Glenn Lyppens is architect, docent en beleidsadviseur. Hij kroop in zijn pen omdat hij bezorgd is over de groeiende onveiligheid over verkeerssituaties in Antwerpen, de stad waar hij al bijna twintig jaar woont en werkt.
Afgelopen maandag was het zover: onze 12-jarige dochter zou voor het eerst alleen naar haar nieuwe middelbare school fietsen. Een mijlpaal waar we met een mix van trots en bezorgdheid naar hebben uitgekeken. Zij was klaar voor deze stap, maar we vroegen ons af of Antwerpen dat ook is. Vreemd, zou je denken, in een stad die internationaal geprezen wordt om haar mobiliteitsbeleid. Een stad die in 2022 zelfs een bronzen plak veroverde in de Global Bicycle Index. Toch toont de dagelijkse realiteit van het fietsen in de binnenstad een minder rooskleurig beeld.
Het traject tussen ons huis in Oud-Berchem en de Leien, waar de school van onze dochter ligt, is exemplarisch. Ze kan kiezen tussen twee routes, beide belangrijke radiale invalswegen naar het centrum. De ene route loopt grotendeels langs de Grote- en Mechelsesteenweg, een brede avenue met centrale trambedding. Tijdens de spits raken de fietspaden hier snel overvol. Fietsers moeten laveren tussen openslaande autoportieren en geruisloze elektrische steps. Op de smalle stroken ontstaan chaotische situaties met bakfietsen en gejaagde pendelaars op glimmende speedpedelecs. Om van de compacte stopplaatsen aan kruispunten nog maar te zwijgen.
De andere route is nog avontuurlijker. Deze loopt via de Lange Lozanastraat en Anselmostraat, eveneens een drukke invalsweg richting het oude justitiepaleis. Door het ontbreken van veilige fietspaden moet onze dochter het wegdek delen met bussen en bestelwagens, bestuurd door nerveuze chauffeurs die niet altijd oog hebben voor hun dode hoek. Beide routes geven uit op de Amerikalei, een verkeerscanyon die moet worden overgestoken om de school te bereiken. Lange wachttijden aan verkeerslichten en de afwezigheid van een overzichtelijk autovrij schoolplein maken ook de schoolpoort tot onveilige in- en uitgangszone.
Afgelopen weekend hebben we beide routes samen verkend. Onze dochter fietste vol zelfvertrouwen voorop, alert op de voorrangsregels en schijnbaar onverstoord door de constante gevaren in het verkeer. Ik voelde me vooral Hyacinth Bucket wanneer ze voor de zoveelste keer riep: “Ja papaaaa, ik heb dat wel gezien hoor!”
Zowel voor haar als voor ons zou de eerste dag naar de middelbare school spannend zijn. Inmiddels heeft ze haar maiden-voyage in de Antwerpse verkeerschaos goed doorstaan. Ze trotseert de drukte nu in colonne met enkele klasgenoten, via een zelf gekozen route die een combinatie is van beide eerder verkende trajecten.
Het is een feit dat jonge fietsers uiteindelijk zelf hun ‘veiligste’ passage vinden en zich daarop aanpassen. Er vallen warempel ook relatief weinig jonge dodelijke verkeersslachtoffers in de Antwerpse binnenstad.
Mijn angstzweet zal hopelijk verdwijnen naarmate het schooljaar vordert en onze dochter went aan het traject. Maar toch vraag ik me af of mobiliteitsschepen Koen Kennis (N-VA) in zijn eigen lofzingend boek Iedereen morgen mobiel niet te hard de realiteit negeert. Ja, er zijn stappen gezet. Ja, hier en daar zijn er bredere fietspaden bijgekomen. Het verschil met tien jaar geleden is voelbaar, zeker in de uitrol van meer veilige fietsstraten waar fietsers prioriteit hebben en automobilisten zich moeten aanpassen aan de fietsers, dat wil zeggen dat ze fietsers niet mogen voorbijsteken.
Toch blijven er grote knelpunten. Antwerpen lijkt op dit moment vast te zitten in een beleid dat zowel de fiets als de auto wil bedienen, met alle gevolgen van dien. Op papier klinkt dit als een evenwichtige aanpak, maar in de praktijk zorgt deze poging om kool en geit te sparen op veel plaatsen juist voor gevaarlijke situaties.
Vooral de binnenstad, waar de ruimte schaars is, lijdt hieronder. Fietsers, auto’s en openbaar vervoer vechten om dezelfde beperkte ruimte, en dat leidt vaak tot chaotische toestanden. Het lijkt erop dat het stadsbestuur moeite heeft om door te pakken in keuzes die echt prioritair zijn voor de veiligheid van fietsers, vooral schoolgaande kinderen.
De politieke context maakt het er ook niet makkelijker op. Terwijl sommige partijen het autoverkeer inperken, lijken andere openlijk te strijden voor de automobilist. Deze polarisering zet druk op het beleid, waardoor maatregelen (zoals de geschilderde fietsstraat pictogrammen, die ook geen wettelijke voorrang geven aan fietsers) vaak halfslachtig blijven.
Antwerpen mag dan op papier een fietsstad zijn, in de praktijk lijken veel fietspaden en knooppunten onvoldoende aangepast aan veranderende mobiliteitstendensen. Ondertussen staan de royale randparkings leeg omdat efficiënt openbaar vervoer ontbreekt (en van binnenuit lijkt te worden tegengewerkt). Dit terwijl auto’s massaal de stad in rijden zonder rekening te moeten houden met schoolroutes.
Verbied en controleer om te beginnen opgefokte pedelecs en fatbikes op het fietspad, durf de wijken autoluwer te maken door verkeerscirculatieplannen en doe extra investeringen in veilige straatprofielen. Veilige fietsroutes en geolied openbaar vervoer zullen veel ouders doen afzien om hun kroost met de wagen tot aan de schoolpoort te brengen. Iedereen morgen mobiel? Zeker. Maar eerst iedereen vandaag veilig.
Glenn Lyppens is architect, docent en beleidsadviseur. Dit opiniestuk verscheen eerder in de krant De Morgen.