Op 14 en 15 februari werd het Palais des Droits, een voormalig kantoorgebouw in Brussel, op een chaotische manier ontruimd. Meer dan vier maanden bood het pand onderdak aan een heterogene gemeenschap die echter een gemeenschappelijke eis voor menswaardige huisvesting in de stad deelde. Met haar belofte om alle bewoners na de ontruiming opvang te bieden, leek het Brusselse Gewest te breken met een traditie waarbij mensen worden behandeld volgens hun legale status en per verantwoordelijke overheidsinstantie in plaats van op basis van hun (woon)noden.
Nu enkele weken later is het niettemin duidelijk dat een omvangrijke groep bewoners uit het Palais des Droits helemaal geen opvang heeft gekregen. Daarnaast heeft het opvangprobleem zich simpelweg verplaatst naar andere plaatsen in Brussel, onder meer op de brug vlak voor het aanmeldcentrum in het Klein Kasteeltje (waar bovendien al voor de bewoning van het Paleis mensen verbleven, maar zij werden niet opgehaald door bussen, wat zowel het opportunisme als de totale willekeur van het opvangbeleid aantoont).
Sommigen mensen die in het Paleis verbleven, kwamen bovendien nooit in aanmerking voor opvang (zoals uitgeprocedeerde asielzoekers of zij die vallen onder het Dublin-protocol) en riskeren door de ontruiming nog maar eens door de mazen van de bureaucratie te vallen. Voor hen wordt dit waarschijnlijk een nieuwe episode van uitsluiting, een die van meet af aan werd aangewakkerd door een berichtgeving die de ‘krakers’ van het Paleis linkte met criminaliteit, ziekte en drugs. Wat de tijdelijke bewoners echter typeerde, was in de eerste plaats dat hun recht op huisvesting (en asiel) werd geschaad en dat zij in het Paleis een tijdelijk toevluchtsoord vonden om te ontsnappen aan dakloosheid.
TALLOZE LEGE OPENBARE GEBOUWEN
Het Paleis ligt langs de koninklijke boulevard die loopt van het Justitiepaleis en de Koningsstraat tot de Paleizenstraat. De stedelijke as is geflankeerd door talloze lege openbare gebouwen. Het verwondert dan ook niet dat de strijd voor het recht op wonen zich net hier meermaals manifesteerde. Vier van de meest iconische bezettingen van leegstaande gebouwen van de afgelopen twee decennia liggen op deze as: het Paleis is de laatste in lijn, na de elf jaar durende bezetting van ‘123', de Gesù-kerk, en de recente bezetting van de Koningsstraat 312.
Ironisch genoeg staat het Paleis niet alleen ruimtelijk maar ook symbolisch tegenover het idee van recht en rechtvaardigheid dat het Justitiepaleis uitdraagt. De bezettingen maken de connectie tussen de opvang- en wooncrisis in Brussel zichtbaar, alsook de impasse waarin we verzeilen als accommodatie in het kader van asiel en migratie enerzijds en huisvesting anderzijds op verschillende bestuurlijke niveaus worden beslecht. Terwijl minister van asiel en migratie De Moor het belang benadrukt van structurele hervormingen voor sterkere grenzen, snellere procedures en een verbeterd terugkeerbeleid, stellen wij dat structurele hervormingen noodzakelijk zijn die de oorzaken aanpakken die zowel leegstand als dakloosheid creëren. Daartoe dient een beleid gevoerd te worden over de versnipperde bevoegdheden heen en bij voorkeur op niveau van de stad.
