Columnist Marc Dubois trekt van leer tegen de praktijk om zich te associëren met een groot buitenlands bureau om architectuurwedstrijden te kunnen winnen.
Op zaterdag 9 juni had in deSingel de finissage plaats van de tentoonstelling Natura Naturans van Coussée en Goris architecten.
Na de filmvertoning ‘La Obra Secreta’ over de woning van Le Corbusier in Argentinië was er een debat met als gasten Leo Van Broeck (Vlaams Bouwmeester), Olivier Bastin, Phillipe Van Cauteren (Directeur SMAK Gent) en Marc Dubois.
Sophie De Caigny (Directeur VAI) vroeg aan de gasten om als inleiding kort in te gaan op de maatschappelijke rol van de architect.
In deze inleiding benadrukte ik dat van een architect wordt verwacht dat hij de complexiteit van de verschillende randvoorwaarden weet te combineren en dit binnen een multidisciplinaire equipe. De ambitie van de architect is om samen met zijn opdrachtgevers intelligente en goede gebouwen te bedenken en te bouwen. De maatschappelijke rol en positie verandert in een snel veranderende samenleving.
In het verleden moest een architect een politieke kaart en connecties hebben om een grote publieke opdracht te bekomen. Er waren nauwelijks wedstrijden en projecten gingen meestal naar dezelfde bureaus. Door de inzet van velen werd deze trend omgebogen, kregen wij een Vlaamse Bouwmeester in 1999 en een Vlaams Architectuurinstituut. Sinds 1994 heeft Vlaanderen een tweejaarlijks architectuurboek. Recent verscheen de 13de editie en die geeft een beeld van een aantal bijzondere producties.
De architecten moeten anno 2018 constant meedoen aan wedstrijden om een publiek bouwproject in de wacht te slepen en hopen dat hun kandidatuur door de Vlaamse Bouwmeester wordt weerhouden. Om hun kansen te vergroten worden zij bijna gedwongen om zich te associëren met een groot buitenlands bureau. Dit zijn meestal “des mariages de raison”, een “extra joker” om geselecteerd te worden. Tijdens mijn interventie in deSingel merkte ik op dat de samenwerking tussen Coussée & Goris en het Catalaans bureau RCR het resultaat is van jarenlange vriendschap en niet van op jacht te gaan naar gekende namen. Niemand kende RCR twintig jaar geleden, logisch, deze equipe had maar een paar woningen gerealiseerd.
"Dit is geen pleidooi voor gesloten grenzen. Wij moeten terug naar de eerste Vlaamse Bouwmeester bOb Van Reeth die voor de Open Oproep opteerde voor één buitenlands bureau en één zeer jong bureau. Dit is meer redelijk en respectvol ten opzichte van de architectuurscene in Vlaanderen."
Recent koos de Vlaamse Bouwmeester voor een belangrijk cultureel project in Leuven vijf buitenlandse architecten gekoppeld met een “Vlaamse aanhang”. De selectie is: Charcoalblue, eld NV, Sergison Bates architects /COBE ApS, OMGEVING / Henning Larsen Architects A/S / Low architecten, Mecanoo international / OUEST ARCHITECTURE, PRODUCTORA.
Natuurlijk is het niet strafbaar om zich te associëren, maar meestal gaat het om “namedropping” om zijn kandidatuurstelling een internationale status te geven en om zijn CV wat te stofferen. Dat uitvoerende bureaus en zeer jonge equipes op zoek gaan naar “gekende” namen om hun kansen te vergroten wordt met de jaren duidelijker.Moeten wij steeds beroep doen op buitenlandse bureaus om tot kwaliteitsvolle architectuur te komen? Kan de Vlaamse Bouwmeester Leo Van Broeck echt geen bureaus vinden? Het recent Architectuurboek Vlaanderen geeft toch een goede selectie of niet? Geen bureau uit Vlaanderen durft enig weerwerk leveren hiertegen in een open debat omdat het risico bestaat dat men zijn kansen definitief zal verbrodden.
Stel je even voor dat de stad Bordeaux of Rotterdam een wedstrijd uitschrijft en dat de geïnviteerde architecten uitsluitend uit het buitenland komen, met daarbij een paar kleine binnenlandse bureaus als garnituur. Dit is ondenkbaar en zou zware kritiek krijgen. Waarom moet een bureau uit Mexico, Denemarken, Nederland of Engeland komen? Zijn er geen volwaardige bureaus in België die in aanmerking komen voor een dergelijk cultureel project? Wanneer zal de Vlaamse Bouwmeester iets doen om de kansen voor architecten uit Vlaanderen internationaal te promoten?
De hoeveelheid buitenlanders die in Vlaanderen kunnen bouwen wordt nooit gecompenseerd met invitaties die architecten uit Vlaanderen krijgen om deel te nemen aan wedstrijden. Daarbij wordt ook vergeten dat buitenlandse architecten juridisch safe staan en dat de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid wordt gedragen door de ‘plaatselijke’ bureaus. Volgens de regelgeving zijn de Belgische bureaus verplicht om verzekerd te zijn qua beroepsaansprakelijkheid, wat niet geldt voor die buitenlanders.
Dit is geen pleidooi voor gesloten grenzen. Wij moeten terug naar de eerste Vlaamse Bouwmeester bOb Van Reeth die voor de Open Oproep opteerde voor één buitenlands bureau en één zeer jong bureau. Dit is meer redelijk en respectvol ten opzichte van de architectuurscene in Vlaanderen.