OPINIE. Jonathan Holslag: "Nederland zorgt bewust voor schaarste op de vastgoedmarkt"

“Onlangs moest ik voor het werk nog eens in Nederland zijn: Den Haag, Breda, Utrecht. En als je dan door die Nederlandse steden wandelt, dan kun je alleen maar besluiten: die Nederlanders hebben het toch wel goed voor elkaar. Laat me er meteen aan toevoegen dat ook onze steden enorm veel troeven hebben en er vaak op vooruit gaan. Maar toch lijken de Nederlanders steeds nét dat tikkeltje meer professionalisme en fijngevoeligheid aan de dag te leggen om hun steden aantrekkelijk te maken. En dat zie je aan de bezoekerscijfers. Maar wat is het geheim van de Nederlandse steden?” Dat is de vraag waar politicoloog Jonathan Holslag een antwoord op tracht te bieden in dit opiniestuk.

Deze column is eerst verschenen in Knack. Architectura kreeg expliciete toestemming van de auteur om de column op haar website te publiceren.

Het geheim van de Nederlandse steden lijkt mij te beginnen met ruimtelijke ordening. Door het strenge beleid organiseert Nederland permanent zijn eigen schaarste op de vastgoedmarkt. Dat leidt ertoe dat vastgoed er veel duurder is, vaak onbetaalbaar zelfs. Voor veel gezinnen is het bezitten van een huis ondenkbaar geworden. Maar het beleid heeft ook voordelen. De nutsvoorzieningen zijn er beter en door de band genomen goedkoper dan in het versplinterde België. Er blijft ook heel veel mooie open ruimte rondom de steden over.

Gezinnen investeren ook meer in hun huizen. Dat zie je: huizen in de centra zijn kleiner en vaak onderverdeeld, maar tot in de puntjes verzorgd. Keurig geschilderde vensters en deuren. Bijzonder goed afgewerkte daklijsten en goten. Dat zijn details, maar ze maken een groot verschil. En dan hebben we het nog niet over de fleurige balkons. Elk stukje grond in de stad is kostbaar en moet een klein paradijs worden. Ofschoon Nederland ook zijn villawijken heeft, zijn er in verhouding tot de welvaart en de bevolking veel minder grote vrijstaande huizen dan bij ons.

Dat maakt dat de gegoede middenklasse de steden minder ontvlucht. Er blijft meer welvaart in de stadscentra hangen en er is meer geld voor het onderhoud van mooie historische gebouwen, of knappe nieuwe architectuur. Je hebt ook minder die typisch Vlaamse situatie waarbij de pastorijbewoners of witte-dozen-eigenaars uit de groene rand met hun subsidieslurpers het centrum in moet en daar ook nog eens verwacht dat er altijd plek is om die wagen kwijt te kunnen.

Nederland draagt ook nog altijd véél beter zorg voor zijn erfgoed. Er is meer geld: zowel van de gezinnen als van de overheid. Als ik alleen al in mijn stad zie hoeveel pareltjes er nog staan te verloederen of worden gedegradeerd tot romantische façade van verbeeldingloze appartementen. En er is meer visie en oog voor detail. Overal merk je dat Nederlandse steden veel gedisciplineerder restaureren en publieke ruimtes inrichten met streekeigen materialen. Neem de gebakken kleiklinker. Dat leidt tot rust, herkenbaarheid en identiteit. Bij ons zoeken steden toch nog heel vaak hun toevlucht tot Portugese graniet, betonklinkers of rivierkades in een of andere tropische houtsoort.

Nederlandse steden hebben ook veel kwaliteitsvol groen. Dat begint met de blauweregen aan de dakgoten, de klimrozen, de perkjes voor privéwoningen. Maar de centra hebben ook mooi water waar erfgoed en natuur elkaar vinden. Kijk naar de grachten in Utrecht. In de historische centra maakt men er zich bij de Noorderburen minder snel af met de betonnen brutaliteit die bij ons nogal populair lijkt. Er lijken ook veel meer grote bomen te zijn die de tijd krijgen om te groeien. En dan is er uiteraard moderne toparchitectuur rondom de historische kernen.

Opnieuw, elke aanpak heeft zijn voordelen en wij hebben ook pareltjes. Maar onze pareltjes blijven teveel eilandjes. En wellicht zijn er drie zaken die we echt van de Nederlanders kunnen leren in het omgaan met stadscentra: trots, discipline en fijngevoeligheid. Eigenlijk zou elke Belgische burgemeester op bezoek moeten bij de Noorderburen.

Deel dit artikel:
Onze partners