“De nieuwe gemeentebesturen kunnen het flink beter doen”, schrijven Tom Coppens en Guy Vloebergh, beiden als expert ruimtelijke planning verbonden aan UAntwerpen.
De krant De Standaard schreef recent dat haast 1 op de 8 burgemeesters banden heeft met de vastgoedsector. Anekdotes van omgevingsambtenaren schetsen een somber beeld over belangenvermenging. De bevindingen stroken met eerder onderzoek. In een bevraging aan een representatief staal van omgevingsambtenaren vorig jaar bleek dat net niet de helft van de respondenten een vermoeden heeft van belangenvermenging in zijn gemeente. Onderzoek van collega’s aan de KU Leuven toonde dat er niet alleen sprake is van belangenvermenging bij de beoordeling van lokale dossiers, maar ook bij de opmaak van regelgeving in het parlement.
Schandalen stapelen zich op en dat verbaast ons niet eens. De afgelopen jaren heeft het beleid de kat steeds dichter bij de melk gezet. Lokale besturen hebben veel autonomie gekregen in de ruimtelijke ordening om af te zijn van de bemoeienis van “Brussel”. Zo werd het toezicht van de gewestelijke ambtenaren op vergunningsbeslissingen systematisch afgebouwd, opdat lokale besturen de handen vrij zouden hebben in de vergunningverlening. Ook de handhaving werd naar lokale besturen doorgeschoven. Maar lokale besturen hebben onderschat welke verantwoordelijkheden daarbij komen kijken. Een goed vergunningenbeleid vereist niet alleen voldoende lokale capaciteit met bekwame ambtenaren, maar evenzeer een voldoende grote afstand tussen beleidsmakers en aanvragers.
Die twee voorwaarden zijn er in veel gevallen niet. Zo besliste Vlaanderen een tiental jaar geleden dat lokale omgevingsambtenaren niet langer een masterdiploma nodig hebben om te kunnen oordelen over vergunningen, mede onder druk van lokale besturen die niet de middelen hebben om hooggeschoold personeel in dienst te houden. De omgevingsambtenaar blijft een knelpuntberoep. Want hoe krijgen we onze studenten gemotiveerd om te werken voor een klein lokaal bestuur, als belangenvermenging zo vaak onder de aandacht komt? Onder het mom van het primaat van de politiek worden adviezen van ambtenaren ook gemakkelijk opzijgeschoven. Een bestuur hoeft zelfs het advies van de ambtenaar over een vergunning niet langer op te nemen in de uiteindelijke beslissing.
Lokale besturen, zeker in kleinere gemeenten, staan dicht bij de burger en ruimtelijke ordening wordt vaak als instrument voor dienstbetoon gebruikt. Veel schepenen en burgemeesters hebben een ‘spreekuur’ waar ze beloften aangaan die vaak de toets van de wettigheid niet doorstaan. Politiek is de kunst van iemand anders nee te laten zeggen. Ook al weten schepenen of burgemeesters vaak dat ze in een grijze zone zitten, dan nog loont het om te beloven.
Ook op het vlak van de handhaving is die nabijheid vaak problematisch. Welke schepen wil nu hard optreden tegen een bouwovertreding als hij daar de volgende dag op straat, in de sportclub of op het mosselfeest over wordt aangesproken? Het electorale effect van een ongunstige beslissing over een bouwdossier kan ongemeen groot zijn.
Het (vermeende) gesjoemel leidt tot een vertrouwensbreuk tussen de burger en de politiek en ondermijnt niet alleen onze democratie, het is ook nefast voor onze omgeving, waarbij de opeenstapeling van dubieuze vergunningen leidt tot een volstrekt idiote ruimtelijke orde. Het ondergraaft bovendien het vertrouwen in de bestuurders die het wel goed voor hebben. Die zijn er wel degelijk, want wie het goed aanpakt, weet dat de portefeuille van Ruimtelijke Ordening veel meerwaarde kan creëren voor de samenleving.
Hoe kunnen de nieuwe gemeentebesturen het beter doen? Om te beginnen kunnen we de controle weer aanscherpen. Gemeenten die niet in staat zijn om degelijk vergunningswerk af te leveren, moeten weer onder controle komen van bovenlokale besturen. De vergunningsbevoegdheid ontnemen kan een krachtige impuls geven aan de noodzakelijke fusies van gemeenten.
Vergunningen die de toets van de wettigheid niet doorstaan, moeten meteen geschorst worden door lokale of bovenlokale toezichtsambtenaren. Voer een verplichting in die bepaalt dat omgevingsambtenaren altijd aanwezig moeten zijn op een overleg rond een bouwdossier. Voer een integriteitsbeleid. In Gent wordt het ‘vierogenprincipe’ gehanteerd bij voorbesprekingen en is naast de omgevingsambtenaar ook de leidinggevende altijd present. Zo worden geen beloften gedaan die achteraf juridisch niet haalbaar zijn of die ambtenaren onder druk zetten om de limieten van het wettelijke op te zoeken. En verbied de handel in vastgoed met voorkennis, net zoals handel met voorkennis in aandelen verboden is.
Ook aan de transparantie kan nog gesleuteld worden. Waarom voeren we geen register in van onroerende goederen in eigendom van mandatarissen of hun vennootschappen in de gemeente, zodat burgers meteen inzage krijgen en mogelijke belangenvermenging meteen duidelijk wordt? Op het inzageloket, waar alle lopende bouwdossiers online staan, kan ook aangevlagd worden wanneer een bestuur een beslissing neemt die ingaat tegen het advies van een adviserende instantie of de omgevingsambtenaar. Zo kunnen buren meteen controleren of het bestuur die afwijking wel deftig kan motiveren. Voer tot slot een lobbyregister in net zoals op het Europese niveau, waarbij elke toenadering van belangengroepen tot beleidsmakers wordt vastgelegd en raadpleegbaar is.
Tom Coppens is hoogleraar ruimtelijke planning (UAntwerpen). Guy Vloebergh is gastprofessor ruimtelijke planning (UAntwerpen). Dit opiniestuk verscheen eerder in de krant De Standaard.