Het mag historisch genoemd worden dat in 2024, 85 (!) jaar na de wet van 20 februari 1939, die het inschakelen van een architect voor een bouwvergunning verplicht maakte, de Belgische architectenorganisaties met een gezamenlijk actieplan op de proppen komen. Eindelijk. Proficiat alvast. En dan zijn de verwachtingen uiteraard hooggespannen. Onterecht, want er wordt weer weinig ‘in ’t eigen hert’ gekeken.
Om de oplopende kosten, de stijgende rentevoeten en de problematische vergunningen te remediëren willen de architecten “een cruciale rol als innovator, partner en raadgever” opeisen in functie van “een hoogwaardige en kwalitatieve architectuur en leefomgeving” en dit door “in elk ruimtelijk en stedelijk ontwerp mens en natuur als uitgangspunt te nemen”. Goed zo.
Maatregel 1? De consument effectiever beschermen door de aansprakelijkheid tussen aannemer en aannemer beter te verdelen. Een pleidooi pro domo dus.
Maatregel 2? Kort samengevat: 6% op alles, ook op erelonen. Een pleidooi pro domo dus.
Maatregel 3? Geen ontwerpen meer vragen en correcte vergoedingen in de aanbestedings- of wedstrijdfase. Een pleidooi pro domo dus.
Maatregel 4? Meer overheidsinvesteringen in ontwerpend onderzoek en experimenten. Een pleidooi pro domo dus.
Maatregel 5? Een beter vergunningenbeleid dankzij een duidelijke ruimtelijke visie bij steden en gemeenten en dankzij meer mogelijkheden tot verdichting. En dan breekt mijn klomp.
Nogal wiedes want wat lees ik niét? Een duidelijk engagement van architecten om niet meer te doen wat niet meer ‘van doen’ is, om te weigeren wat niet strookt met de ambities van het gezamenlijk actieplan. Weigeren nog deel te nemen aan vernederende en kostelijke ontwerpwedstrijden (op die nagel klop ik al jàààren). Weigeren nog te ontwerpen aan bouwsels op slechte locaties (slecht omdat ze problematisch zijn qua voorzieningenaanbod, mobiliteit, overstromingsgevoeligheid, verharding, …). Weigeren nog te werken voor opdrachtgevers met té duur betaalde gronden, die de architect tot oversizing en overcompactering dwingen, zodat de architect zélf verdichting als instrument in een kwaad daglicht stelt.
Zo’n duidelijk engagement kan architectuur weer een maatschappelijke kwaliteitsgarantie geven, die tegenspreekt dat de architect vooral de dienaar is van beperkte belangen van een bouwheer, die niet wakker ligt van collectieve verantwoordelijkheden zoals leefbaarheid, betaalbaarheid, duurzaamheid, klimaatrobuustheid, …, kortom van al die ambities, die architecten blijkbaar graag in een actieplan onderschrijven.