Maarten Van Acker is professor stedenbouw aan de Universiteit Antwerpen. Hij zag hoe de stad Parijs met de Olympische Spelen niet koos voor tijdelijke pracht en praal, maar voor echte vernieuwing ging en schreef hierover een opiniestuk in De Morgen.
Alle medailles zijn geteld, de laatste vuurpijl afgeknald en de rust keert stilaan terug in de lichtstad. Maar terwijl de wereld deze zomer in de ban van ongeziene olympische prestaties verkeerde, waren het niet enkel de atleten die triomfeerden. De echte winnaar? De stad Parijs zelf.
Terwijl vele steden de Olympische Spelen in het verleden gebruikten om verafgelegen gebieden te urbaniseren, nieuwe boulevards te plaveien en glimmende stadions op te trekken, koos Parijs een andere weg. Een weg die niet alleen draait om tijdelijke pracht en praal, maar om blijvende verbetering van de stad en het leven van haar inwoners.
De toon werd al gezet in de onconventionele openingsceremonie langsheen de Seine. Geen sterrenparade in een spiksplinternieuw megastadion; maar wel – misschien meer dan de atleten – de gaststad die in al haar glorie figureerde. Skateboarden op de Place de la Concorde, boogschieten in Les Invalides, beachvolley aan de voet van de Eiffeltoren: de keuze om deze iconische locaties te gebruiken, getuigt van een diep respect voor het erfgoed van de stad.
Met het sobere adagium ‘minder, beter en nuttiger bouwen’ wou de stad zoveel mogelijk gebruikmaken van bestaande infrastructuur en de beschikbare middelen inzetten om die te renoveren of moderniseren. In plaats van zich te richten op het bouwen van nieuwe, kolossale stadions op ongerepte terreinen buiten de stad, besloot Parijs om de Spelen te gebruiken als een katalysator voor duurzame stadsvernieuwing. Denk bijvoorbeeld aan de 155.000 nieuw geplante bomen, de uitbreiding van 550 kilometer aan fietspaden en de heropening van de Seine als een bezwembare rivier. Dit zijn geen tijdelijke veranderingen die na de Spelen weer snel verdwijnen.
Toegegeven, verschillende van deze ingrepen waren al langer in zwang en maken deel uit van de gedurfde stadstransformatie die burgemeester Hidalgo inzette om de stad fietsvriendelijker en groener, oftewel leefbaarder en klimaatbestendiger te maken. Daarbij brengt ze het concept van planoloog Carlos Moreno, dat van de vijftienminutenstad (met op wandel- of fietsafstand toegang tot winkels, werk, onderwijs, zorg, sport, cultuur..., red.), in de praktijk. De Spelen zorgden zo ook voor een versnelling van het ongeziene metroproject met 200 kilometer nieuwe sporen en de bouw van 68 stations. Zo zal tegen 2030 maar liefst 98 procent van de Parijzenaars op minder dan 2 kilometer van een halte wonen.
De Olympische Spelen dienden ook als een testbank voor deze nieuwe stedelijke concepten. Het tijdelijk afsluiten van drukke verkeersaders, zoals de Place de la Concorde, voor olympische evenementen biedt de mogelijkheid om te onderzoeken of dergelijke ruimtes permanent kunnen worden omgevormd tot parken en voetgangerszones. Het idee dat de Spelen kunnen dienen als een laboratorium voor stedelijke innovatie is niet nieuw, maar Parijs heeft het naar een ander niveau getild.
Door de olympische infrastructuur te integreren in minderbedeelde wijken, wordt gestreefd naar een blijvende verbetering van de leefomstandigheden. Zo werd de enige nieuwe sporttempel, het Centre aquatique olympique, gebouwd in Aubervilliers, een departement waar slechts een op de twee middelbare scholieren kan zwemmen. Na de Spelen zullen de scholen en sportclubs van deze infrastructuur kunnen gebruikmaken. Het zwembad is trouwens een sterk staaltje ingenieurskunde: 20 procent van het elektriciteitsverbruik wordt gedekt door het fotovoltaïsche dak, warmteterugwinning uit een nabijgelegen datacenter houdt het zwembadwater op temperatuur en de tribunezitjes zijn gemaakt van gerecycled plastic van lokaal ingezameld afval.
Ook het nieuwe olympische dorp in Saint-Denis zal na de Spelen worden omgevormd tot een gemengde woonwijk, met betaalbare en levensloopbestendige woningen, een park van 3 hectare, scholen, politie- en brandweerbasis, en recreatieve voorzieningen.
Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. De herontwikkelingen hebben ook kritiek gekregen, vooral van degenen die vrezen dat gentrificatie de armere bewoners uit hun wijken zal verdrijven. Ondanks deze zorgen blijft het feit dat Parijs erin geslaagd is om de Spelen te gebruiken als een hefboom voor stedelijke vernieuwing, en niet enkel als een tijdelijke show voor de wereld. Deze Olympische Spelen toonden aan dat ware winst niet alleen te meten is in goud, zilver of brons, maar ook in de ruimtelijke en duurzame vooruitgang van een stad. Parijs heeft haar gouden medaille verdiend – en deze zal nog lang schitteren.