OPINIE. De auto in de stad: laten we opschuiven van het individuele naar het collectieve (Henriette De Robiano)

De wijze waarop we onze wagen al dan niet gebruiken: er gaat geen dag voorbij of we lezen er iets over in het nieuws. Ik trap een open deur in door te stellen dat het gebruik van een auto heel wat problemen met zich meebrengt: het beïnvloedt de luchtkwaliteit, heeft een impact op onze gezondheid en veroorzaakt geluids- en visuele overlast. Om nog maar te zwijgen over de files die, in de stad, trams, bussen of ambulances belemmeren.

We kunnen echter niet alle verplaatsingen met de auto over eenzelfde kam scheren. Soms zijn er weinig tot geen alternatieven. Denk, bijvoorbeeld, aan het platteland waar het aanbod aan openbaar vervoer beperkt is, aan mensen met beperkte mobiliteit, aan (mantel)zorgers, of vaklui die met hun werkcamionettes op pad moeten. In de stad is dit echter een heel ander verhaal. Daar is het duidelijk geworden dat de auto een volkomen ineffectief transportmiddel is geworden.

Laten we beginnen met zijn omvang: een individuele auto neemt ongeveer 10m² in beslag en staat gemiddeld 95% van de tijd geparkeerd in een stedelijke omgeving. Dit is simpelweg onaanvaardbaar in een context waarbij er nu al een ernstig gebrek is aan publieke ruimte. De vraag is ook, hebben we echt een voertuig van meer dan een ton nodig om 80kg te verplaatsen? Terwijl een elektrische fiets van 20kg dit met vaak kortere reistijden in een stedelijke omgeving ook zou kunnen. Ook al prent reclame ons het idee in om de auto te associëren met vrijheid, is het vaak net omgekeerd. Automobilisten zijn vaak te laat op afspraken, omdat ze geen parkeerplaats vonden of vastzaten in de file.

En dan verandert de auto de mens vaak in een asociaal wezen. In bepaalde steden kan je de bestuurders op één hand tellen die nog de moeite nemen om een paar seconden voor een zebrapad te stoppen. Dit sociaal isolement heeft een invloed op de bestuurder, maar ook op de wijk die hij doorkruist. Het contrast is evenzeer vaak duidelijk zichtbaar. Ik woon in een dichtbevolkte wijk, dicht bij de kleine ring van Brussel. Onlangs zijn er werkzaamheden begonnen waarvoor de weg moest worden afgesloten. De impact was onmiddellijk: oudere mensen haalden hun stoel buiten om op de stoep te gaan zitten, kinderen speelden en staken zorgeloos de autoloze straat over. Er ontstond nabijheid en een buurtgevoel. Ik ontmoette eindelijk mijn buren. ‘It takes a village to raise a child’ is een uitspraak die we kennen maar men zou er aan kunnen toevoegen: “and it takes a car to take the village away”.

Het gebruik van alternatieve verplaatsingsvormen zorgt net voor menselijke verbondenheid zoals ik zelf ook al heb mogen ervaren. Mijn sociaal leven en job vragen om veel verplaatsingen, maar ik bezit geen auto. Het merendeel doe ik met de fiets. Soms in combinatie met trein of tram. Het feit dat ik dan soms tot 30 minuten moet fietsen of stappen, beschouw ik als mijn sportactiviteit – tijd die ik trouwens inhaal dankzij ‘scroll’- of werktijd op de tram en trein. Voor late en onbereikbare verplaatsingen gebruik ik mijn Cambio abonnement of een Uber. Al deze verplaatsingen geven mij een enorm gemeenschapsgevoel. Een intiemer gesprek wanneer carpoolen mogelijk is met vriendinnen. Een zelfgemaakt origami hangertje gemaakt door een andere cambio-gebruiker of nog elkaar herkennen op de weg. Een instant glimlach van kinderen op de tram, eentje dat speelt of naar iedereen kijkt vanuit zijn buggy.

We hebben dus een paradigmaverschuiving nodig, van het individuele naar het collectieve. Steeds meer mensen kiezen de stad als thuisbasis om te wonen en werken. Deze trend zal alleen nog maar versnellen. Het collectieve (in de stad) als eerste optie naar voren schuiven is hierin van primordiaal belang. De verantwoordelijkheid ligt vooral bij de overheden. Laten we beginnen met het in vraag stellen van de gunstige fiscaliteit voor de individuele auto. Eens dit wegvalt wordt de collectieve aanpak plots ook de goedkopere optie voor een heel deel van de bevolking. Ook moet de toegankelijkheid en de frequentie van het openbaar vervoer verbeteren en moeten we kiezen voor een veiligere infrastructuur voor zachte mobiliteit.

Samen naar een samenleving waarin het collectieve de norm wordt, en niet langer het alternatief. In een steeds angstiger wordend klimaat kunnen collectieve reflexen ons weer vertrouwen geven in elkaar, niet enkel op het gebied van mobiliteit. Geloof me, zelfs een korte connectie met onbekende tijdens uw verplaatsingen, zoals met medefietsers die staan te wachten aan het rood licht, tilt je dag op een hoger niveau. Iets dat je zelden zal voelen na een individuele autorit.

 

Henriette De Robiano is ingenieur-architect en consultant in duurzaamheid en klimaatactie bij CLIMACT. Dit opiniestuk verscheen eerder op de website van de Vrijdaggroep.

Deel dit artikel:
Onze partners