Niet alleen onze parken en achtertuinen hebben deze zomer te lijden gehad onder de aanhoudende droogte, ook heel wat daktuinen liggen er dezer dagen erbarmelijk bij. Nochtans zijn er oplossingen mogelijk. Landschapsarchitect Denis Dujardin wijst op twee fundamentele componenten van een geslaagde daktuin: waterbeschikbaarheid en droogteminnende vegetatie. Hij pleit voor naturalistische beplanting, met het in acht nemen van de juiste onderhouds- en technische parameters.
De vraag naar groen dat losgekoppeld is van de ondergrond is stevig stijgend. In Vlaanderen, als dichtbevolkt gebied, is dat meer dan ooit relevant. De geconcentreerde bewoning in samenhang met de wens naar groen, zijn daarin complementaire uitgangspunten.
De drie zomers voor de vorige waren extreem droog, maar de laatste spande wel de kroon met een funeste combinatie van lange droogte en verschroeiende temperaturen. Die combinatie heeft een enorme schade aangericht op alle daken waar geen water voorhanden was, hetzij als retentielaag of hetzij als vorm van bovenliggende irrigatie.
Retentiedak
Bij elk nieuw project vragen we aan bouwheren, architecten en ingenieurs om met platte daken te werken. Zo kan je een retentiedak voorzien, waarbij een kunstmatige watertafel op het dak wordt geinstalleerd. Dat systeem laat toe om bij te vullen als dat nodig is. Een retentiedak is ongetwijfeld een betere garantie voor overbrugging in droogte- en hitte-omstandigheden. Het WTCB onderschrijft inmiddels dit systeem met een specifieke nota die ze in die zin hebben uitgevaardigd.
Dat retentiedak behoudt zijn water als voorraad voor de erboven groeiende planten door middel van een krattenysteem dat een aantal centimeters water vasthoudt, water dat via een geïntegreerd capillair systeem het water naar boven laat stijgen, waardoor de onderste laag van het substraat vochtig geraakt, die planten in de zoektocht naar vocht grotere overlevingskansen garandeert.
Er zijn dus twee fundamentele componenten om een dak te laten slagen: waterbeschikbaarheid en droogteminnende vegetatie.
Naturalistische beplanting
De andere te ontwikkelen toolbox voor een landschapsarchitect is plantenkennis. Hoe meer droogteresistent beplanting is, des te lager het benodigde volume water. Van de meeste planten die droogtebestendig zijn, kennen we al een aardige lijst. Expositie, substraat-dikte en waterhoudend vermogen van dat substraat spelen zeker ook een rol. Maar de keuze van planten is primordiaal.
Natuurlijke situaties zoals ze zich op daken afspelen zijn er bij ons zo goed als niet. Behalve bij zeldzame situaties in de Ardennen, waar substraat zich ophoopt op rotsen. Daarom is inheemse beplanting op daken een lagere prioriteit. De planten die we inzetten zijn in hoofdzaak planten die uit een vorm van steppe-vegetatie afkomstig zijn. De temperatuurspanning op die daken is dan ook zoals op steppes zeer extreem: zeer koud en onbeschut in de winter en verschroeiend in de zomer. Het moeten dus diehards zijn die het daar uithouden.
We pakken dit alsmaar meer aan als een proces dat we in gang steken. We maken een mix van een aantal van die “diehards” en laten die het Darwin-gewijs onder elkaar uitzoeken. Zo kom je bij een naturalistische beplanting. Er ontstaat een natuurlijke dynamiek waarbij alles beweegt. Bepaalde soorten vallen uit, anderen daarentegen neigen de zaak te domineren. Op dat moment is er dan enige bijsturing van doen, door vakmensen met specifieke kennis van zaken. Dit principe passen we ook toe op regentuinen (bioswales). Dit zijn beplante wadi’s waar het water wordt gebufferd, of al dan niet infiltreert.
De keuze van soorten is ook esthetisch bepaald. Zoniet kan je het dak laten verwilderen, maar dan nog moet je ingrijpen om de houtachtigen eruit te halen die de dakbedekking zouden kunnen beschadigen. De esthetiek van “echt” wilde natuur wordt ook zelden gesmaakt. Die esthetiek creëert dus een draagvlak voor gebruiker of bewoner. Trouwens: esthetische beplanting moet niet noodzakelijkerwijs inboeten als het over biodiversiteit gaat. Het komt er dus op neer om iets aan te sturen, dat er zowel goed uitziet en ook nog eens ecologisch relevant is.
Door dit naturalistisch proces krijg je een kleurige wemeling van een diverse beplanting die een hoge biodiversiteitskoppeling heeft, waar insecten en vogels massaal op interageren. Minimale watergift door juiste plantenkeuze en een procesmatige aanpak waarbij men “onderhandelt” met de natuur zijn volgens ons the way to go voor dakgroen, mits alle technische – en onderhouds-parameters worden gerespecteerd.
En last but not least is daar het evacueren van biomassa. Je kan je moeilijk voorstellen dat de hovenier van dienst door de living van een luxueuze unit moet passeren om zijn afgeknipte biomassa te verwijderen. Daarom voorzien we alsmaar meer klassieke katrol-systemen die via big-bags die afgeknipte plantendelen probleemloos kunnen neerlaten.
Naturalistische daktuinen zijn volgens ons dus the way to go, mits het zorgvuldig inpassen van de juiste onderhouds- en technische parameters.