"Wie de kaart van bebouwd Vlaanderen ziet kan niet anders dan huiveren: het is een gigantische wolk van woonsnippers," stelt Leo Van Broeck van BOGDAN & VAN BROECK. In dit opiniestuk fileert Van Broeck de typisch Vlaamse verkavelingsdrang.
"Wie de kaart van bebouwd Vlaanderen ziet kan niet anders dan huiveren: het is een gigantische wolk van woonsnippers. Volgens velen is dit te wijten aan onze hoge bevolkingsdichtheid, maar dat klopt niet. Inderdaad heeft ons land de 3de hoogste bevolkingsdichtheid in Europa. Maar we smeren onze bevolking uit over abnormaal veel grond. In Vlaanderen is 32% van de oppervlakte omgezet in bebouwde gronden; dat is een Europees record. Indien we landen en regio’s vergelijken door de dichtheid te meten binnen hun bebouwde fractie, dan heeft Vlaanderen de 3de laagste dichtheid in Europa! Als we binnen onze bebouwde fractie dezelfde dichtheid hadden als Engeland, dan woonden er vandaag niet 11 maar wel 17 miljoen mensen in België. Dat betekent dat we binnen de reeds bebouwde oppervlakte plaats hebben voor nog eens 6 miljoen landgenoten, zonder dat we nog één m² bijkomende open ruimte moeten innemen. Prognoses verwachten dat ons bevolkingsaantal tegen 2060 zal stagneren rond de 12 miljoen, dat is slechts 1 miljoen bijkomende inwoners. Het is dus niet alleen nodig maar ook gemakkelijk haalbaar om onze bebouwde oppervlakte te doen dalen.
Velen zijn op het platteland gaan wonen uit culturele gewoonte of traditie, vanuit een ideaalbeeld van huisje-tuintje, omdat dit stedenbouwkundig kon en/of omdat het goedkoper was. Dat ‘goedkoop’ slaat echter enkel op de aanschaf van een woning. De prijs die we werkelijk voor suburbanisatie betalen is zeer hoog. We hebben namelijk een trieste reeks Europese records. Ten eerste het grootste aantal uren file per werknemer, want in dat versnipperd woonmodel is goed en betaalbaar openbaar vervoer onmogelijk. Je hebt voor bijna alles de auto nodig. We hebben ook het grootste aantal km wegenis en km infrastructuur per wooneenheid. In Vlaanderen ligt nu al meer dan 6500 km kapotte riolering maar het geld voor reparatie ontbreekt. We rijden in Vlaanderen per jaar 4 miljoen dieren dood. Een migrerend landdier kruist gemiddeld om de 300 m een weg. De overheid blijft koppig versnippering subsidiëren met ons belastinggeld: ze betaalt voor alle infrastructuur, voor de belastingaftrekbare bedrijfswagens, en wie een aansluiting vraagt op gas of riolering betaalt evenveel, ongeacht of het gaat om 2 m of 2 km leiding. Maar niet alleen de staatskas kreunt onder ons ruimtelijk model, ook onze economie. Ons energieverbruik per eenheid van Bruto Nationaal Product is bij de hoogste in Europa, en dat komt vooral door onze mobiliteit en door de verwarming van versnipperde vrijstaande bebouwing. Enkel dat meerverbruik aan energie alleen al kost de Vlaamse economie 5 miljard per jaar. Het kan duidelijk niet verder zo. En hoewel duurzaamheid niet meer uit de actualiteit is weg te branden, is het zonneklaar dat we ons probleem niet zullen oplossen met passieve verkavelingswoningen en elektrische auto’s. Een passieve vrijstaande woning op een auto-locatie in het buitengebied heeft namelijk een ecologische voetafdruk die nog altijd 2,5 keer groter is dan een niet-geïsoleerde 19de eeuwse woning in de stad. En dat komt net door al die wegen, infrastructuur en overmaatse behoefte aan mobiliteit. In de stad is alles vlakbij: het werk, de winkel, de school, het kinderdagverblijf, de bioscoop... en is er veel meer en beter openbaar vervoer. Sommige grote hoofdsteden in Europa hebben bijna evenveel inwoners als heel België. Wereldwijd woont meer dan 55% van de bevolking in steden, in Vlaanderen is dat minder dan 30%. We zullen dus niet alleen moeten krimpen en verdichten maar vooral moeten verstedelijken én tegelijk natuur bijmaken. Als in een ecosysteem minstens 25% van de goede gronden niet toegankelijk is voor de dominante soort (lees ‘de mens’) dan is er genoeg capaciteit voor opslag van CO2 en voor de regeneratie van biodiversiteit. Vlaanderen heeft nu iets meer dan 2% natuurreservaten, terwijl dat 25% zou moeten worden.
Betekent dit dan dat we niet langer ‘op den buiten’ mogen wonen? Helemaal niet, integendeel. Momenteel zijn we ons platteland kapot aan het bouwen. Vele dorps- kernen zijn aan het leeglopen, de slager en de bakker zijn al weg of bijna failliet, en de natuur is ver weg want het dorp is omsingeld door kilometers verkavelingen. Dit zou heel anders kunnen indien we de dorpen die groot genoeg en goed ontsluitbaar zijn met openbaar vervoer, verder zouden verdichten tot compacte ministadjes, als een soort van Mont-Saint-Michel in het groen. In zo’n ministadje zouden naast de kerk ook een paar hogere appartementsgebouwen staan, en vooral veel rijwoningen met tuin. En als het stadje voldoende groot is, heb je net genoeg inwoners voor een schooltje, een paar winkels, wat horeca, een crèche, enz. Bovendien is met de trein of de bus de grote stad niet ver. In zo’n compacte kern zou je opnieuw echt ‘op den buiten’ wonen, want de verkavelingen zijn weg en de velden en bossen liggen op een paar honderd meter van het dorpsplein.
De sleutel om Vlaanderen zo drastisch te herschikken, ligt in het denken op de lange termijn, voorbij politieke ambtstermijnen en kortzichtig winstbejag. Het is de bedoeling om er samen, met z’n allen, beter en gelukkiger van te worden. Door te werken met een uitdovingsbeleid dat mee gesteund wordt door een grondige mentaliteitswijziging, kan dat echt. Ook architecten moeten zich vragen stellen bij hun medeplichtigheid aan grondverkwisting: als iets duidelijk ‘bad practice’ is, dan kan men zich niet langer achter de stedenbouwkundige regelgeving verschuilen om er mee door te gaan. Als we bij uitzondering nog woonuitbreidingsgebieden aansnijden, dan mag dit enkel in of nabij bestaande, verdichte kernen en nabij openbaar vervoer, met dichtheden van 50 à 100 woningen per hectare, en enkel indien we in de periferie evenveel bebouwde oppervlakte terug omzetten in natuur. Door de transfer van ontwikkelingsrechten te combineren met nieuwe stedenbouwkundige regelgeving die op goed gelegen plekken veel hogere dichtheden toelaat, kan de overheid zorgen voor hogere grondwaardes. Op die manier kan men – waar men moet ontsnipperen – mensen goed betaald onteigenen en zijn de middelen voor handen om de vastgoedsector rendabel te laten verdichten. En dat is ook deel van het goede nieuws: verdichten én natuur bijmaken is niet alleen goed voor onze mobiliteit, voor het milieu, voor de staatskas en voor onze economie, het zal ook de meest rendabele vastgoedoperatie zijn die we volgende decennia kunnen opstarten..."