OPINIE. Iedereen moet het veld op voor natuurherstel (Jos Ramaekers)

Landbouwers, ­ondernemers en natuurbeschermers hebben uiteindelijk hetzelfde doel, schrijft Jos Ramaekers van Natuurpunt: een ­gezond, levend, klimaatrobuust Vlaanderen waarin alle functies ­samen floreren.

De natuurherstelwet die nu in Europa op tafel ligt en waarover de lidstaten in juni moeten stemmen, stelt sterke targets: de lidstaten moeten 30 procent van hun gedegradeerde eco­systemen herstellen tegen 2030, zelfs 90 procent tegen 2050. Ook in steden moet er meer groen komen. Rivieren moeten opnieuw vrij kunnen meanderen en overstromen. Er komen ­doelen voor bijen en andere bestuivers, akker- en weidevogels, kool­stofrijke landbouwbodems en meer ­natuurlijk beheerde bossen. Gedaan met het eindeloos gedribbel dat niet tot doelpunten leidt. Tijd om vooruit te voetballen.

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat het kan. Onderzoekers stellen dat er in Vlaanderen nog veel werk is aan meer en betere natuur binnen de bestaande, voor natuur bedoelde ­gebieden. Voor ongeveer een kwart van Vlaanderen gelden juridisch ­gezien al Europese en Vlaamse ­natuurhersteldoelen, maar ze worden helaas niet ingevuld zoals het zou moeten. Als we die doelen nu eindelijk grondig aanpakken, samen met niet-gebieds­gerichte opgaven rond waterlopen en waterkwaliteit, dan is het speelveld in Vlaanderen groot ­genoeg om de oppervlaktedoelen van de natuurherstelwet te realiseren. ­Andere sectoren zoals landbouw moeten dus niet massaal terrein prijsgeven bovenop wat al afgesproken is. De voedselproductie komt niet in het ­gedrang. Met de natuurherstelwet zullen de al geldende plannen echt worden uitgevoerd. Omdat de doelen gelden voor de hele Europese Unie en alle lidstaten er verhoudingsgewijs evenveel aan moeten bijdragen, is ­voldoende flexibiliteit verzekerd.

Snippers natuur

De beste tactiek om de bal aan het ­rollen te krijgen is om het speelveld op te delen in duidelijke zones. In regio’s met veel (potentiële) topnatuur ­kunnen we robuuste natuurgebieden creëren die door hun oppervlakte minder kwetsbaar worden voor externe milieu-impact, zoals van stikstof. Die grote natuurgebieden kunnen we naar een ‘goede staat’ brengen, zoals de natuurherstelwet het voorschrijft, met specifieke maatregelen om de ­milieu-impact (vermesting, verdroging, verontreiniging) uit de omgeving te beperken. Dat kan grotendeels door natuur te herstellen in gebieden met een natuurdoel, maar ook, zij het ­beperkter, daarbuiten. We hebben ook daar meer overstromings­­gebieden nodig om ons te beschermen tegen extreme regenval.

Het grote voordeel van die robuuste zones? Grote, verbonden natuur­gebieden in combinatie met een goede milieukwaliteit, zijn minder kwetsbaar. En minder bedreigde natuur leidt tot meer rechtszekerheid voor de economische actoren. Als er voldoende robuuste natuurgebieden zijn, goed verdeeld over Vlaanderen en met elkaar verbonden, dan kunnen we minder streng zijn voor de talloze verspreide snippers natuur elders in Vlaanderen. Het volstaat dan om die in een ‘zo goed als mogelijke staat’ te brengen, zonder strenge beperkingen voor bedrijven in hun buurt. Europa voorziet trouwens in een soepelere ­regeling als je de ‘goede staat’ niet haalt buiten de Speciale Beschermingszones. Ook rond de kleine, ­losstaande natuurgebieden zal de rechtszekerheid en dus ook het ­toekomstperspectief stijgen.

De haven toont hoe het kan

In onderling overleg met alle sectoren moeten we invullen wat die ‘goede staat’ betekent. Uiteraard op basis van wetenschappelijke criteria, goed­gekeurd door Europa. Goed gehandhaafde, ambitieuze, generieke ­milieunormen volstaan. Iedereen heeft toch baat bij propere lucht, ­water en bodem? Die transitie moeten we als Vlaanderen sowieso maken.

Dat die tactiek werkt, is al bewezen in het Antwerpse havengebied. Daar hebben economie en natuur afspraken gemaakt en zones verdeeld. ­Resultaat: duidelijkheid en zekerheid, waarmee iedereen zijn doel­stellingen kan halen. Door een pro­actieve aanpak met een wetenschappelijk ­onderbouwde strategie, krijgt de ­natuur haar vaste plaats in een economisch groeiende regio. De spelers ­geven elkaar de ruimte. Wat in die ­lokale competitie werkt, zal ook op nationaal niveau werken.

Met de vogelrichtlijn uit 1979, de habitatrichtlijn en de kaderrichtlijn water is er al decennialang sterke ­Europese wetgeving, maar eigenlijk werd die nooit omgezet in een overkoepelend plan met heldere doelen en timing. Gevolg: constant trekken en duwen. Van het ene debacle in het andere. Met de natuurherstelwet ­krijgen we de broodnodige verlen­gingen om het nu slim en geïntegreerd aan te pakken.

Het scenario ligt op tafel in Europa. Aan onze coaches om er een tactisch plan van te maken dat werkt voor ons team. De lidstaten moeten zelf hun huiswerk maken over hoe ze de ­natuurherstelwet uitvoeren. We ­moeten het doen met de spelers die we hebben. Elkaar in de ogen kijken. Een goed gesprek voeren in de kleedkamers. En samen het veld op stappen. Wie weet worden we toch nog ­Europees kampioen.

 

Jos Ramaekers is Diensthoofd Beleid bij Natuurpunt. Dit opiniestuk verscheen eerder in de krant De Standaard.

Deel dit artikel:
Onze partners