Sinds een paar jaar heeft iedereen de mond vol van inclusief ontwerpen. Helaas laat de vertaalslag naar de bebouwde wereld nog vaak te wensen over. Dat blijkt eens te meer uit deze column van Natalia Pérez Liebergesell, die verscheen in de laatste editie van Bouwen aan Vlaanderen. Dagelijks ondervindt ze aan den lijve hoe onze publieke ruimte en gebouwen nog steeds onvoldoende aangepast zijn aan rolstoelgebruikers en personen met een handicap.
Meestal kan ik mijn spiegelbeeld niet zien. Mijn rolstoel komt in de buurt van de spiegel, maar de spiegel hangt te hoog voor mij. Met mijn aanzienlijk lagere ooghoogte dan die van de meeste staande volwassenen staar ik in plaats daarvan naar een levenloze muur. De muur weerspiegelt mij niet. Ik kan mezelf niet zien en ik kan ook niet gezien worden. Zoals een spiegel slikken gebouwen in wat ze zien, wat ze herkennen als van henzelf – figuurlijk dan. Gebouwen onthullen wie ik ben en hoe anderen mij zien zonder dat er woorden worden gewisseld. Soms ben ik in een gebouw, maar zonder er deel van uit te maken. Ik herken mezelf er niet in. De meeste dagen zie ik mijn spiegelbeeld niet. Behalve soms, dan zie ik het wel.
Als het over spiegels gaat, zijn we vaak meer gefascineerd door de relaties die plaatsvinden dan door het object zelf. We zijn geneigd erop te vertrouwen dat het object ons waarheidsgetrouw weerspiegelt zoals we zijn; het geeft terug wat het gekregen heeft. Gebouwen zijn een speciaal soort spiegels. Ze weerspiegelen maatschappelijke waarden. Het zijn geen lege, blanco of neutrale containers in (bak)steen, beton, hout of glas, maar gecodeerde artefacten die zwaar beladen zijn met associaties die maatschappelijke waarden tastbaar maken. Gebouwen spreken ook tot mij. Ze vertellen me in niet mis te verstane bewoordingen aan wie (niet) wordt gedacht en wie (niet) wordt gewaardeerd. Als rolstoelgebruiker leidt de plaats die ik, letterlijk, in de wereld krijg ertoe dat ik mijn plaats in de wereld, figuurlijk, in twijfel trek. Vaak navigeer ik door architectonische onzekerheid. Boze drempels zeggen 'je hoort hier niet', een ingang 'via de achterdeur' insinueert verborgen schaamte, spiegels die op bepaalde hoogtes hangen fluisteren 'niet voor jou'.
De tijden zijn echter aan het veranderen. Architectuur heeft het potentieel om maatschappelijke waarden niet alleen te weerspiegelen, maar ook te veranderen. Gebouwen beginnen mensen te onthullen die grotendeels verborgen bleven en beginnen ze bloot te stellen aan het licht en de lucht. De ingang van Museum M in Leuven kondigt zachtjes aan 'we hebben aan jou gedacht', onder de koepel van La Cité Miroir in Luik word ik ondergedompeld in de geschiedenis van de stad en het Mechelse systeem van bruggen en drijvende dokken illustreert hoe de stad aanwezig is voor mij – en hoe ik aanwezig ben voor de stad.
Sinds kort is er een opleving in het nadenken over thema's als inclusie, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid. Het uitgangspunt om de menselijke ervaring in al haar diversiteit te beschouwen vindt langzaam zijn weg naar de ontwerptafel. De inclusiegolf komt eraan. Het is grotendeels aan ons architecten, stedenbouwkundigen en ontwerpers om te beslissen of we gewoon 'blijven drijven' of genieten van de rit.
Natalia Pérez Liebergesell is architect en postdoctoraal onderzoeker binnen de onderzoeksgroep Research[x]Design aan het Departement Architectuur van KU Leuven. Met dank aan prof. Ann Heylighen en Piet Tutenel voor vertaling en revisie van de tekst.