OPINIE An Fonteyne (noAarchitecten): ’t Is aan ons

“Wordt het niet stilaan tijd om de veerkracht en de vele mogelijke levens van de architectuur in te zetten?” An Fonteyne zwiert ons deze vraag voor de voeten in haar hoedanigheid van partner in het Brusselse architectenbureau noAarchitecten en professor Architecture and Design aan ETH Zurich. Zij is alvast radicaal optimistisch.

Tijdens een eerste koffie sijpelt het ochtendnieuws op de radio mijn hoofd binnen. ‘t Is aan ons. De woorden zijn gelinkt aan voetbal en het aankomende WK. Veel meer onthoud ik niet. ‘t Is aan ons. De woorden doen mij denken aan de mengeling van geestdrift, ambitie en paniek waarmee architectuurstudenten steeds vaker hun thema’s op onze professorentafel leggen, ons recht in de ogen kijkend dat we de urgenties - meervoud, ja - niet langer kunnen negeren. Klimaatcrisis, energiecrisis, migratiecrisis. Post-human. Post-work. Post-colonial. ‘t Is aan ons, zeggen hun gebaren. Dat lesgevers moeten toegeven geen pasklare antwoorden te hebben, begrijpen ze. Wat ze eisen is op zijn minst de erkenning dat wij als architecten betrokken partij zijn. Niet onschuldig, maar ook niet machteloos.

Het zou onjuist zijn om te beweren dat deze confrontaties in de academische context niet nagalmen wanneer ik terug op kantoor ben. De maatschappelijke urgenties waar we ons allemaal bewust van zijn - we kunnen stilaan van een noodtoestand spreken - lijken echter nog steeds niet synchroon te lopen met de realiteit van de architectenpraktijk. De markt en de maatschappij, ze zijn out of step. Is ‘t wel aan ons?

 

"De maatschappelijke urgenties waar we ons allemaal bewust van zijn - we kunnen stilaan van een noodtoestand spreken - lijken echter nog steeds niet synchroon te lopen met de realiteit van de architectenpraktijk."
- An Fonteyne -

 

Zo komt maanden geleden een e-mail binnen met de uitnodiging voor een kennismakingsgesprek. Een Duitse ontwikkelaar wil met een aantal architecten spreken om er uiteindelijk een tiental over te houden voor een architectuurwedstrijd. We krijgen vijftien minuten tijd om ons voor te stellen. We maken met hen een virtuele wandeling door de Brusselse kanaalzone, waar we zelf ons kantoor hebben, maar waar we ook aan enkele relevante projecten mogen werken. In de daaropvolgende tien minuten tonen zij ons een site in de periferie van een grote Duitse stad. Zeer aanwezig: een groot kamvormig gebouw uit de jaren 70. Daar moeten we echter geen acht op slaan. De afbraak is voorzien, het gebouw zal plaats maken voor een nieuw ensemble met de dubbele oppervlakte (70.000 m2!). Het gesprek wordt afgesloten met twee minuten voor een eerste reactie van onze kant. We geven aan dat het reusachtige gebouw ons om meerdere redenen waardevol en bruikbaar lijkt en informeren naar de optie van hergebruik. Een compact antwoord maakt meteen duidelijk: behoud is inefficiënt en ongewenst.

Niet veel later krijgen we nieuws. Ja, we zijn geselecteerd voor de prijsvraag en worden uitgenodigd voor een tweedaags bezoek met alle teams. Bij het bezoek aan het gebouw wordt er gegeten in de tijdelijke gemeenschapskeuken van Günesh, een vrouw met een aura en een missie. Ze kookt met voedsel dat gewoonlijk wordt vernietigd wegens een net verstreken houdbaarheidsdatum. Iedereen is enthousiast. De opdrachtgever prijst haar creativiteit, ideologie en ondernemerszin.

Haar aanwezigheid en die van andere organisaties in het gebouw maken duidelijk dat dit een bijzondere plek is. Het gebouw met zijn lange vingers en groene binnenkoeren functioneert perfect. Opnieuw bevragen we als architecten de houdbaarheidsdatum van dit gebouw. Het heeft een uitgesproken karakter en is getuige van de groene utopie waarin men destijds geloofde. Het is ook de opslagplaats van tonnen grijze energie, omringd door een bomenbestand van een halve eeuw oud. Wordt het niet stilaan tijd om de veerkracht en de vele mogelijke levens van de architectuur in te zetten? Klimaatcrisis? Check. Energiecrisis? Check. Aandacht voor iets anders dan de mens? Check.

Onder druk van de uitgenodigde architecten beslist de ontwikkelaar af te zien van de volledige afbraak. Sceptisch, dat wel, en onzeker of de volgens businessplan benodigde dubbele oppervlakte gehaald kan worden. Dat architecten eisen stellen aan de opdrachten waaraan ze bereid zijn te werken mag nieuw lijken, dat een ontwikkelaar bereid is die eisen schoorvoetend in te willigen is dat helemaal. Wij zijn radicaal optimistisch. Nu is ‘t aan ons!

Deel dit artikel:
Onze partners