Heel leuk, die tiny houses waarover zo enthousiast wordt gesproken, maar ze zijn een schaamlap voor het echte probleem van falend woningbeleid, betoogt Jona van Loenen in een opiniestuk verschenen in De Volkskrant.
Huizenprijzen die in het eerste kwartaal met 15 procent stegen. De gemiddelde prijs voor een bestaand koophuis klom naar 385 duizend euro. En er zijn inmiddels ruim 40 procent meer ‘miljoen’-woningen. En als klap op de vuurpijl is er de stijging van zo’n 3 procent in (gedeeltelijk) aflossingsvrije hypotheken. Je moet immers toch wat, om die maandlasten draaglijk te houden.
Huizenbezitters zijn op de overspannen woningmarkt de spekkopers, starters worden de deur gewezen. Met als gevolg een woningcrisis die de samenleving nu splijt in burgers die wel en niet een huis kunnen kopen.
Zo zakt de woningmarkt steeds verder weg in het drijfzand van een overheid die nalatig is met solide beleid. Bij gebrek aan politieke daadkracht, is daar dan de uitgestoken hand van de slachtoffers zelf. Een groep die, terwijl ze kopje onder dreigt te gaan, zich aan de eigen ellende omhoog trekt door zich vast te klampen aan een laatste reddingsboei: het ‘tiny house’.
Deze minihuisjes schieten als paddestoelen uit de grond. Samen met de stijgende huizenprijzen heeft de coronacrisis, met zijn toegenomen thuiswerken en grotere baanonzekerheid, de grond voor dit soort wooninitiatieven nogal vruchtbaar gemaakt. Overladen met lekker bekkende buzzwords als duurzaamheid en minimalisme, wordt de tiny house movement opgehemeld als een bewonderenswaardige tegenculturele beweging die een oplossing biedt voor de woningnood.
Het is echter een buitengewoon zorgelijke, stockholmsyndroomachtige ontwikkeling, waarbij de slachtoffers die worden gegijzeld door slecht beleid, plots sympathie krijgen voor de uitwassen van hun eigen gevangenschap. Een beweging die zegt een manier te hebben gevonden hypotheekvrij te leven, voor wie geen hypotheek kan kríjgen. En je in staat stelt nooit meer aan één plek gebonden te zijn - voor wie de vaste lasten niet kan dragen. Een beweging die je terugbrengt naar de natuur, als er voor jou in de stad geen plaats is.
Uiteraard kiest een klein deel van de woningzoekenden écht voor een tiny house, maar voor het overgrote deel zijn mensen die in een container wonen domweg genoodzaakt om ‘outside the box’ te denken.
Laten we daarom deze beweging niet ophemelen, maar het beestje bij de naam noemen. Met het verheerlijken van de consequenties zullen we het echte probleem immers nooit aanpakken. Net als goedlopende voedselbanken, is deze beweging niet iets waarop we trots moeten zijn. We moeten ons er kapot voor schamen. We maken die tiny houses veel groter dan ze zijn.
Jona van Loenen is hoofd research bij een fintechonderneming. architectura.be kreeg de toestemming van de auteur om deze column hier te publiceren.