BELANGRIJKE ROL VOOR ARCHITECTEN
Geaffilieerd met het Departement Architectuur (KU Leuven) en met het Paleis als buur van een van onze campussen, vinden we dat architecten een belangrijke rol kunnen spelen bij het verbeelden van een nieuw stedelijk project van gastvrijheid en rechtvaardigheid. Deze verbeelding ontbreekt momenteel volledig. Zelfs een leegstaand openbaar gebouw als het Paleis, dat eigendom is van een sociale-huisvestingsmaatschappij, kon bij de bevoegde instanties niet de verbeeldingskracht opwekken om leegstand in te zetten als opportuniteit om groeiende dakloosheid aan te pakken en dit los van statuut en over de versnipperde bevoegdheden heen. Het gebouw werd (gedwongen) ontruimd, terwijl het de bedden biedt die Fedasil tekortkomt en het dak boven het hoofd dat de vele daklozen in Brussel niet vinden. De Oekraïense crisis heeft nochtans getoond dat vernieuwende oplossingen voor asielopvang mogelijk zijn. Deze oplossingen zijn echter selectief in hun doelgroep en, zoals Boie en De Cauter eerder op merkten, is zelfs de innovatieve mobilisatie van huisvestingsactoren in het geval van Oekraïense asielzoekers niet structureel en van korte duur.
Tijdelijke bezettingen, zoals het geval was voor het Paleis, vormen een voor de hand liggend, zij onvolmaakt antwoord op de vraag naar een gastvrije stedelijke toekomst. Zij tonen ook de grote lacunes in de (politieke) architectuur van huisvesting, zorg en opvang. Hoewel de bevoegdheden van de staat versnipperd zijn in een land als België, bieden leegstaande (openbare) gebouwen in Brussel de beste mogelijkheden om een ‘architectuur van de staat’ te creëren gestoeld op gastvrijheid in plaats van vijandigheid. Daarbij kan worden gebouwd op de vele inspanningen van ngo’s, middenveldorganisaties en burgers in plaats van deze af te breken.
ONTWERPEN VANUIT EEN RECHTVAARDIGHEIDSPERSPECTIEF
Als architecten betogen we dat het tijd is om een permanente infrastructuur voor tijdelijk verblijf te creëren voor wat ten onrechte wordt benoemd als een tijdelijke crisis. Van kritisch én ruimtelijk denken in permanente en duurzame termen lijkt vooralsnog geen sprake als we zien hoe Fedasil zijn capaciteit om de zoveel jaren opbouwt en weer vernietigt of als we moeten vaststellen dat de Humanitaire Hub in Brussel opnieuw zal moeten verhuizen. Het Brusselse Gewest is er met het Paleis dan wel in geslaagd om op een chaotische, maar relatief vreedzame wijze een explosieve situatie te ontmantelen waarvan ze, misschien terecht, voelde dat ze elk moment in haar gezicht kon ontploffen. De geboorte van een lange termijnplan waarin duurzaam en structureel wordt omgesprongen met middelen om de meest kwetsbare stedelingen (tijdelijk) te huisvesten op basis van hun sociaal-ruimtelijke noden in plaats van hun status is nog niet in zicht.
Als we zouden ontwerpen vanuit een rechtvaardigheidsperspectief, wat we in tal van onderzoeks- en onderwijsprojecten betrachten, dan zou snel blijken dat het Paleis in feite een ideale omgeving is om te experimenteren met innovatieve woonvormen. In alle stadia van het ontwerpproces zou kunnen worden samengewerkt met de betrokken gemeenschappen via de organisaties die reeds lang erkende en diepgaande banden met hen hebben opgebouwd. Het Paleis zou een pilootproject kunnen zijn voor een stad als Brussel die zich wil tonen als leefbare en verdraagzame stad. Met een beetje verbeelding zou op deze plek de kiem kunnen worden gepland van een inclusieve stedelijke infrastructuur die onderdak biedt aan mensen met en zonder burgerschap en de broodnodige continuïteit in hun gefragmenteerde huisvestingstrajecten. Willen we het zien?
Auteurs: Viviana d’Auria, Luce Beeckmans, Tasneem Nagi, Heleen Verheyden, Céline Drieskens, Aikaterini Anastasiou, Jeroen Stevens, Isabelle Benoit, Dounia Salamé / Departement Architectuur, KU LEUVEN (Faculteit Architectuur & Faculteit Ingenieurswetenschappen)