Na een renovatie van vijf maanden heropende Mu.ZEE in Oostende begin deze maand de deuren. Verschillende tentoonstellingsruimten werden heringericht en ook de opstelling van de werken is aangepast. De renovatie kwam er in afwachting van de totaalrenovatie van 2024. De opdracht werd toevertrouwd aan het Brusselse Rotor, dat de oorspronkelijke kwaliteiten van het gebouw – destijds ontworpen als een warenhuis door Gaston Eysselinck – blootlegde.
Met de nieuwe collectiepresentatie en scenografie neemt Mu.ZEE haar historische missie terug op: een museum dat een verzameling van beeldende kunst in België, van 1880 tot vandaag bezit, bewaart, bestudeert, en aan het brede publiek toont. Alle kunstenaars in de Mu.ZEE-collectie zijn gekozen omwille van hun bijdrage aan de geschiedenis en de ontwikkeling van Belgische kunst, niet louter vanwege hun nationaliteit. “Mu.ZEE wil dit fascinerende onaf verhaal van moderne en hedendaagse kunst in België tonen en vertellen. Onaf zeker, elke dag beseft Mu.ZEE dat de collectie ver van af is. De collectie krijgt vanaf nu opnieuw de prominente plek in het hart van het museum”, klinkt het. Op de volledige eerste en tweede verdieping in het hoofdgebouw toont het museum een selectie uit de verzameling die over ruim zes decennia werd aangelegd. Hierdoor is Mu.ZEE het enige museum in Vlaanderen dat scherpstelt op moderne en hedendaagse kunst in België.
Grootwarenhuis van Gaston Eysselinck
Het gebouw waarin Mu.ZEE gehuisvest is, werd in 1948 ontworpen als een grootwarenhuis en hoofdkwartier van de Spaarzaamheid Economie Oostende (S.E.O.) door Gaston Eysselinck, de architect die ook voor De Grote Post in Oostende tekende. De S.E.O. bestond al sinds de laat negentiende eeuw en vormde de grootste coöperatieve ooit in West-Vlaanderen. Het ontwerp omvatte de uitbreiding van een bestaand S.E.O.-gebouw in de Amsterdamstraat, waar een apotheek en bierbottelarij waren ondergebracht. De eerste uitbreiding gebeurde aan de kant van de Gentstraat (nu de achterzijde van het museum, de voormalige Ensor- en Spilliaert museumvleugel); de administratie huisde in de voormalige Raoul Servais-vleugel; en de nieuwe 'hoofdwinkel' werd ondergebracht in de Romestraat, waar tussen 1950 en 1955 gebouw met een 30 meter lange gebogen glaswand opgetrokken werd. In 'De Coo' kon je zowat alles kopen: voeding, kledij, kolen, schoenen, serviezen, radio's, drank, meubels, speelgoed, elektro, tabak, benzine, enzovoort. Tienduizenden Oostendse gezinnen waren aangesloten, hadden een stamnummer en gingen er winkelen - met geld maar ook met jetons. Honderden Oostendenaren hadden er bovendien een baan als 'mamzel' (kassierster/rekkenvulster), thuisbezorger of magazijnmedewerker.
Aan het succesverhaal kwam echter een einde in 1981 toen het failliet ging, maar vijf jaar later, in 1986 gingen de deuren opnieuw open: het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, kortweg PMMK, vond er na ettelijke jaren van rondreizen tussen Brugge en Ieper, een onderdak. De winkelruimten met hun verhalen verdwenen voorgoed in de geschiedenisboeken en maakten definitief plaats voor museumruimten. In de jaren 2000 vond ook de collectie van het Oostendse Museum voor Schone kunsten de weg naar het oude warenhuis. Een nieuw museum onder de naam Mu.ZEE werd einde 2008 geboren.
Verbouwingen door de jaren heen
Gaston Eysselinck ontwierp voor de coöperatieve S.E.O. een warenhuis met materialen en technieken die volledig het modernistisch idioom volgen. Een rank skelet uit gewapend beton draagt de drie verdiepingen verkoopruimte die baadden in het overdadige daglicht dat door enorme glaspuien naar binnen sijpelde. De indrukwekkende ruimtelijkheid van de dubbelhoge onderste bouwlagen, met de ‘pakketboot-achtige’ zijdelingse balkons, is echter in twee tijden ondergesneeuwd door toegevoegde wanden. Bij de bouw werden, allicht wegens geldgebrek, de door de Eysselinck voorziene glaspuien ter afsluiting van de balkons grotendeels vervangen door metselwerk. Later, doorheen de jaren van werking als museum voor hedendaagse kunst (voorheen het PMMK, later Mu.ZEE), werden de monumentale betonnen trappen en andere delen van het oorspronkelijk open skelet, gaandeweg bekleed met wanden in wit geschilderde MDF. De grote raampuien aan de achterkant van het hoofdblok werden bij de ingebruikname als museum ook dichtgemetseld. Andere ramen, voorheen cruciaal voor het subtiele lichtspel, werden lichtdicht gemaakt. Het gebouw, waarin oorspronkelijk de ruimte en het daglicht een hoofdrol speelden, evolueerde gaandeweg tot een lichtschuwe, gefragmenteerde ‘white cube’.
