder druk te staan door de steeds strenger wordende energie-eisen die opgelegd worden bij renovaties. Onze Belgische, en bij uitbreiding Europese, binnensteden worden grotendeels gevormd door niet-beschermde, maar toch historisch waardevolle gebouwen met een rijke traditie, cultuur en boeiende architectuur. Door het onbeschermde karakter van deze panden en bijgevolg het ontbreken van enige uitzonderingsmaatregel op de – ook voor renovaties – in ijltempo strenger wordende energie-eisen, vormt de huidige groene transformatie een reële bedreiging voor al deze gebouwen en dus ook voor de bouwgeschiedenis, -traditie en -identiteit van onze historische (binnen)steden.

 

Onze Belgische, en bij uitbreiding Europese, binnensteden worden grotendeels gevormd door niet-beschermde, maar toch historisch waardevolle gebouwen met een rijke traditie, cultuur en boeiende architectuur.

 

Ondanks bovenvermelde moeilijk evenwicht is het duidelijk dat het energetisch optimaliseren en het comfortabel maken van (niet-)beschermde erfgoedgebouwen bijzondere opportuniteiten biedt: enerzijds omwille van belangrijke milieuoverwegingen en -doelstellingen, anderzijds omwille van de stijgende vraag van bewoners en gebruikers van erfgoedgebouwen naar een beter comfort en een beperking van hun energieverbruik. Beide redenen zijn belangrijk als het aankomt op het gebruik, onderhoud en bijgevolg behoud van onze waardevolle erfgoedgebouwen.

Het is echter essentieel dat deze ingrepen bij erfgoedgebouwen holistisch benaderd worden, waarbij men in acht moet houden dat de erfgoedwaarden zelf – die het gebouw in kwestie maken tot wat het is – te allen tijde gevrijwaard worden. Niet alleen is het nodig dat men binnen de randvoorwaarden van de erfgoedwaarden een optimale reductie van energieverbruik en broeikasgasemissie bekomt, maar tevens dat de risico’s voor het gebouw zelf worden geminimaliseerd. Bestaande gebouwen vertonen immers een – al dan niet gezond – evenwicht tussen (natuurlijke) ventilatie, warmte- en vochthuishouding. Ingrepen die als doel hebben de energie-efficiëntie te verhogen kunnen dit evenwicht grondig verstoren, indien ze op een ondoordachte manier worden uitgevoerd. In erfgoedgebouwen kan dit – bijv. door condens, corrosie, biologische aantasting, vervormingen, vorst- en zoutschade – verstrekkende gevolgen hebben.

 

Niet alleen is het nodig dat men binnen de randvoorwaarden van de erfgoedwaarden een optimale reductie van energieverbruik en broeikasgasemissie bekomt, maar tevens dat de risico’s voor het gebouw zelf worden geminimaliseerd.

 

Daarenboven mag men niet uit het oog verliezen dat de toepassing energiebesparende maatregelen in deze gebouwen zonder aantasting van de erfgoedwaarden of risico op nevenschade een belangrijke factor in de betaalbaarheid van het gebruik en in het comfort van deze gebouwen verzekert. Energetische ingrepen zullen – dankzij een verlaagde energiefactuur en een verhoogd comfort – het gebruik en de bewoning van deze gebouwen attractiever maken. De verbetering van het binnenklimaat en het verminderen van schommelingen in temperatuur en luchtvochtgehalte komen eveneens ten goede aan het behoud van het gebouw, de structuur, afwerkingsmaterialen, binnendecoratie en eventuele collecties. Onrechtstreeks volgt hieruit een beter behoud van het erfgoed, aangezien gebruikte gebouwen doorgaans veel beter geconserveerd blijven dan niet-gebruikte.

Yves Van Hellemont zal over deze problematiek een presentatie geven op de Expert Day van Pixii. Hij zal hierin ingaan op de algemene context en het belang om energiebesparende ingrepen in te bedden in een holistisch verhaal. Vervolgens zal de opleiding tot “gespecialiseerde energieconsulenten voor onroerend erfgoed” toegelicht worden. Deze zal doorgaan in het eerste kwartaal van 2017 vanuit het Vlaams Klimaatfonds van de Vlaamse overheid in het kader van de uitvoering van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 en zich specifiek tot de Vlaamse restauratiearchitecten richt. Tot slot zullen ook de drie nieuwe afwegingskaders (het plaatsen van dakisolatie bij beschermd erfgoed, hoe omgaan met historisch schrijnwerk en de mogelijkheden van hernieuwbare energie in monumenten) van het Agentschap Onroerend Erfgoed aan bod komen.

Bron: Yves Vanhellemont, Michael de Bouw, Samuel Dubois | WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners