Geert Blervacq, partner – architect bij BURO II & ARCHI +I, neemt in alert de duurzaamheidscriteria onder de loep. “Op onze planeet is duurzaam omgaan met bebouwde en/of onbebouwde ruimte vandaag een evidentie, maar daarom wordt het nog niet consequent toegepast of kan er een discrepantie zijn tussen het beleid en de realiteit.,” stelt hij.
"Duurzaamheidscriteria zijn per definitie tijdelijk van aard, het zijn criteria die in het leven geroepen worden als basis voor maatregelen die de evolutie van onze planeet mogelijk maken in een sociaal-maatschappelijk (People), een globaal (Planet) en een economisch (Profit) kader.
Ze zijn gebonden aan de evolutie van onze kennis, de evolutie van de wetenschap, de demografische verschuivingen, het verhogen van het aantal verplaatsingen op de aarde, het verminderen van het aantal verplaatsingen met de auto in de stad, het verplaatsen van de zware industrie naar de industriegebieden, het vergroten van onze kenniseconomie, de nieuwe kenmerken van de bevolking (verjonging, met nieuwe gezinsmodellen), nieuwe culturen, de stijging van de energiekosten op wereldschaal, de ontwikkeling van opkomende landen (Brazilië, Rusland, India, China – BRIC), de Arabische Lente en de gevolgen daarvan, de stad als nieuwe speler in een netwerk van steden … en zo kunnen we nog een zeer lange opsomming maken van factoren die de definitie van duurzaamheid beïnvloeden en bepalen.
Uit de lijst van bovenstaande indicatoren stellen we een constante vast, met name de invloed van de macroschaal die dermate evolueert en de beleidskeuzes die we moeten maken op nationaal, (trans)regionaal en lokaal niveau.
Ruimtelijke ordening en masterplanning zijn bijgevolg de eerste schakels in dit proces. Op onze planeet is duurzaam omgaan met bebouwde en/of onbebouwde ruimte vandaag een evidentie maar daarom wordt het nog niet consequent toegepast of kan er een discrepantie zijn tussen het beleid en de realiteit.
De beleidsplannen moeten duidelijke randvoorwaarden scheppen waaraan de investeerders, particulieren en publieke instanties een invulling kunnen geven. Het spel van vraag en aanbod is bijgevolg ook in dit proces een bepalende factor. Beleidsplannen moeten daarom flexibiliteit en evolutie toelaten.
Een ‘duurzame aanpak’ vraagt om een strategische langetermijnsvisie voor de gebouwen en dit geldt ook bij reconversieprojecten. Het doel is om te voldoen aan de behoeften van de huidige generaties en tegelijk een meerwaarde te creëren voor de toekomstige generaties.
We stellen bijvoorbeeld een belangrijke evolutie vast in België en in Europa in de industriële sector. De oude industriesites met de vervuilende industriële activiteiten of andere productie-activiteiten zijn uit ons land of zelfs uit Europa getrokken en/of zijn verplaatst naar specifieke zones (bijvoorbeeld bedrijventerreinen en havengebieden). Historisch gezien bevindt dit patrimonium zich vaak in of aan de rand van de stad. De herbestemming laat bijgevolg toe om op die plekken te verdichten of de steden/de stedelijke gebieden een uitbreiding te geven zonder in te boeten op de bestaande open ruimte.
Al te vaak laten we die zones onbeheerd achter omdat er een grote hypotheek op rust door de aanwezige grondvervuiling, de aanwezigheid van asbest, e.d.. Het saneren van deze gronden en gebouwen is een noodzaak en vaak een zware economische kost. Dit laatste mag evenwel geen reden zijn voor ‘wanbeleid’. Met een participatie van de overheid en privékapitaal kunnen hiervoor oplossingen gevonden worden. De reconversie naar bijvoorbeeld woongebieden, schoolgebouwen, recreatie,… wordt vandaag gekoppeld aan strenge eisen waaraan moet voldaan worden. De techniek en de kennis voor sanering bestaat en vraagt een aanzienlijke financiële inspanning van de investeerder en de kopers.
Als we inzoomen op de duurzaamheidscriteria voor het bestaande patrimonium (lees: bestaande gebouwen) stellen we vast dat er ook hier geen eenduidige wetenschap is om over te gaan tot reconversie mét de implementatie van de verschillende normeringen; het is een zoektocht naar een gezond evenwicht van behoud versus aanpassing. Het is dan ook belangrijk dat het beleid deze nuances kan toelaten. Bij geklasseerde gebouwen moeten bepaalde normeringen –onder andere brandveiligheid, EPB en toegankelijkheid,…- minder strikt toegepast worden. Het is evenwel niet het geval bij waardevolle gebouwen die niet op de lijst van geklasseerde bouwwerken opgenomen zijn. De herbestemming en de strikte naleving van de huidige duurzaamheidscriteria zijn in deze gevallen geen evidentie.
Een reconversieproject verschilt in het “ontwerpproces” niet van een nieuwbouwproject. De herbestemming van een site of van een gebouw vraagt evenwel bijkomend onderzoek en analyse omdat met de bestaande toestand rekening gehouden moet worden. Ook op de te behouden “structuren en materialen” moeten de duurzaamheidscriteria en de -principes afgewogen worden alvorens een onderbouwde beslissing te kunnen nemen. Alle randvoorwaarden staan nooit los van elkaar, er bestaat steeds een direct of indirect verband. Hoewel er methoden uitgewerkt zijn om deze af te wegen, blijft het een subjectieve materie die niet in een wetenschappelijke stramien kan vervat worden.
Duurzaamheid is evenwel geen hol begrip, maar wel een zeer breed begrip. Het is een complex netwerk van criteria die met elkaar in verband staan en/of met elkaar in verband moeten gebracht worden, getoetst aan de 4e dimensie “tijd”: tijd in functie van het gebruik, maar ook in functie van terugverdientijd."