Renovatie 2021: kwaliteiten bestaand gebouw als vertrekpunt
Rotor kreeg de opdracht de bestaande indeling van het museum aan te pakken, en een nieuwe scenografie te ontwikkelen voor een toen nog te maken selectie uit de permanente collectie. “Onze officiële aanstelling gebeurde eind januari 2021, vier maanden voor de opening”, aldus Lionel Devlieger. “Het kwam er op aan geen tijd te verliezen. Ons werk begon met een zorgvuldige lectuur van het bestaande gebouw; een recent uitgevoerde historische studie was hierbij erg nuttig, maar beperkte zich tot het deel van Eysselinck. We lieten bijkomende boringen uitvoeren in de later toegevoegde wanden om hun samenstelling te kennen; we maakten zorgvuldige opmetingen van elementen die vrijkwamen bij de eerste ontmantelingswerken, zoals de verkleuringspatronen op het vast tapijt dat jaren bedekt was gebleven door een inmiddels versleten multiplex-vloer. Een eerste ontwerp werd gemaakt op basis van een aantal kernobservaties, en in permanent overleg met het team van Mu.ZEE. Uitvoeringsdetails werden gaandeweg uitgetekend in functie van nieuwe inzichten en ontdekkingen, die we dikwijls pas vaststelden tijdens de werken zelf.”
Het ontwerp tracht - zoals zo dikwijls bij Rotor - zoveel mogelijk te vertrekken vanuit het bestaande: het gebouw, de materialen die vrijkomen bij de ontmantelingen; de productiecapaciteiten van de technische ploeg van het museum. Rotor zocht naar kwaliteiten die ontstaan bij het weghalen, eerder dan het toevoegen van materiaal. De dichtgemetselde ‘pakketboot-balkons’ op de eerste en tweede verdieping werden weer opengewerkt, alsook een trap die zo helemaal vrij komt te staan in de ruimte. De vrijstaande wanden op de tweede verdieping, waaraan nu de 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse werken van de collectie hangen, zijn de restanten van kleine ‘white cubes’ die eerder in die ruimte gebouwd waren. Die rechthoekige kamertjes zijn van hun plafond ontdaan, dan verticaal in L-vormige segmenten gezaagd, en verplaatst naar precieze locaties die pas na lang dialoog met de curatoren - en de kunstwerken - bepaald werden. Het tot stand brengen van betekenisvolle zichtlijnen en natuurlijke circulatie- en rustmomenten voor de bezoeker waren daarin de leidraad.
Waar mogelijk zijn alle ramen die Eysselinck had voorzien weer opengemaakt. Verborgen, donkere ruimtes werden weer toegankelijk gemaakt om plaats te bieden aan video en lichtgevoelig werk. Een groot deel van later toegevoegde wanden zijn ook ontmanteld, waardoor een deel van de oorspronkelijke ruimtelijkheid hersteld werd. Op basis van deze vrijgekomen MDF-platen werd zitmeubilair ontworpen en ter plaatse geproduceerd. Enkel het zitvlak van die meubels bestaat uit elders gerecupereerd hout.
Nieuwe werkvorm
“Het project tracht om via een radicale lezing van het bestaande een gepast antwoord te vinden op een complex ontwerpvraagstuk. Niet door nieuwe elementen, nieuwe materialen aan te voeren, maar door substractie en herschikking. Een nieuwe werkvorm werd aangewend die de verwachtingen ten volle inloste: terwijl er op bureau en met de curatoren in de maquette verschillende scenario’s werden uitgetest, werden er op locatie muren verplaatst. Dit resulteerde in een dynamische werf waarbij het team van Mu.ZEE nauw betrokken was. Het ‘bouwen’ begon niet pas nadat alles gestript was, maar al vanaf dat de eerste plaat werd losgemaakt”, aldus Lionel Devlieger.